ECLI:NL:RBOBR:2025:5758 - Kantonrechter: OR heeft instemmingsrecht bij intrekken van thuiswerkregeling - 15 september 2025
Uitspraak
Essentie
De kantonrechter oordeelt dat het intrekken van een thuiswerkregeling instemmingsplichtig is op grond van artikel 27 lid 1 sub d WOR, omdat het direct de arbeidsomstandigheden wijzigt. De OR had de nietigheid van het besluit tijdig ingeroepen, gerekend vanaf het moment van de mededeling door de Nederlandse bestuurder.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 11775961 \ CV EXPL 25-3639
Vonnis in kort geding van 15 september 2025
in de zaak van
ONDERNEMINGSRAAD VAN CATERPILLAR WORK TOOLS B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, eisende partij, hierna te noemen: de OR, gemachtigden: mrs. R. Huijsmans-Zwijnenburg en S. Geldermans,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidCATERPILLAR WORK TOOLS B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, gedaagde partij, hierna te noemen: Caterpillar Nederland, gemachtigden: mrs. S.H. Janssen en E.A. Glazener.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 18 juli 2025 met producties 1 tot en met 19;
-
de conclusie van antwoord van 28 augustus 2025 met producties 1 tot en met 28;
-
de brief van 29 augustus 2025 van mr. Geldermans met producties 20 tot en met 24; - de mondelinge behandeling van 1 september 2025 om 13:30 uur; - de pleitnota van de OR;- de pleitnota van Caterpillar.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Partijen
2.1. Caterpillar Nederland geldt als ondernemer in de zin van de Wet op de ondernemingsraden (hierna te noemen: WOR) (art. 1 lid 1, aanhef en sub d) en maakt deel uit van het wereldwijde Caterpillar-concern. Caterpillar ontwerpt en produceert zware machines.
2.2. Caterpillar Nederland wordt geleid door de heren [A] (hierna te noemen: [A] ) en [B] (hierna te noemen: [B] ). [A] geldt binnen Caterpillar Nederland als bestuurder in de zin van de WOR (art. 1 lid 1, aanhef en sub e).
2.3. Binnen Caterpillar Nederland is een OR ingesteld. De heer [C] (hierna te noemen: [C] ) is de voorzitter van de OR en hij is tevens co-voorzitter van de Europese Ondernemingsraad (hierna te noemen: EOR) van de Europese tak van het Caterpillar-concern.
Pilot en instemmingsaanvraag Remote Werken
2.4. Sinds 2016 is thuiswerken onderdeel van het personeelsbeleid van Caterpillar Nederland. In dat jaar startte de pilot “Flexible Work Options Office, December 12 2016” met als ingangsdatum 1 januari 2017 en voor de duur van zes maanden. De pilot voorzag in een pakket aan maatregelen om werknemers van Caterpillar Nederland in staat te stellen hun werkzaamheden flexibeler uit te voeren. Als onderdeel van de pilot werd het kantoorpersoneel toegestaan om een deel van de overeengekomen arbeidsduur thuis te werken (indien en voor zover de aard van de werkzaamheden dit toestond en pas na voorafgaande goedkeuring van de leidinggevende).
2.5. Na afloop van de pilot is deze door Caterpillar Nederland geëvalueerd en is besloten om de pilot als zodanig te handhaven.
2.6. De toenmalige bestuurder van Caterpillar Nederland heeft op 14 december 2017 een instemmingsaanvraag ingediend bij de OR voor de implementatie van het flexibel werken, in lijn met de Wet flexibel werken.
2.7. De OR heeft zijn instemming verleend op 18 december 2017. Na implementatie van het flexibel werken werd aan de werknemers de mogelijkheid geboden om de arbeidsuren anders in te richten en er werden regels geïmplementeerd omtrent het opnemen van vakantiedagen bij het flexibel inzetten van arbeids- en rusturen. Ook werden regels ingesteld omtrent overwerken, er werden werkinstructies geformaliseerd omtrent risico-inventarisaties door werknemers in geval van thuiswerken en ook het medisch verlof werd afgeschaft.
2.8. Na structurele implementatie van de pilot is voor de werknemers die structureel en op vaste dagen thuiswerken, nadat zij de daarvoor vereiste goedkeuring te hebben verkregen, dit thuiswerken vastgelegd in een thuiswerkovereenkomst.
De Thuiswerkovereenkomst
2.9. In 2022 heeft Caterpillar Nederland de model Thuiswerkovereenkomst (hierna te noemen: de Thuiswerkovereenkomst) gewijzigd voor de medewerkers die nog niet eerder een thuiswerkovereenkomst waren overeengekomen. Volgens de Thuiswerkovereenkomst hebben de medewerkers geen absoluut recht op thuiswerken en mag Caterpillar Nederland de overeenkomst beëindigen. Voor zover van belang is daarover het volgende opgenomen in de Thuiswerkovereenkomst:
"Het thuiswerken kan te allen tijde door werkgever worden beëindigd, om redenen van uiteenlopende aard (bijvoorbeeld functiewijziging en/of verminderd functioneren). Ook bedrijfsorganisatorische redenen, hetgeen ter beoordeling staat van werkgever, kunnen een reden zijn om de toestemming voor thuiswerken in te trekken (bijvoorbeeld als de minimale bezetting op de afdeling niet langer kan worden gewaarborgd). Indien de leidinggevende of het Lokale leiderschapsteam tot beëindiging over gaat zal dit door de afdeling Human Resources schriftelijk bevestigd worden."
2.10. Voor sommige medewerkers die met Caterpillar Nederland geen Thuiswerkovereenkomst zijn overeengekomen volgt uit hun werkrooster dat zij met Caterpillar Nederland een of meerdere thuiswerkdagen zijn overeengekomen, waarbij dat dan is bevestigd in een brief door Caterpillar Nederland.
2.11. In het Personeelshandboek is voor zover van belang daarover het volgende opgenomen:
"Caterpillar hanteert het flexibel werken, dat betekent flexibiliteit in het tijdstip waarop en de locatie van waaruit wordt gewerkt. Een volwassen arbeidsrelatie tussen leidinggevende en medewerker is een voorwaarde om succesvol te kunnen zijn. Met een volwassen arbeidsrelatie wordt bedoeld: outputgericht, wederzijdse flexibiliteit, gericht op resultaat, wederzijds vertrouwen en uitgaan van verantwoordelijkheid nemen. Thuis werken wordt altijd vooraf door de leidinggevende goedgekeurd."
2.12. Caterpillar Nederland heeft op dezelfde locatie haar productiefaciliteit en haar kantoor, waar gemiddeld 175 werknemers werkzaam zijn. Daarvan zijn 80 werknemers werkzaam in de productie, waarbij in enkele gevallen sprake is van thuiswerken. Op het kantoor in ’s-Hertogenbosch zijn 95 werknemers werkzaam. In totaal zijn er ongeveer 56 werknemers (waarvan 39 met een thuiswerkovereenkomst) die gemiddeld één of meerdere dagen per werkweek thuiswerken. Er zijn tot slot enkele medewerkers die vijf dagen per week thuiswerken, betreffen (grotendeels) buitendienst werknemers die het grootste deel van de werkdag onderweg zijn naar afspraken en (potentiële) klanten.
2.13. Op 6 april 2022 is vanuit het Caterpillar-concern per e-mail gecommuniceerd dat werknemers op vrijwillige basis werden aangemoedigd om weer op kantoor te werken.
2.14. Bij e-mail van 2 oktober 2023 is vanuit het Caterpillar-concern medegedeeld dat alle werknemers verplicht werden om ten minste drie werkdagen per werkweek op kantoor te werken met ingang van 1 januari 2024.
2.15. Op 5 december 2024 werd per e-mail vanuit het Caterpillar-concern medegedeeld dat gebleken was dat de verplichting om drie dagen per week vanuit kantoor te werken niet werd nageleefd en dat naleving van deze verplichting in 2024 voor seniorleaders onderdeel zou gaan uitmaken van ‘de performance cycle’ en voor overige werknemers vanaf 2025.
‘Return-to-Office (hierna te noemen: RtO) beleid’
2.16. Op 9 april 2025 heeft de toenmalige CEO van het Caterpillar-concern aan de medewerkers van het gehele Caterpillar-concern aangekondigd dat zij vanaf 2 juni 2025 alle dagen op kantoor zouden worden verwacht. In het bericht wordt voor zover hier van belang het volgende gemeld:
“Given the current environment we believe it is necessary to return to a Monday through Friday five-days-in-the-office work model. To allow time for employees to effectively adjust this change will begin June 2.
Senior vice presidents will provide additional guidance as appropriate.
As with any company policy adherence to the five-day work model is required and will be taken into account in performance reviews for all employees.”
2.17. De EOR heeft op 22 mei 2025 bij de inmiddels aangetreden CEO van het Caterpillar-concern, de heer [D] , bezwaar gemaakt tegen het bericht van 9 april 2025.
2.18. Daarop is vanuit het Europese management van Caterpillar, het Central Management Committee, bij brief van 3 juni 2025 gereageerd met de mededeling dat het besluit gehandhaafd blijft. Voor zover hier van belang is in de brief het volgende opgemerkt:
"Legal and Contractual Considerations We recognize that in some locations there may be special requirements related to flexible work and engagement with local employee representatives. Please be assured that local leaders will follow all applicable requirements as we work to transition into the five-day in-office work model."
2.19. [A] heeft op 5 juni 2025 het besluit van het Caterpillar-concern mondeling toegelicht in een ‘All Employee meeting’ voor de personeelsleden van Caterpillar Nederland. Daags daaraan voorafgaand heeft [A] ook de OR medegedeeld dat het RtO-beleid in Nederland zou worden doorgevoerd.
2.20. Bij brief van 11 juni 2025 heeft [A] aan de medewerkers met een thuiswerkovereenkomst of een addendum op hun arbeidsovereenkomst met betrekking tot het thuiswerken nader bericht over het RtO-beleid. In deze brief is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
“Naar aanleiding van de e-mailcommunicatie van het Caterpillar Executive Office op woensdag 9 april 2025, schrijf ik om de intentie te bevestigen om het lokale flexibele werkbeleid van Den Bosch in lijn te brengen met de onderneming, waarbij we terugkeren naar een werkmodel van maandag tot en met vrijdag op kantoor. Deze brief is specifiek bedoeld om u te informeren dat uw individuele flexibele werkovereenkomst automatisch wordt ingetrokken op 30 juni 2025 en dat de verwachting is dat u vanaf 1 juli 2025 terugkeert naar een werkmodel op kantoor.”
2.21. De OR heeft bij brief van 20 juni 2025 het besluit van Caterpillar Nederland ten aanzien van het RtO-beleid nietig verklaard. In die brief is voor zover hier van belang het volgende gemeld:
“De ondernemingsraad van Caterpillar vestiging ’s-Hertogenbosch heeft kennisgenomen van het besluit van Caterpillar Inc. om wereldwijd de bestaande thuiswerkregeling in te trekken. Naar aanleiding hiervan delen wij u het volgende mee.
Het genomen besluit is in strijd met de Nederlandse wet- en regelgeving. Conform artikel 27 lid 1 sub e van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is voor wijziging van regelingen op het gebied van arbeidsomstandigheden waaronder thuiswerken instemming van de ondernemingsraad vereist. Deze instemming is niet aangevraagd noch verkregen. Op grond hiervan verklaart de ondernemingsraad het besluit nietig.”
De OR heeft het bestuur van Caterpillar Nederland verzocht de bestaande thuiswerkafspraken en -overeenkomsten voort te zetten en de uitvoering van het RtO-beleid te staken.
2.22. Bij brief van 23 juni 2025 heeft de OR de redenen voor de nietigverklaring nader uitgewerkt en verzocht om de uitvoering van het RtO-besluit op te schorten en alsnog een instemmingsaanvraag bij de OR in te dienen. Diezelfde dag heeft er een bespreking plaatsgevonden met een delegatie van de OR en [A] en de HR-manager van Caterpillar, mevrouw [E] .
2.23. Omdat daarna door de gemachtigde van de OR een kort geding is aangekondigd, heeft Caterpillar Nederland besloten het RtO-beleid uit te stellen.
3 Het geschil
3.1. De OR vordert bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: I. Caterpillar Nederland te verbieden het RtO-besluit uit te voeren, zolang de OR hier niet mee heeft ingestemd conform artikel 27 WOR, en: a. alle voorbereidende en uitvoeringshandelingen, zoals beschreven onder randnummers 33-34 van de dagvaarding, ongedaan te maken, te staken en gestaakt te houden, alsmede, b. al haar medewerkers daarover schriftelijk in te formeren, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 15.000,- per dag of dagdeel dat Caterpillar hieraan niet voldoet, met een maximum van € 1.500.000,-, dan wel een in goede justitie te bepalen dwangsom en maximum; II. iedere andere voorziening te treffen die in goede justitie passend wordt geacht en die recht doet aan de belangen van de OR; III. Caterpillar Nederland te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2. De OR legt aan de vordering het volgende ten grondslag:
Primair:
3.2.1. Het RtO-besluit is instemmingsplichtig op grond van de WOR. Artikel 27 lid 1, aanhef en sub d WOR schrijft voor dat de ondernemer instemming van de OR behoeft voor elk voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Het gaat hierbij "om alle regelingen op het gehele terrein van het arbeidsomstandighedenbeleid van het bedrijf”. Thuiswerken is zo'n arbeidsomstandigheid, die direct invloed heeft op werkdruk en werk-privébalans en daarmee op de psychosociale arbeidsbelasting (art. 1 lid 1 Arbeidsomstandighedenwet). Een regeling die bepaalt waar men werkt, bepaalt immers ook hoe men werkt. Daarmee maakt het deel uit van het bredere arbeidsomstandighedenbeleid (art. 3 lid 2 Arbeidsomstandighedenwet). Het RtO-besluit strekt ertoe de bestaande regeling - het Flexible Work Options Arrangement - in te trekken, waarin concrete afspraken zijn gemaakt over de locatie van het werk, de inrichting van de werkplek en de verdeling van het werk tussen thuis en kantoor. Daarmee raakt het besluit rechtstreeks aan de arbeidsomstandigheden van medewerkers, waaronder hun werkdruk, werk-privébalans en psychosociale arbeidsbelasting. Het RtO-besluit is dus naar zijn aard en strekking instemmingsplichtig. Het RtO-besluit is overigens ook op andere gronden instemmingsplichtig:
aanstellingsbeleid (artikel 27 lid 1, aanhef en sub e WOR).
- Verder kwalificeert het besluit ook als regeling op het gebied van de
personeelsbeoordeling (artikel 27 lid 1, aanhef en sub g WOR).
3.2.2. Zelfs als het RtO-besluit niet onder art. 27 lid 1 WOR zou vallen, dan nog heeft de OR instemmingsrecht. Blijkens vaste rechtspraak is de wijziging van een regeling waarvoor de ondernemer de OR eerder om instemming heeft verzocht, opnieuw instemmingsplichtig. De OR wordt dan geacht een bovenwettelijk instemmingsrecht te hebben verkregen bij wijze van ondernemingsovereenkomst (art. 32 lid 2 WOR). Dat bovenwettelijk instemmingsrecht blijkt ook uit het personeelshandboek, waarin het recht op thuiswerken is opgenomen. Verder blijkt ook dat het handboek is gewijzigd “in overleg en met instemming van de Ondernemingsraad”. Als de OR bij wijze van ondernemingsovereenkomst extra (bovenwettelijke) instemmingsrechten heeft gekregen, gelden zijn wettelijke rechten onverkort. De bepalingen van art. 27 lid 4 tot en met 6 WOR zijn van overeenkomstige toepassing (art. 32 lid 4 WOR).
3.2.3. De OR kan zich op de nietigheid van een instemmingsplichtig besluit beroepen, indien de ondernemer dit besluit zonder de vereiste instemming van de OR heeft genomen. Dat heeft de OR tijdig gedaan. Gevolg hiervan is dat de OR de kantonrechter kan verzoeken Caterpillar Nederland te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het RtO-besluit (art. 27 lid 6 WOR). In de onderhavige kortgedingprocedure kan elke voorziening worden getroffen, waaronder begrepen het eventueel ongedaan maken van reeds verrichte handelingen.
Subsidiair:
3.2.4. De OR heeft op grond van art. 28 jo. art. 36 WOR, een zelfstandig vorderingsrecht. De OR kan zowel als belanghebbende als namens de medewerkers van Caterpillar Nederland nakoming vorderen van de geldende arbeidsvoorwaarden binnen de onderneming. Het recht op thuiswerken is een arbeidsvoorwaarde. Dit is ook in het Personeelshandboek opgenomen. Een werkgever kan een arbeidsvoorwaarde niet zomaar eenzijdig wijzigen. Daarvoor is ofwel een eenzijdig wijzigingsbeding ex art. 7:613 BW nodig, ofwel de werkgever moet een voorstel doen conform de Stoof/Mammoet-doctrine. In beide gevallen zal Caterpillar Nederland moeten aantonen dat zij zwaarwegende redenen heeft om de arbeidsovereenkomst te wijzigen. Hetgeen Caterpillar Nederland daarvoor heeft aangevoerd is onvoldoende. Verder zijn de belangen van de medewerkers niet in acht genomen.
3.3. Caterpillar Nederland voert – samengevat – het volgende verweer:
3.3.1. De OR heeft de nietigheid van het besluit van Caterpillar te laat ingeroepen, dus de OR dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De OR kan ex art. 27 lid 5 WOR slechts een beroep doen op de nietigheid van een besluit binnen een maand nadat de ondernemer het besluit heeft medegedeeld of, bij gebreke van een mededeling, binnen een maand nadat het de OR is gebleken dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit. Nu Caterpillar geen schriftelijk besluit heeft genomen, moet worden uitgegaan van het moment waarop het de OR bleek dat Caterpillar het besluit zou uitvoeren, te weten 9 april 2025. Pas op 20 juni 2025 heeft de OR de nietigheid van het besluit ingeroepen.
3.3.2. Het besluit van Caterpillar om het thuiswerken af te schaffen is noch een regeling op het gebied van arbeidsomstandigheden, noch een arbeids- en rusttijdenregeling, noch een regeling op het gebied van het aanstellings-, ontslag- of bevorderingsbeleid, terwijl het ook evident geen regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling is. Caterpillar handelt aldus niet in strijd met de WOR door haar thuiswerkbeleid zonder voorafgaande consultatie van de OR af te schaffen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Tussen Caterpillar Nederland en de OR bestaat een verschil van inzicht over het bestaan van een instemmingsrecht van de OR met betrekking tot het intrekken van het thuiswerkbeleid door Caterpillar Nederland. Caterpillar Nederland heeft geen instemming gevraagd en de OR stelt dat dit wel had gemoeten. In dit kort geding dient allereerst te worden beoordeeld of de OR een spoedeisend belang heeft om een voorlopige voorziening op dit punt te vragen en daarnaast is voor toewijzing van een vordering in kort geding vereist dat de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.2. De OR heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen nu Caterpillar Nederland (in eerste instantie) had aangekondigd het (volgens de OR nietige) besluit al per 1 juli 2025 uit te voeren. De inwerkingtreding van het besluit heeft Caterpillar Nederland inmiddels uitgesteld, maar zij weigert de OR om instemming te vragen en het uitgangspunt van Caterpillar Nederland blijft dat het RtO-besluit kan worden uitgevoerd, ongeacht of de OR daarmee heeft ingestemd of niet. Gelet daarop, is sprake van een spoedeisend belang.
Ontvankelijkheid
4.3. Het meest verstrekkende verweer van Caterpillar Nederland houdt in dat de OR niet tijdig de nietigheid heeft ingeroepen van het door Caterpillar genomen besluit.
4.4. Indien de ondernemer een besluit neemt zonder de vereiste instemming van de OR, dan kan de OR de nietigheid van dat besluit inroepen. De OR kan op grond van artikel 27 lid 5 WOR slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat hetzij de ondernemer hem zijn besluit overeenkomstig de laatste volzin van het tweede lid heeft meegedeeld, hetzij - bij gebreke van deze mededeling - de OR is gebleken dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
4.5. De kantonrechter is van oordeel dat de OR tijdig de nietigheid van het besluit heeft ingeroepen. Anders dan Caterpillar Nederland is de kantonrechter van oordeel dat de mededeling van bestuurder [A] aan de OR op 4 juni 2025, inhoudende dat Caterpillar Nederland het op 9 april 2025 door de CEO van het Caterpillar-concern geformuleerde RtO-besluit zou gaan uitvoeren, moet worden aangemerkt als het besluit in de zin van artikel 27 lid 5 WOR en dus niet de mededeling van 9 april 2025 van de CEO van het wereldwijde Caterpillar-concern. De CEO van het Caterpillar-concern kan namelijk niet worden aangemerkt als de ondernemer in de zin van art. 1 lid 1 sub d WOR en een mededeling vanuit het Caterpillar-concern kan daarom ook niet worden aangemerkt als een besluit of mededeling van de Nederlandse bestuurder als bedoeld in art. 27 lid 5 WOR.
4.6. Dit zou mogelijk anders kunnen liggen als Caterpillar Nederland had onderbouwd dat het de bestendige lijn binnen de gehele Caterpillar-groep was dat vanuit het Caterpillar-concern beslissingen werden genomen die vervolgens door de dochtermaatschappijen, waaronder de Nederlandse Caterpillar-tak, onverkort werden uitgevoerd. Caterpillar Nederland is daarin echter niet geslaagd. Zo heeft de CEO van het Caterpillar-concern immers al op 6 april 2022 per e-mail gecommuniceerd dat werknemers op vrijwillige basis werden aangemoedigd om weer op kantoor te werken en is er bij e-mail van 2 oktober 2023 vanuit het Caterpillar-concern medegedeeld dat alle werknemers verplicht werden om ten minste drie werkdagen per werkweek op kantoor te werken met ingang van 1 januari 2024. Door [A] is ter zitting desgevraagd toegelicht dat die besluiten vervolgens mondeling werden toegelicht in verschillende meetings en dat er door de betreffende leidinggevenden op werd gehandhaafd, maar dat is uit niets gebleken. Integendeel: uit het overzicht dat Caterpillar Nederland heeft overgelegd waarin is toegelicht hoeveel van de werknemers op welke dagen per week thuiswerken, blijkt immers dat verschillende werknemers nog steeds drie, vier of zelfs vijf, en dus meer dan twee dagen per week, thuiswerken. Dat gold dus ook na de e-mail van 5 december 2024. Op de mondelinge behandeling is desgevraagd door Caterpillar Nederland medegedeeld dat deze e-mail van 5 december 2024 niet heeft geleid tot een aanpassing van de ‘performance cycle’ en er is ook niet gesteld dat er naar aanleiding van deze mededeling andere stappen zijn ondernomen. Aan eerdere besluiten vanuit de Caterpillar-groep inzake het thuiswerkbeleid is dus kennelijk door Caterpillar Nederland nooit (volledig) uitvoering gegeven. De OR hoefde er naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet van uit te gaan dat het op 9 april 2025 door de CEO van Caterpillar ingezette RtO-beleid automatisch ook in Nederland zou worden geïmplementeerd en uitgevoerd.
4.7. De kantonrechter acht het derhalve aannemelijk dat de berichtgeving vanuit het Caterpillar-concern over het RtO-beleid in eerste instantie ter kennisgeving is aangenomen binnen Caterpillar Nederland in afwachting van de reactie van Caterpillar Inc. op de bezwaren van de EOR. Na de berichtgeving vanuit het Caterpillar-concern is pas op 4 juni 2025 door [A] medegedeeld dat ook binnen Nederland uitvoering zou worden gegeven aan het besluit van het Caterpillar-concern. Voor die tijd hebben er wel gesprekken plaatsgevonden tussen leden van de OR en [A] , maar uit niets blijkt dat [A] in die gesprekken het standpunt heeft ingenomen dat het RtO-besluit van het Caterpillar-concern (onverkort) in Nederland zou worden doorgezet en/of duidelijk is geworden hoe het besluit van het Caterpillar-concern daadwerkelijk zou worden vormgegeven. De termijn van een maand als bedoeld in art. 27 lid 5 WOR is daarom op zijn vroegst aangevangen op 4 juni 2025 en daarmee heeft de OR de nietigheid tijdig ingeroepen. Dat de OR in zijn brief waarin de nietigheid wordt ingeroepen verwijst naar het besluit van 9 april 2025 is opmerkelijk, maar anderzijds ook verklaarbaar aangezien dit het besluit is waarop het besluit van Caterpillar Nederland is gegrond. Het verweer van Caterpillar Nederland dat de nietigheid niet tijdig is ingeroepen faalt daarom en de kantonrechter zal de vordering inhoudelijk beoordelen.
Instemmingsrecht
4.8. Partijen twisten over de vraag of het RtO-besluit een besluit is waarvoor Caterpillar Nederland instemming moet vragen aan de OR. Op grond van art. 27 lid 1 sub d WOR heeft de OR instemmingsrecht voor elk door de ondernemer voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van regelingen op het gebied van de arbeidsomstandigheden. Bij de vraag of een voorgenomen besluit betrekking heeft op de arbeidsomstandigheden komt het aan op het doel en de strekking van het besluit. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft het RtO-besluit als doel om de bestaande arbeidsomstandigheden te wijzigen en daarmee is het besluit instemming plichtig.
Het doel en de strekking van het RtO-besluit is immers het afschaffen van het bestaande thuiswerkbeleid, waardoor werknemers voortaan weer elke werkdag op kantoor moeten werken. De arbeidsomstandigheden zijn wezenlijk anders als iemand de vrijheid heeft om een dag of meerdere dagen per week thuis te werken dan wanneer iemand de volledige werkweek op kantoor moet werken. Wanneer er wordt thuisgewerkt, heeft dat direct invloed op de werkdruk (minder reistijd, de mogelijkheid van het flexibel indelen van werkuren) en de balans tussen werk en privé en daarmee ook op de psychosociale arbeidsbelasting en daarmee dus op het welzijn van de werknemers. Het door Caterpillar Nederland aangehaalde Holland Casino-arrest van de Hoge Raad kan haar niet baten.
4.9. De kantonrechter merkt ten overvloede op dat de OR, als zij al geen wettelijk instemmingsrecht had gehad op grond van artikel 27 WOR, hij in het onderhavige geval op grond van artikel 32 lid 2 WOR een bovenwettelijk instemmingsrecht zou hebben gehad. Caterpillar Nederland heeft immers in december 2017 instemming gevraagd aan de OR voor de implementatie van het flexibel werken. Het thuiswerkbeleid was een wezenlijk en belangrijk (zo niet het belangrijkste) onderdeel van dit flexibel werken. In het kader van deze instemmingsaanvraag heeft Caterpillar Nederland ook de thuiswerkovereenkomst aan de OR toegezonden. Daarmee heeft de OR een bovenwettelijk instemmingsrecht gehad, dat de OR ook thans kan inroepen.
Conclusie
4.10. Het voorgaande betekent dat de OR instemmingsrecht heeft. Vast staat dat Caterpillar Nederland de OR geen instemming heeft gevraagd. Daarom zal de kantonrechter de vordering van de OR op de hierna te melden wijze toewijzen. Hetgeen partijen verder over en weer hebben aangevoerd behoeft geen verdere bespreking.
4.11. De kantonrechter ziet aanleiding de gevorderde dwangsom toe te wijzen op de hierna te melden wijze.
4.12. Gelet op art. 22 WOR en op de aard en de uitkomst van deze procedure ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. verbiedt Caterpillar het RtO-besluit uit te voeren, zolang de OR hier niet mee heeft ingestemd conform artikel 27 WOR of, indien de OR geen instemming verleent, zolang de kantonrechter geen toestemming heeft gegeven ex artikel 27 lid 4 WOR, en: a. alle voorbereidende en uitvoeringshandelingen, zoals beschreven onder randnummers 33-34 van de dagvaarding, ongedaan te maken, te staken en gestaakt te houden, alsmede, b. al haar medewerkers daarover schriftelijk in te informeren, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis,
5.2. veroordeelt Caterpillar Nederland om aan de OR een dwangsom te betalen van € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,- is bereikt,
5.3. compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen de eigen kosten dragen,
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.A. Donkersloot en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.
Hoge Raad 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0155, r.o. 3.3.2 en 3.3.3.