ECLI:NL:RBNNE:2025:3839 - Gezagsbeëindiging zonder onderzoek de Raad bij dringende noodzaak en duidelijke feiten - 22 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank beëindigt het ouderlijk gezag en benoemt grootouders tot voogd, ondanks het advies van de Raad om eerst onderzoek te doen. Gelet op de verstrekkende feiten en het dringende belang van het kind, oordeelt de rechtbank dat een onderzoek onvoldoende meerwaarde heeft.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Afdeling Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/245838 / FA RK 25-2508
beschikking van 22 september 2025 over verzoek tot beëindiging van gezag en benoeming voogd
in de zaak
[naam grootmoeder], wonende te Wedde, hierna ook te noemen "grootmoeder", advocaat: mr. R. Kertokarijo, kantoorhoudende te Winschoten,
[naam grootvader], wonende te Wedde, hierna ook te noemen "grootvader",
en
[naam vader], wonende te Muntendam, hierna ook te noemen "vader",
[naam moeder], wonende te Muntendam, hierna ook te noemen "moeder".
In zijn adviserende taak is in deze procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord Nederland, locatie Groningen, hierna te noemen "de Raad".
1 Het procesverloop
1.1. Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift met bijlagen van de grootouders, dat door de rechtbank is ontvangen op 15 juli 2025.
1.2. Op 3 september 2025 heeft de rechtbank een brief van de ouders ontvangen.
1.3. Op 19 september 2025 heeft de rechter het verzoek mondeling behandeld. De rechter heeft toen gesproken met de grootouders, bijgestaan door hun advocaat en [naam vertegenwoordiger] , die de Raad vertegenwoordigt.
1.4. De ouders zijn, hoewel zij deugdelijk zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.5. Ten slotte is bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.
2 De feiten
2.1. De rechter gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten, die blijken uit de onweersproken gebleven inhoud van de processtukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
2.2. De ouders hebben een affectieve relatie, waaruit [naam kind] (hierna ook te noemen " [naam kind] ") is geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [naam kind] .
2.3. De grootouders zijn de ouders van de vader en derhalve de grootouders van [naam kind] .
2.4. [naam kind] verblijft sinds acht dagen na zijn geboorte feitelijk bij de grootouders, maar staat ingeschreven in het BRP op het adres van de ouders. Deze constructie is in goed overleg tussen de ouders en de grootouders tot stand gekomen.
3 Het verzoek
3.1. De grootouders verzoeken om bij beschikking, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat: primair I. het ouderlijk gezag van [naam vader] , geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] en [naam moeder] , geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] over de minderjarige [naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2024 wordt beëindigd; II. en tot voogden te benoemen over [naam kind] : o [naam grootmoeder] , geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] en; o [naam grootvader] , geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ; III. althans een beslissing te nemen die de rechter in goede justitie juist acht; subsidiair IV. het verzoek van de grootouders aan te houden en de Raad verzoeken een beslissing te nemen aangaande het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders ex artikel 1:266 lid 1 onder a BW en vervolgens verzoekers een termijn te gunnen om te reageren; V. althans een beslissing te nemen die de rechter in goede justitie juist acht.
De grootouders leggen, samengevat weergegeven per onderdeel, het volgende aan hun verzoeken ten grondslag.
ontvankelijkheid verzoek: Raad voor de Kinderbescherming
3.2. De grootouders zijn ermee bekend dat een beslissing over het verzoek om tot voogd te worden benoemd van [naam kind] enkel door de rechter genomen kan worden als er een besluit is genomen over de beëindiging van het gezag van de ouders.
ontvankelijkheid verzoek: bevoegdheid tot indienen verzoek door personen die de minderjarige ten minste een jaar verzorgt en opvoedt
3.3. De grootouders zijn zich ervan bewust dat zij tijdens de indiening van onderhavig verzoek nog niet voldoen aan de eis waarbij de minderjarige ten minste één jaar als behorende tot hun gezin wordt verzorgd en opgevoegd. De grootouders stellen dat hun belang en het belang van [naam kind] op respect voor het privéleven en familieleven zwaarder moet wegen dan de strikte naleving van de eenjaarstermijn.
beëindiging ouderlijk gezag
3.4. Bij de ouders is sprake van problematiek, waardoor het hen niet goed lukt om de belangen van [naam kind] te prioriteren. De ouders hebben aangegeven achter het verzoek van de grootouders te staan. De huidige situatie in stand laten zorgt ervoor dat [naam kind] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouders zullen niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn om verantwoordelijkheid te dragen voor zijn verzorging en opvoeding. De grootouders stellen dat zij vastlopen vanwege het ontbreken van juridische zeggenschap over [naam kind] . De ouders zijn immers vanwege hun eigen problematiek niet altijd beschikbaar voor [naam kind] en voor de grootouders. De grootouders willen voorkomen dat er zich in de toekomst een situatie voordoet waarbij in het belang van [naam kind] acuut actie nodig is en de ouders op dat moment niet beschikbaar dan wel niet bereikbaar zijn.
voogdij
3.5. Indien de rechter besluit om het gezag van de ouders over [naam kind] te beëindigen, dan verzoeken de grootouders om hen als voogd te benoemen over [naam kind] . Op die wijze wordt de juridische werkelijkheid in overeenstemming gebracht met de feitelijke realiteit.
4 De beoordeling
Waar gaat het om in deze zaak?
4.1. Het gaat in deze zaak om de vraag of het gezag van de ouders moet worden beëindigd en de grootouders als voogd moeten worden benoemd van [naam kind] .
Wat staat er in de wet?
4.2. Op grond van de wet kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn of de ouder het gezag misbruikt.
4.3. De rechter toetst ook aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Op grond van deze bepaling en de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) vereist een inmenging met de uitoefening van de door artikel 8 EVRM geborgde rechten onder meer dat de maatregel proportioneel is (zie ook Kamerstukken II 2008–2009, 32 015, nr. 3, p. 34) en voldoet aan het vereiste van subsidiariteit, dat wil zeggen dat als het doel met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. In zijn uitspraak van 10 september 2019, ECLI:CE:ECHR:2019:0910JUD003728313 (Strand Lobben /Noorwegen) heeft het EHRM onder andere overwogen dat het doorsnijden van de band tussen ouder(s) en minderjarigen slechts in "very exceptional circumstances" aan de orde kan zijn, waarbij dan moet worden gestreefd naar herstel van die band. Uit het arrest blijkt ook dat de toetsing aan artikel 8 EVRM vereist dat de belangen van het kind en die van de ouders in volle omvang tegen elkaar moeten worden afgewogen als die belangen conflicteren. Ook de artikelen 3 en 20 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind zijn van belang. Uit die bepalingen volgt dat de belangen van het kind een eerste overweging vormen bij het nemen van een beslissing over de beëindiging van het gezag van de ouders. Een kind dat niet in het eigen gezin verblijft, heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief.
Wat adviseert de Raad?
4.4. De Raad adviseert dat onderzoek wordt gedaan. De Raad vindt het lovenswaardig wat de grootouders voor [naam kind] doen en wil hun positie niet betwisten. De Raad vindt het echter van belang om met de ouders in gesprek te gaan over de belangen van [naam kind] en hun rol als (gezaghebbende) ouders. [naam kind] heeft naast de grootouders ook de ouders nodig om gezond en evenwichtig op te groeien. Wellicht is er bij de ouders spraken van achterliggende problematiek die op dit moment niet gezien kan worden door andere problemen. Dit wil de Raad uitzoeken voordat hij tot een gezagsbeëindiging adviseert.
Wat beslist de rechter?
4.5. Het verzoek van de grootouders wordt toegewezen. Dat wil zeggen dat het gezag van de ouders wordt beëindigd en de grootouders tot voogd van [naam kind] worden benoemd.
4.6. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de grootouders uiteengezet dat de ouders niet in staat zijn om voor [naam kind] te zorgen. De vader is in behandeling bij VNN vanwege een alcoholverslaving en bij de moeder is sprake van gokproblematiek en geestelijke instabiliteit. De ouders zijn daardoor niet in staat om het belang van [naam kind] voorop te stellen. Zij geven prioriteit aan bezigheden zoals darten en gokken. Acht dagen na de geboorte hebben de ouders de grootouders gevraagd om [naam kind] op te halen en vanaf dat moment woont [naam kind] al volledig bij de grootouders. De ouders zijn niet in staat en willen ook niet meer zelf voor [naam kind] zorgen, aldus de grootouders. De grootouders komen problemen tegen, zo hebben zij ook uitgelegd, omdat zij geen beslissingen kunnen nemen met betrekking tot [naam kind] , terwijl die beslissingen wel noodzakelijk zijn. De ouders zijn slecht bereikbaar en gebleken is ook dat zij, als het al lukt om hen te bereiken, soms ook niet op één lijn zitten. Zo lukt het niet om toestemming te krijgen voor de inschakeling van een kinderfysiotherapeut voor [naam kind] en kwamen de grootouders al in de problemen toen zij met [naam kind] , die toen 11 dagen oud was, naar het ziekenhuis moesten. Er is geen reden om te twijfelen aan de gedetailleerde verklaringen die de grootouders tijdens de mondelinge behandeling hebben afgelegd.
4.7. De ouders van [naam kind] zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling op de rechtbank maar zijn niet verschenen. Wel hebben zij een brief gestuurd. De brief bevestigt het beeld dat de grootouders schetsen. In de brief schrijven de ouders onder andere het volgende over [naam kind] ’s verblijf bij de grootouders: 'Wij blijven bij ons standpunt dat hij beter af is bij opa en oma [naam grootouders] , omdat wij de zorg niet kunnen dragen i.v.m. met vele problemen en hem geen veilige plek kunnen bieden. De zorg is te zwaar en wij vinden dat hij het super goed doet bij opa en oma [naam grootouders] en dat willen wij zo houden.'
Over het feit dat de grootouders het afgelopen jaar vaak hebben geprobeerd de ouders bij de opvoeding van [naam kind] te betrekken, is te lezen:
'Als wij hem willen zien dan kunnen wij bellen en langskomen echter is het vaak dat wij de behoefte er niet aan hebben en de afspraak afzeggen. Het is heel spijtig om te zeggen maar onze prioriteiten liggen niet bij hem. Wij hebben vaak de afspraken afgezegd om hem te zien. Het afgelopen jaar is hij 2x bij ons geweest en toen belden wij na 2 uur of ze hem weer konden ophalen.'
4.8. Er is geen reden om te twijfelen aan de authenticiteit van de brief. De inhoud van de brief sluit aan bij de verklaringen van de grootouders en bij het feit dat de ouders niet op de rechtbank zijn verschenen.
4.9. Met het bovenstaande is het voor de rechtbank duidelijk dat aan het wettelijke criterium voor de beëindiging van het gezag en aan artikel 8 EVRM is voldaan. De ouders kunnen en willen de verantwoordelijkheid die de gezagsuitoefening over [naam kind] met zich brengt, niet dragen. Zij kunnen inmiddels ook geen goede gezagsbeslissingen meer nemen omdat zij helemaal niet weten wat [naam kind] nodig heeft.
4.10. De Raad wil op dit moment geen verzoek doen tot beëindiging van het gezag van de ouders. Volgens de Raad moet er eerst onderzoek worden gedaan. Dat betekent dat de grootouders het verzoek om een beëindiging van het gezag kunnen doen.
4.11. De rechter ziet geen meerwaarde in een onderzoek door de Raad. De Raad wil in kaart brengen welke problemen de ouders hebben en eventueel via een ondertoezichtstelling hulpverlening organiseren. Dat een onderzoek door de Raad ondanks de verstrekkende omstandigheden tot iets anders kan leiden dan tot de conclusie dat het gezag van de ouders moet worden beëindigd kon echter niet aannemelijk worden gemaakt. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, kan ook niet worden aangenomen dat in deze situatie, waarin in goed onderling overleg de grootouders voor [naam kind] zijn gaan zorgen, een ondertoezichtstelling bevorderlijk, laat staan noodzakelijk zou zijn. Voor zover er een kans is dat op termijn sprake kan zijn van een deugdelijke gezagsuitoefening door de ouders, weegt het wachten daarop niet op tegen het actuele en dringende belang van [naam kind] dat er nu juiste gezagsbeslissingen over hem kunnen worden genomen. Die beslissingen kunnen het beste worden genomen door diegenen die [naam kind] verzorgen: zij hebben het beste zicht hebben op wat [naam kind] nodig heeft. Bij deze afweging speelt een rol dat het gezag van de ouders mogelijk in de toekomst hersteld kan worden en dat, zoals blijkt uit 4.7., het niet zo is dat met de beëindiging van het gezag ook het contact tussen de ouders en [naam kind] wordt verbroken.
4.12. Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een voorziening in het gezag over [naam kind] komt te ontbreken, moet de rechtbank een voogd over hem benoemen.
5 De beslissing
De rechter:
5.1. beëindigt het ouderlijk gezag van [naam vader] , geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] en [naam moeder] , geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ;
5.2. benoemt [naam grootvader] , geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] en [naam grootmoeder] , geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] tot voogd over [naam kind] , geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ;
5.3. gelast de griffier om de beëindiging van het gezag van de ouders en de benoeming van de grootouders tot voogd in te schrijven in het gezagsregister;
5.4. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
MAvP
artikel 1:266, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek.
artikel 1:267 van het Burgerlijk Wetboek.
artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
artikel 1:267, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
artikel 1:275, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.