Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2025:10366 - Rechtbank Noord-Holland - 6 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNHO:2025:103666 augustus 2025

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Alkmaar

Zaaknummer: C/15/329693 / HA ZA 22-405

Vonnis in incident van 6 augustus 2025 (bij vervroeging)

in de zaak van

1 [eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,2. [eiser sub 2], te [woonplaats] ,3. [eiseres sub 3], te [woonplaats] , eisende partijen in de hoofdzaak, verwerende partijen in het incident, hierna samen te noemen: [eisers] , advocaat: mr. A.P. Hovinga,

tegen

1 EURO INSURANCES DAC,

te Dublin (Ierland), advocaat: mr. I.K. Verhoeks, hierna te noemen: Euro Insurances;2. STICHTING WAARBORGFONDS MOTORVERKEER, te Rijswijk, advocaat: mr. R. Gruben, hierna te noemen: het Waarborgfonds,3. GEMEENTE HAARLEMMERMEER, te Hoofddorp, advocaat: mr. A.T. Bolt, hierna te noemen: de Gemeente, gedaagde partijen in de hoofdzaak, verwerende partijen in het incident,

verzoekt te mogen tussenkomen dan wel voegen in de hoofdzaak

  1. de naamloze vennootschap ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V., statutair gevestigd te Utrecht, advocaat: mr. C.E. Jeekel, eisende partij in het incident, hierna te noemen: Zilveren Kruis.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 16 juni 2022 met producties 1 tot en met 19;

  • de conclusie van antwoord van Euro Insurances met producties 1 tot en met 16;

  • de conclusie van antwoord van het Waarborgfonds met producties 1 tot en met 5;

  • de conclusie van antwoord van de Gemeente met producties 1 tot en met 20;

  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van Zilveren Kruis van 25 juni 2025 met producties 1 tot en met 4;

  • het rolbericht van [eisers] waarin zij aangeven dat zij zich ten aanzien van het incident refereren aan het oordeel van de rechtbank;

  • de conclusie van antwoord in het incident van Euro Insurances;

  • de conclusie van antwoord in het incident van het Waarborgfonds met één productie;

  • de conclusie van antwoord in het incident van de Gemeente.

1.2. Na ontvangst van de dagvaarding heeft de zaak een tijd op de parkeerrol gestaan. In eerste instantie in verband met overleg tussen partijen, later omdat er een deelgeschilprocedure aanhangig was. Partijen hebben de rechtbank verzocht de procedure voort te zetten. Vervolgens zijn de conclusies van antwoord, de incidentele conclusie tot tussenkomst, het rolbericht van [eisers] en de conclusies van antwoord in incident van de verwerende partijen in het incident ontvangen.

1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten voor zover van belang voor dit incident

2.1. Op 13 juli 2019 is de heer [eiser sub 1] als motorrijder betrokken geweest bij een ernstig verkeersongeval. Als gevolg van het ongeval heeft hij ernstig letsel opgelopen. Voor materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ongeval lijdt heeft hij drie partijen aansprakelijk gesteld, namelijk Euro Insurances, het Waarborgfonds en de Gemeente. Deze partijen hebben de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval afgewezen.

2.2. Op 31 mei 2022 heeft Zilveren Kruis Euro Insurances en het Waarborgfonds aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:962 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Zowel Euro Insurances als het Waarborgfond hebben de aansprakelijkheid afgewezen.

3 Het geschil in het incident

3.1. Zilverenkruis vordert – samengevat – dat de rechtbank het haar primair toestaat tussen te komen in de hoofdzaak. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat van tussenkomst geen sprake kan zijn, vordert Zilveren Kruis subsidiair dat de rechtbank het haar toestaat zich te voegen in de hoofdzaak. Daarbij verzoekt Zilveren Kruis de proceskosten te compenseren.

3.2. Euro Insurances, het Waarborgfonds en de Gemeente voeren verweer en verzoeken de rechtbank de incidentele vordering van Zilveren Kruis af te wijzen met veroordeling van Zilveren Kruis in de proceskosten.

4 De beoordeling in het incident

4.1. Zilveren Kruis vordert dat zij op grond van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mag tussenkomen in de hoofdzaak. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat van tussenkomst geen sprake kan zijn, dan verzoekt zij de rechtbank te bepalen dat zij zich op grond van artikel 217 Rv in de zaak mag voegen.

Tussenkomst

4.2. De rechtbank stelt het volgende voorop. Een partij kan op de voet van artikel 217 Rv vorderen in een aanhangig geding te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan[1].

4.3. Uit de stellingen van Zilveren Kruis begrijpt de rechtbank dat zij een vordering wil instellen tegen Euro Insurances, het Waarborgfonds en de Gemeente. Als gevolg van het door [eiser sub 1] opgelopen letsel heeft Zilveren Kruis medische kosten betaald en zullen er ook in de toekomst nog kosten worden gemaakt. Deze kosten wil Zilveren Kruis verhalen. Zilveren Kruis stelt dat zij belang heeft bij de tussenkomst, omdat zij in haar verhaalsmogelijkheid zal worden geschaad als de vordering van [eiser sub 1] in de hoofdzaak wordt afgewezen. Als de vordering van [eiser sub 1] in de hoofdzaak wordt toegewezen, zal dit juist een positieve invloed hebben op haar verhaalsmogelijkheden.

4.4. De verwerende partijen in het incident stellen dat Zilveren Kruis geen belang heeft bij haar vordering. Zilveren Kruis heeft namelijk onvoldoende toegelicht welke nadelige gevolgen zij van de uitspraak in de hoofdzaak zou kunnen ondervinden, zodat zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Daarnaast heeft Zilveren Kruis niet aangetoond dat zij een eigen vorderingsrecht heeft. Zilveren Kruis stelt dat zij is gesubrogeerd in de rechten van [eiser sub 1] , maar de polis waarop zij zich baseert is niet overgelegd. Ook zijn er geen betalingsbewijzen overgelegd waaruit volgt dat de medische kosten daadwerkelijk door Zilveren Kruis zijn vergoed. Ten slotte is het verzoek van Zilveren Kruis in strijd met de goede procesorde, nu het zorgt voor een onwenselijke vertraging. Partijen zijn al sinds 14 juni 2022 verwikkeld in deze procedure, met de daarbij horende juridische onzekerheid. Het is in het belang van de overige partijen om de zaak nu zo snel mogelijk af te wikkelen en het tussenkomen van Zilveren Kruis staat hieraan in de weg.

4.5. De rechtbank is van oordeel dat Zilveren Kruis gerechtvaardigd belang heeft bij haar vordering tot tussenkomst. Zij heeft voldoende toegelicht dat een negatieve uitspraak over de aansprakelijkheid in de hoofdzaak negatieve gevolgen kan hebben voor haar verhaalsmogelijkheden. Uit wat Zilveren Kruis heeft aangevoerd blijkt voldoende dat een beslissing in de hoofdzaak negatieve gevolgen voor haar kan hebben. Voor de rechtbank is niet duidelijk wat Zilveren Kruis meer had kunnen stellen dan dat zij nu gedaan heeft. Anders dan de verwerende partijen in het incident is de rechtbank verder van oordeel dat weldegelijk duidelijk is geworden dat Zilveren Kruis een eigen vorderingsrecht heeft. Zilveren Kruis heeft gesteld dat [eiser sub 1] een zorgverzekering bij haar heeft afgesloten en dat er als gevolg van het ongeval medische kosten zijn betaald. De door Zilveren Kruis overgelegde overzichten van de gemaakte kosten vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwing dat er medische kosten zijn gemaakt en betaald. Via de subrogatie van de vorderingen in de zin van artikel 7:962 BW beschikt Zilveren Kruis nu over een eigen vorderingsrecht. Door de Gemeente is aangevoerd dat niet duidelijk is wat nu precies de intentie van Zilveren Kruis is ten opzichte van de Gemeente, met name omdat de Gemeente niet eerder aansprakelijk is gesteld door Zilveren Kruis. Dat standpunt is onjuist. Uit de incidentele conclusie van Zilveren Kruis blijkt dat zij zich wil verhalen op de partij of partijen waarvan in de hoofdzaak de aansprakelijkheid wordt vastgesteld. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen Euro Insurances en het Waarborgfonds en de Gemeente. Daarmee is de intentie van Zilveren Kruis naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk. Ten slotte hebben de verwerende partijen, tevergeefs, in het incident aangevoerd dat er sprake zou zijn van strijd met de goede procesorde. De vordering van Zilveren Kruis is ingediend op 25 juni 2025, gelijktijdig met de conclusie van antwoord van de Gemeente in de hoofdzaak. Gezien het bepaalde in artikel 218 Rv is de vordering van Zilveren Kruis op tijd ingediend. Het klopt dat het toestaan van de tussenkomst door Zilveren Kruis voor enige vertraging in de procedure zal zorgen. Dat deze vertraging voor de verwerende partijen in het incident onwenselijk kan zijn, maakt nog niet dat deze onredelijk is en lijdt tot een strijd met de goede procesorde. De rechtbank is van oordeel dat van strijd met de goede procesorde geen sprake is. De rechtbank wijst de vordering tot tussenkomst daarom toe.

Voeging

4.6. Omdat de vordering tot tussenkomst wordt toegewezen, behoeft het verzoek tot voeging geen bespreking meer.

Proceskosten

4.7. De rechtbank zal de kosten van deze incidentele procedure – zoals verzocht door Zilveren Kruis – compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De rechtbank

in het incident

5.1. staat het Zilveren Kruis toe in de hoofdzaak tussen te komen,

5.2. compenseert de kosten van deze incidentele procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

in de hoofdzaak

5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 september 2025 voor het neme van een conclusie van eis door Zilveren Kruis.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf, bijgestaan door de griffier mr. M. Bouwen en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768


Voetnoten

Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768