Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4781 - Rechtbank Midden-Nederland - 3 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:47813 september 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 11807685 \ UV EXPL 25-184

Vonnis in kort geding van 3 september 2025

in de zaak van

TENDERS X GROUP B.V. T.H.O.D.N. MARINAX, gevestigd in Almere, eisende partij, hierna te noemen: Tenders, gemachtigde: mr. H.M. Eijking,

tegen

[gedaagde], wonende in [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , niet verschenen.

1 De procedure

1.1. Tenders heeft [gedaagde] op 1 augustus 2025 gedagvaard. Op 20 augustus 2025 heeft er vervolgens een mondelinge behandeling plaatsgevonden, die om 10:30 uur begon. Hierbij was namens Tenders haar gemachtigde, mr. Eijking, aanwezig.

1.2. [gedaagde] was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling. Hij heeft op 20 augustus om 10:10 uur gebeld met de griffie van de rechtbank en heeft daarna een e-mail gestuurd, waarin hij aangeeft dat hij ziek is en niet bij de zitting aanwezig kan zijn. Hij heeft in de e-mail aan de kantonrechter gevraagd om de mondelinge behandeling te verplaatsen. De kantonrechter heeft besloten om dit verzoek af te wijzen, omdat het niet binnen de daarvoor gestelde termijn is binnengekomen. Volgens het procesreglement moet een verplaatsingsverzoek uiterlijk 24 uur van tevoren ingediend worden.[1] Daarnaast heeft [gedaagde] zijn verhindering niet onderbouwd en heeft Tenders aangegeven niet akkoord te gaan met de verplaatsing van de mondelinge behandeling. De mondelinge behandeling is daarom doorgegaan op 20 augustus 2025. Tenders heeft de vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken.

1.3. Ten slotte heeft de kantonrechter aan partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2 De kern van de zaak

2.1. [gedaagde] is eigenaar van een vaartuig. Al voordat [gedaagde] eigenaar was, lag het vaartuig in een stalling bij Tenders. [gedaagde] heeft vanaf het moment dat hij eigenaar werd, medio 2023, de huur voor de stalling niet betaald. Tenders wil dat [gedaagde] dit alsnog doet en dat hij het vaartuig uit de stalling weghaalt. [gedaagde] vindt dat hij niet hoeft te betalen, omdat hij geen huurovereenkomst heeft gesloten met Tenders en omdat hij zegt geen toegang te hebben tot zijn vaartuig. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] het vaartuig moet verwijderen uit de stalling en Tenders moet betalen voor de periode dat het vaartuig bij Tenders gestald is geweest. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3 De beoordeling

Spoedeisend belang

3.1. Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of Tenders bij haar voorziening een spoedeisend belang heeft. Van een spoedeisend belang is sprake wanneer een onmiddellijke voorziening nodig is en van Tenders niet kan worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.

3.2. De kantonrechter is van mening dat Tenders spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening voor het laten weghalen van het vaartuig van [gedaagde] . Tenders heeft aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] zijn vaartuig al lange tijd bij haar stalt, maar dat [gedaagde] niet voor de stalling betaalt. Doordat het vaartuig van [gedaagde] wel gestald is bij Tenders, kan zij de stallingsplek niet aan iemand verhuren. Hiermee is de spoedeisendheid gegeven.

3.3. Tenders eist ook betaling van € 6.019,63 van [gedaagde] . De spoedeisendheid van deze vordering is gelegen in de proceseconomie. Tenders heeft er belang bij dat zij in deze procedure betaling van een vergoeding voor de stalling tot aan de dag van verplaatsing van het vaartuig uit de stalling kan vorderen en daarvoor niet een aparte bodemprocedure hoeft te starten.

Toetsingskader

3.4. [gedaagde] is op 20 augustus 2025 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij op de juiste manier voor de zitting is opgeroepen. De kantonrechter heeft daarom verstek tegen hem verleend. Dit betekent dat de vorderingen tegen hem worden toegewezen, tenzij de kantonrechter vindt dat deze onrechtmatig of ongegrond zijn.

[gedaagde] moet de huurachterstand betalen

3.5. [gedaagde] heeft in zijn e-mail van 20 augustus 2025 aangegeven het niet eens te zijn met de stellingen van Tenders en uit de correspondentie tussen partijen blijkt ook dat [gedaagde] vindt dat partijen geen huurovereenkomst zijn overeengekomen. Ook staat in de correspondentie dat [gedaagde] geen toegang heeft gekregen tot het vaartuig. Dit lijkt voor hem een reden te zijn om niet te betalen. [gedaagde] heeft echter tijdens deze procedure geen verweer gevoerd tegen de stellingen van Tenders, niet schriftelijke en ook niet tijdens de mondelinge behandeling. De kantonrechter moet daarom uitgaan van de stellingen van Tenders. Tenders voert aan dat de verplichtingen uit de huurovereenkomst voor [gedaagde] zijn gaan gelden en dat als dat niet het geval is, [gedaagde] moet betalen omdat hij heeft geprofiteerd van de plek op de jachthaven van Tenders. Tenders zegt dat [gedaagde] te allen tijde toegang heeft gehad tot de boot. Dit is dan ook geen reden voor [gedaagde] om niet voor de stallingsplaats te betalen.

3.6. Wat betreft de overeenkomst zegt Tenders dat het niet uitmaakt dat zij geen huurovereenkomst met [gedaagde] heeft gesloten, omdat [gedaagde] het vaartuig na de aankoop op de stallingsplaats heeft laten liggen en daarmee stilzwijgend akkoord is gegaan met de overname van de huurovereenkomst van de vorige eigenaar van het vaartuig. De kantonrechter oordeelt dat dit juridisch niet juist is. Er is geen sprake van contractsovername. De wet stelt namelijk een aantal eisen aan contractsovername. Er is vereist dat er medewerking is van de wederpartij, in dit geval Tenders, en dat er een akte is opgemaakt tussen de vorige eigenaar van het vaartuig en [gedaagde] .[2] Er is niet gebleken dat er een akte is opgemaakt waarin de overname van de huurovereenkomst van de stallingsplaats is geregeld. Er is dan ook geen sprake van een contractsovername.

3.7. Subsidiair stelt Tenders dat als er geen sprake is van contractsovername, [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de tijd dat de boot bij haar gestald is geweest omdat [gedaagde] daar profijt van heeft gehad. De kantonrechter oordeelt dat het voldoende aannemelijk is geworden dat er een vaartuig van [gedaagde] in de stalling bij Tenders ligt én dat [gedaagde] niet heeft betaald voor de stalling. Dit blijkt ook uit de e-mails die [gedaagde] zelf heeft verstuurd. Daarom is voldoende aannemelijk dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde] . Ongerechtvaardigde verrijking betekent dat iemand een voordeel heeft terwijl een ander daardoor is benadeeld.[3] Tenders is benadeeld. Tenders had immers minder plek in de jachthaven om te verhuren aan anderen die wel zouden betalen, doordat het vaartuig van [gedaagde] een plek in nam. Normaal gesproken wordt er voor het gebruik van andermans stallingsplaats betaald.[4] Tenders heeft dan ook schade geleden, omdat hij geen huur kreeg voor de stallingsplaats. [gedaagde] is verrijkt. Hij heeft zijn vaartuig bij Tenders gestald zonder daarvoor te betalen. Het is voldoende aannemelijk dat er een relatie is tussen de verrijking van [gedaagde] en de verarming van Tenders. [gedaagde] zal daarom een vergoeding moeten betalen.

3.8. Het bedrag dat Tenders vordert, € 6.019,63 voor ruim twee jaar stalling, is door [gedaagde] niet weersproken. Dit bedrag komt de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. Er is niet gebleken van een restitutierisico. Dat betekent dat [gedaagde] € 6.019,63 aan Tenders moet betalen.

3.9. Omdat [gedaagde] te laat is met betalen, moet hij ook de wettelijke rente over dit bedrag betalen. Tenders heeft deze rente berekend tot 31 mei 2025 op € 328,85. Dit bedrag én de wettelijke rente vanaf 1 juni 2025 tot de dag van volledige betaling, moet [gedaagde] betalen.

3.10. Tenders vordert ook een vergoeding van € 208,00 per maand dat [gedaagde] het vaartuig in de jachthaven van Tenders laat liggen. Deze gebruiksvergoeding, per maand gelijk aan één maand huur van de stallingsplaats, is niet weersproken en zal de kantonrechter ook toewijzen.

[gedaagde] moet het vaartuig uit de jachthaven van Tenders verwijderen

3.11. Zoals de kantonrechter hiervoor heeft geoordeeld, bestaat er geen huurovereenkomst tussen partijen. [gedaagde] stalt zijn vaartuig dan ook zonder enig recht in de jachthaven van Tenders. Hij zal het vaartuig daarom uit de haven moeten weghalen.

3.12. De bij deze veroordeling gevorderde dwangsom wordt door de kantonrechter toegewezen, met dien verstande dat deze wordt gematigd en gemaximeerd zoals hierna in de beslissing is vermeld.

[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen

3.13. Tenders vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 817,94. Dat zijn kosten die zij heeft gemaakt om te proberen te voorkomen dat zij naar de rechter moest stappen. Tenders heeft voldaan aan de wettelijke eisen voor een toewijzing van incassokosten (artikel 6:96 BW). Tenders heeft namelijk aan [gedaagde] een brief gestuurd waarin aan [gedaagde] een termijn van veertien dagen wordt gegeven om te betalen. Voor vergoeding van de kosten gelden vast tarieven, die afhangen van de hoogte van de vordering. Deze tarieven zijn bepaald in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het bedrag dat Tenders heeft gevorderd is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal het bedrag daarom matigen tot € 692,42. Dit bedrag moet [gedaagde] aan Tenders betalen. Daarnaast wordt de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten toegewezen.

[gedaagde] moet de proceskosten betalen

3.14. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Tenders worden begroot op:

3.15. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard

3.16. De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door Tenders. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4 De beslissing

De kantonrechter, optredend als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding,

4.1. veroordeelt [gedaagde] om zijn vaartuig, gelegen op het jachtterrein aan de Werfweg 2-4 te Lelystad, binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, uit de jachthaven weg te halen,

4.2. veroordeelt [gedaagde] om aan Tenders te betalen een bedrag van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling in 4.1 voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,

4.3. veroordeelt [gedaagde] om aan Tenders te betalen een bedrag van € 6.348,48 voor de achterstallige stallingskosten en verschenen rente tot en met mei 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2025 over een bedrag van € 6.019,63,

4.4. veroordeelt [gedaagde] om aan Tenders te betalen een bedrag van € 208,00 per maand vanaf 1 juni 2025 tot en met het eind van de maand waarop [gedaagde] daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven aan hetgeen in 4.1 genoemd staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van iedere termijn tot de dag van volledige betaling,

4.5. veroordeelt [gedaagde] om aan Tenders te betalen een bedrag van € 692,42 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, van, tot de dag van volledige betaling,

4.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.637,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

4.7. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

4.8. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.

62938

Zie artikel 9.1 Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken.

Zie artikel 6:159 Burgerlijk Wetboek.

Zie artikel 6:212 Burgerlijk Wetboek.

Zie ook Hoge Raad 24 mei 2023, ECLI:NL:HR:2013:BZ1782.


Voetnoten

Zie artikel 9.1 Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken.

Zie artikel 6:159 Burgerlijk Wetboek.

Zie artikel 6:212 Burgerlijk Wetboek.

Zie ook Hoge Raad 24 mei 2023, ECLI:NL:HR:2013:BZ1782.