Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 11499625 \ AC EXPL 25-190

Vonnis van 6 augustus 2025

in de zaak van

[opposant] , H.O.D.N. [handelsnaam], woonachtig in [woonplaats] , eisende partij in het verzet, oorspronkelijk gedaagde partij, hierna te noemen: [opposant] , gemachtigde: mr. E.R. Jonker,

tegen

[geopposeerde] , H.O.D.N. [handelsnaam], woonachtig in [woonplaats] , gedaagde partij in het verzet, oorspronkelijk eisende partij, hierna te noemen: [geopposeerde] , gemachtigde: mr. P. van Zomeren (Stichting Univé Rechtshulp).

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 21 mei 2025, - de akte na tussenvonnis van [geopposeerde] van 16 juni 2025, - de antwoordakte van [opposant] van 2 juli 2025.

1.2. Ten slotte is bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.

2 De kern van de zaak

2.1. In het tussenvonnis van 21 mei 2025 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter geoordeeld dat [opposant] schade heeft veroorzaakt aan de motor van de lesauto van [geopposeerde] en daarom de kosten die zij hierdoor heeft moeten maken, (grotendeels) moet vergoeden. Het gaat om expertisekosten en bijkomende kosten en de kosten voor het huren van vervangende lesauto’s. [geopposeerde] heeft vervolgens in haar akte van 16 juni 2025 voldoende onderbouwd dat haar schade met betrekking tot de verkoop van de kapotte lesauto € 4.500,00 is en dat zij een boete van € 70,00 moest betalen vanwege het vervroegd beëindigen van het leasecontract van de lesauto, waardoor deze bedragen ook worden toegewezen. In totaal moet [opposant] dus € 12.496,88 aan [geopposeerde] betalen.

2.2. In het tussenvonnis heeft [opposant] de mogelijkheid gekregen om een akte te nemen om te onderbouwen dat hij alle onderdelen die op zijn facturen staan nieuw heeft besteld. [opposant] heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, waardoor alleen de in rekening gebrachte werkzaamheden van € 2.575,00 worden toegewezen. Daarover had de kantonrechter namelijk in het tussenvonnis al geoordeeld dat deze toewijsbaar zijn.

3 De verdere beoordeling

In conventie

De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen

3.1. [opposant] heeft in zijn akte van 2 juli 2025 aan de kantonrechter gevraagd om terug te komen op het tussenvonnis over de vraag of een tweede ingebrekestelling van [geopposeerde] aan [opposant] nodig was. Daarnaast verzoekt [opposant] de kantonrechter ook om terug te komen op de oordelen over rechtsverwerking, de klachtplicht, de gevorderde expertisekosten en de schade en het causaal verband.

3.2. De kantonrechter komt niet terug op de overwegingen/beslissingen over deze punten. Het gaat om bindende eindbeslissingen in het tussenvonnis en daaraan is de kantonrechter zelf in principe ook gebonden. Hierop bestaat één uitzondering. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengen de eisen van de goede procesorde, kort gezegd, met zich mee dat een rechter een eindbeslissing mag heroverwegen als duidelijk is geworden dat die eindbeslissing is gebaseerd op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De argumenten die [opposant] hiervoor aandraagt in zijn akte zijn een herhaling van de stellingen die hij al in zijn verzetdagvaarding en op de mondelinge behandeling heeft ingenomen. Daarover is al geoordeeld en die stellingen zijn niet gevolgd. Dat er sprake is van een onjuiste juridische of feitelijke grondslag in het tussenvonnis blijkt dus nergens uit.

3.3. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [opposant] zijn stelling dat de expertisekosten moeten worden afgewezen eerder dan in zijn akte van 2 juli 2025 naar voren had kunnen en moeten brengen, bijvoorbeeld in de verzetdagvaarding of op de mondelinge behandeling. Dit vormt (dus) ook geen reden om terug te komen op het tussenvonnis.

[opposant] moet ook € 4.570,00 aan [geopposeerde] betalen

De waardevermindering van de auto is € 4.500,00

3.4. [geopposeerde] heeft voldoende onderbouwd dat zij schade heeft geleden vanwege de waardevermindering van de auto en de vervroegde beëindiging van haar leasecontract. Wat betreft de schade met betrekking tot de verkoop van de lesauto wordt € 4.500,00 toegewezen. Voor de vervroegde beëindiging van het leasecontract krijgt [geopposeerde] € 70,00 toegewezen. De kantonrechter legt dit hierna uit.

3.5. [geopposeerde] heeft de auto voor € 5.500,00 verkocht. Drie verschillende experts zeggen dat de auto in goede staat ongeveer € 10.000,00 waard zou zijn, waarbij de meest voorzichtige schatting tussen de € 9.500,00 en € 11.00,00 is. De enkele ontkenning van [opposant] dat de auto € 10.000,00 waard zou zijn, weegt niet op tegen de rapporten van [deskundigen bureau] en de e-mail van de inkoper van [bedrijf] die [geopposeerde] als onderbouwing heeft laten zien. Daarom stelt de kantonrechter [geopposeerde] in het gelijk.

De boete voor het voortijdig beëindigen van het leasecontract is € 70,00

3.6. [opposant] heeft de hoogte van de boete voor het voortijdig beëindigen van het leasecontract niet betwist. De boete bedraagt € 70,00. [opposant] heeft beargumenteerd dat [geopposeerde] deze schade had kunnen vermijden, omdat zij de auto volgens hem niet had hoeven verkopen. De kantonrechter begrijpt dat [opposant] hiermee een beroep doet op de eigen schuld van [geopposeerde] (artikel 6:101 lid 1 BW).

3.7. Als [geopposeerde] de auto had laten repareren, dan had ze het leasecontract niet voortijdig hoeven te beëindigen en had ze (dus) geen boete van € 70,00 hoeven betalen. De reparatie zou [geopposeerde] volgens de offerte van [bedrijf] € 7.529,80 hebben gekost. Omdat [opposant] verantwoordelijk is voor de door [geopposeerde] geleden schade, had [opposant] dan dus dit bedrag aan schadevergoeding moeten betalen. In plaats van de auto te laten repareren, heeft [geopposeerde] er voor gekozen de auto te verkopen. Zij heeft daardoor genoegen moeten nemen met een lagere waarde van € 5.500,00 (zie 3.4 en 3.5) en de boete van € 70,00 moeten betalen. De schadevergoeding die [opposant] in dit scenario aan [geopposeerde] moet betalen is € 4.500,00 + € 70,00 = € 4.570,00. Dat is dus minder dan het bedrag dat [opposant] anders aan [geopposeerde] had moeten vergoeden. De kantonrechter wijst het bedrag van € 70,00 daarom toe.

De wettelijke handelsrente wordt toegewezen

3.8. De gevorderde wettelijke handelsrente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

[opposant] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen

3.9. [geopposeerde] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [geopposeerde] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [geopposeerde] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 899,97 worden toegewezen.

[opposant] moet de proceskosten in conventie betalen

3.10. [opposant] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [geopposeerde] worden begroot op:

3.11. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

Uitvoerbaar bij voorraad

3.12. De kantonrechter verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de verplichting om aan dit vonnis te voldoen ingaat op het moment dat het is uitgesproken, totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.

In reconventie

[geopposeerde] moet € 2.575,00 aan [opposant] betalen voor uitgevoerde werkzaamheden

3.13. [opposant] heeft in reconventie gevorderd dat [geopposeerde] hem € 8.007,54 betaalt voor de reparatiewerkzaamheden aan de lesauto. Omdat [geopposeerde] heeft aangevoerd dat de prijzen van de onderdelen op de facturen niet kloppen en [opposant] tijdens de mondelinge behandeling hier tegenin heeft gebracht dat hij alles op papier heeft staan, kreeg [opposant] de mogelijkheid om in een akte te onderbouwen dat hij de onderdelen wel nieuw had ingekocht. [opposant] heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De prijzen van de onderdelen op de facturen komen hierdoor niet vast te staan en dit deel van de vordering van [opposant] wordt daarom afgewezen.

3.14. [geopposeerde] moet [opposant] wel betalen voor de werkzaamheden die op de facturen van 24 november 2023 en 13 februari 2024 staan (productie 8 van de dagvaarding van [geopposeerde] ). In het tussenvonnis is al geoordeeld dat, anders dan [geopposeerde] aanvoerde, niet in valt te zien dat [opposant] werkzaamheden heeft verricht die niet overeen gekomen waren. Als van de factuur van 24 november 2023 alle posten onder ‘arbeid’, ‘werkzaamheden’, en ‘arbeidskosten’ bij elkaar worden opgeteld, komt daar een bedrag van € 1.325,00 uit. Op de factuur van 13 februari 2024 staat een prijs van € 1.250,00 voor het vervangen van alle onderdelen op die factuur. In totaal moet [geopposeerde] dus € 2.575,00 aan [opposant] betalen voor de werkzaamheden die hij heeft verricht.

3.15. De gevorderde wettelijke handelsrente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

[geopposeerde] moet de proceskosten in reconventie betalen

3.16. [geopposeerde] is in reconventie in het ongelijk gesteld en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten in reconventie. [opposant] heeft een volledige proceskostenveroordeling verzocht, maar de kantonrechter wijst dit af. Nergens blijkt uit dat [geopposeerde] misbruik heeft gemaakt van haar procesrecht of onrechtmatig heeft gehandeld. Het normale liquidatietarief wordt daarom gehanteerd. De kosten voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding blijven op grond van artikel 141 Rv voor rekening van [opposant] , omdat die kosten een gevolg zijn van het feit dat [opposant] in eerste instantie niet in het geding is verschenen.

3.17. De proceskosten van [opposant] in reconventie worden begroot op:

[geopposeerde] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen

3.18. [opposant] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [opposant] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [opposant] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Daarom zal een bedrag van € 382,50 worden toegewezen.

Uitvoerbaar bij voorraad

3.19. De kantonrechter verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit betekent dat de verplichting om aan dit vonnis te voldoen ingaat op het moment dat het is uitgesproken, totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.

4 De beslissing

De kantonrechter

In conventie

4.1. vernietigt het op 6 november 2024 onder zaaknummer/rolnummer 11317950 AC EXPL 24-2347 gewezen verstekvonnis ,

en opnieuw beslissend

4.2. veroordeelt [opposant] om aan [geopposeerde] te betalen een bedrag van € 12.496,88, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf 23 januari 2024, tot de dag van volledige betaling,

4.3. veroordeelt [opposant] om aan [geopposeerde] te betalen een bedrag van € 899,97 aan buitengerechtelijke kosten,

4.4. veroordeelt [opposant] in de proceskosten van € 1.769,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [opposant] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

4.5. veroordeelt [opposant] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

4.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

4.7. wijst het meer of anders gevorderde af,

In reconventie

4.8. veroordeelt [geopposeerde] om aan [opposant] te betalen een bedrag van € 2.575,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, vanaf de datum van de verzetdagvaarding, tot de dag van volledige betaling,

4.9. veroordeelt [geopposeerde] om aan [opposant] te betalen een bedrag van € 382,50 aan buitengerechtelijke kosten,

4.10. veroordeelt [geopposeerde] in de proceskosten van € 541,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [geopposeerde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

4.11. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

4.12. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. Nicholson en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

61312