Uitspraak inhoud

Strafrecht Zittingsplaats Utrecht

Parketnummers: 16/379737-24 en 05-243256-22 (vord.tul) (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 8 juli 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Irak), wonende te [woonplaats] , thans verblijvende in de [verblijfplaats] , hierna verder: verdachte.

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 maart, 20 mei en 24 juni 2025. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 juni 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.A. Lepoutre en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.A. Aaldijk, advocaat te Den Haag, alsmede mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Arnhem, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank ter zitting gehoord de deskundigen A.Z. Botermans (psychiater), A. van der Weijden (GZ-psycholoog) en T. Koopmans (reclasseringswerker).

2 TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:

Feit 1: op 25 november 2024 te Veenendaal/Ede [politieagent] (politieagent) heeft bedreigd;

Feit 2: op 25 november 2024 te Veenendaal/Ede als bestuurder van een auto opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden waardoor er sprake was van levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen;

Feit 3: op 7 oktober 2024 te Ede [slachtoffer 1] (ex-partner) heeft bedreigd;

Feit 4: op 2 september 2024 te Ede [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (medewerkers wijkteam) heeft bedreigd.

3 VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht alle vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.

4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak, dan wel partiële vrijspraak, bepleit van het onder feit 1, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe kort gezegd aangevoerd dat de in deze feiten benoemde specifieke gedragingen of bewoordingen geen strafbare bedreiging opleveren, dat geen vrees kan zijn of is ontstaan (feit 1 en feit 3), dan wel dat verdachte het ten laste gelegde ontkent (feit 4), dan wel dat er bij hem geen sprake was van opzet op bedreiging, ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van de feiten 1 en 2

Bewijsmiddelen [1]

Verklaring verdachte ter terechtzitting: Het klopt dat ik op 25 november 2024 in Veenendaal of Ede in mijn auto reed en een stopteken heb genegeerd, tegen het verkeer in ben gereden, onvoldoende afstand heb gehouden, door rood heb gereden en op diverse plekken te hard heb gereden. Toen ik dichtbij Veenendaal was zag ik een stopteken. Ik werd boos, want ik wilde eten. Ik stapte uit. De ijzeren staaf van de krik die in mijn auto lag nam ik mee in mijn hand. Deze staaf bewoog ik heen en weer, van voor naar achteren. Ik was een paar meter in de richting van de agent gelopen en toen weer terug. Ik kan mij wel voorstellen dat die agent zich angstig voelde.

Proces-verbaal aangifte van [politieagent] Ik doe aangifte van bedreiging. Door de verdachte werd met een personenauto op mij ingereden en tevens werd ik bedreigd met een staaf op 25 november 2024 in Veenendaal.[2]

Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [politieagent] ) Op 25 november 2024 reed ik, verbalisant, in uniform gekleed in een niet als zodanig herkenbare politieauto. Van een collega kreeg ik telefonisch door dat een auto, een Toyota met kenteken [kenteken] , 81 km/u reed waar 50 km/u is toegestaan. Ik reed direct achter de betreffende auto aan om de bestuurder staande te houden. Ik zag dat de auto nog steeds met hoge snelheid reed. Ik zag dat de auto een rood verkeerslicht negeerde en rechtsaf de Voorpoort op reed. Ik gaf direct een stopteken door een rood verlichte transparant aan de zonneklep van mijn dienstvoertuig te activeren. Ik zag dat de auto min of meer meteen remde en tot stilstand kwam. Ik zag dat direct de achteruitrijdverlichting van de auto aan ging en dat de auto daadwerkelijk achteruit reed. Ik zag dat dit dusdanig snel ging dat de auto mijn dienstvoertuig zou rammen als ik zou blijven staan. Ik reed daarom ook achteruit. Omdat er toevallig niemand achter mij reed, kon ik vrij ver achteruit rijden, ik schat ongeveer 50 meter en zo voorkomen dat de auto mijn dienstauto raakte. Door de snelheid waarmee de auto achteruit reed, was ik overtuigd dat de bestuurder opzettelijk achteruit en op mij inreed. Ik reed daarbij, noodgedwongen, een stukje de kruising Rondweg-west met de Voorpoort en de Nieuweweg-noord te Veenendaal op. Terwijl ik achteruit reed, schakelde ik de blauwe optische signalen in om de zichtbaarheid van de auto te verhogen en te benadrukken dat het een politieauto betrof. Toen ik halverwege op de kruising reed, zag ik dat de auto weer stopte op enkele meters afstand van mij. Ik zag dat de auto stil bleef staan en dat het bestuurdersportier geopend werd en de bestuurder uitstapte. Deze bestuurder bleek later te zijn: [verdachte] . Ik stapte ook uit. Ik zag dat [verdachte] in zijn hand een roodkleurig, staafvormig voorwerp vast hield. Op een afstandje leek dit qua vorm en afmeting op een breekijzer. Ik zag dat [verdachte] met stevige pas op mij af kwam lopen, waarbij hij het voorwerp ophief ter hoogte van zijn oor. Ik zag dat [verdachte] mij strak aankeek en slaande bewegingen maakte met het voorwerp in zijn hand. Door deze houding en dit gedrag was ik overtuigd dat [verdachte] mij hiermee wilde slaan. Ik probeerde afstand tussen [verdachte] en mijzelf te creëren door van hem weg te lopen. Ik schat dat de afstand tussen [verdachte] en mijzelf enkele meters was, maar niet meer dan 10 meter. Ik was overtuigend dat [verdachte] mij daadwerkelijk iets wilde aandoen.[3] Ik zag dat [verdachte] weer in zijn auto stapte en vooruit reed. Ik zag dat hij tegen het verkeer in de Rondweg-west op reed. De snelheid die [verdachte] reed, was over het hele traject hoger dan toegestaan. Op de A30 bij afrit 2 (Ede-Noord) zag ik dat [verdachte] op de afrit heel langzaam ging rijden en meermaals naar links en naar rechts stuurde. Ik zag dat hij uiteindelijk deze afrit nam en vervolgens de N224 in Ede op reed in oostelijke richting. Ik zag dat [verdachte] in Ede meermaals rode verkeerslichten negeerde, zonder zijn snelheid aan te passen.[4]

Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant] ) Op 25 november 2024 zag ik, verbalisant, dat een man op de weg stond en dat hij een rode, lange staaf vast hield in zijn rechterhand. Ik zag dat deze man zich richtte op collega [politieagent] , waarbij hij op meerdere momenten de staaf omhoog bracht en richting collega [politieagent] liep. Ik zette mijn surveillanceauto voor die van de verdachte en stapte uit ter aanhouding. Ik zag echter dat de verdachte weer instapte en wegreed. Ik zag dat hij op de kruising rode verkeerslichten negeerde, tegen het verkeer in reed in de richting van de oprit A12 richting Ede. Ik zag dat hij na een tiental meters zijn voertuig weer keerde en over de trottoirband reed, door de berm en over het fietspad, weer richting de Voorpoort. Vervolgens ging hij de snelweg A12 op richting Ede. Ik zag dat de verdachte zeer onvoorspelbaar en gevaarlijk rijgedrag vertoonde:

  • negeren stopteken op de Nieuweweg-Noord te Veenendaal;[5]

  • rijden tegen het verkeer in op de Nieuweweg-Noord te Veenendaal, een weg gelegen binnen de bebouwde kom;

  • rijden over het fietspad op de Nieuweweg-Noord te Veenendaal, een weg gelegen binnen de bebouwde kom;

  • niet de rijbaan gebruiken, maar het trottoir, op de Nieuweweg-Noord te Veenendaal, een weg gelegen binnen de bebouwde kom;

  • onvoldoende afstand houden bij een snelheid van circa 100 kilometer, op de A12 rechts, ongeveer ter hoogte van hectometerpaal 104.4;

  • door rood rijden op meerdere plekken in Ede en Veenendaal, zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

  • overschrijden maximum snelheid, op diverse plekken, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.[6]

Bewijsoverwegingen

Feit 1: bedreiging van politieagent [politieagent]

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) onder meer is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is verricht dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen, dan wel zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht. Niet is vereist dat de dader het voornemen heeft om de bedreiging te realiseren. Het gaat er om of de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken en dat het (voorwaardelijk) opzet van de dader daarop is gericht. Gelet op de gegeven omstandigheden bezien in de context waarin de gedragingen van verdachte hebben plaatsgevonden, zoals die volgen uit de bewijsmiddelen, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte politieagent [politieagent] heeft bedreigd door met de auto in zijn richting te rijden en door met een ijzeren staaf (met slaande bewegingen) op hem af te lopen. Verdachte negeerde het stopteken van de politieagent en was boos dat hij een stopteken kreeg. Verdachte heeft verklaard dat er iets in hem was geknapt. Hij is vervolgens met aanzienlijke snelheid achteruit richting de politieauto gereden, zodanig ver dat de agent eveneens achteruit rijdend op de kruising terecht kwam. Daarna is verdachte uitgestapt en met een ijzeren staaf (onderdeel van een krik) in zijn handen heen en weer zwaaiend op de politieagent (die ook was uitgestapt) afgelopen. Onder die omstandigheden bezien, heeft bij de politieagent de redelijke vrees kunnen ontstaan dat verdachte hem zwaar zou mishandelen toen hij eerst rijdend en daarna lopend met een staaf op hem af kwam. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, naar uiterlijke verschijningsvorm, zo gericht waren op het redelijke vrees aanjagen dat het niet anders kan dan dat verdachte (in voorwaardelijke vorm) daar ook opzet op heeft gehad.

Feit 2: overtreding artikel 5a WVW

Op grond van de in de bewijsmiddelen vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels heeft geschonden. Verdachte is meermalen door een rood verkeerslicht gereden, zonder zijn snelheid te verminderen. Ook heeft hij tegen het verkeer in gereden en over het fietspad en over de stoep gereden met de auto. Daarnaast heeft hij onvoldoende afstand gehouden bij een hoge snelheid en heeft gedurende het gehele traject harder gereden dan was toegestaan. Deze combinatie van gedragingen, bezien in het licht van het feit dat verdachte kennelijk boos en geïrriteerd was, maakt dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. Door op deze wijze te handelen, kan het niet anders dan dat verdachte niet alleen opzet heeft gehad op de schending van de verkeersregels, maar ook op schending daarvan in ernstige mate. Ook is de rechtbank van oordeel dat door deze gedragingen van verdachte gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Immers is het onder de genoemde omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat dergelijk gedrag kan leiden tot een verkeersongeval op de weg en (daarmee) tot zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen.

Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het ten laste gelegde feit, te weten overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, wettig en overtuigend bewezen acht.

Ten aanzien van feit 3: bedreiging ex-partner [slachtoffer 1]

Bewijsmiddelen

Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Mijn ex-man en de vader van onze twee kinderen, [verdachte] , heeft hij mij diverse keren met de dood bedreigd, via Whatsapp en telefonisch.[7] Op 7 oktober 2024 had ik drie gemiste oproepen van [verdachte] en vervolgens ontving ik twee voicemailberichten en een WhatsApp spraakbericht van hem. Hierin geeft [verdachte] meerdere keren aan dat hij mijn leven kapot zal maken. Dat als ik niet mee zou werken, hij zou zorgen dat ik [A] en [B] kwijt zou raken. Hij zei: “Ik zorg dat jou leven helemaal kapot maken".[8] Ik stuur de politie al deze berichten die [verdachte] naar mij heeft gestuurd via voicemail, Whatsapp en mail toe. Al sinds mijn scheiding in 2022 leef ik in grote angst in verband met de dreigende houding die [verdachte] heeft en de uitspraken die hij doet. Ik voel mij bedreigd. Ik ben bang dat mijn ex-partner een keer iets ergs met mij en/of de kinderen zal doen. Dat hij de bedreigingen die hij uit, zal uitvoeren.[9]

Proces-verbaal van bevindingen (uitluisteren voicemailberichten) Ik, verbalisant, heb het voicemailbericht beluisterd dat ik via de e-mail van aangeefster ontving op 7 oktober 2024. 00:21-00:21: “Ik wil jou niet zoeken, maar als jij niet meewerkt, ik zorg dat jij [A] en [B] kwijtraakt.”[10]

02:30 - 02:23: " [A] en [B] , ik zorg dat die kwijt van jou raken. Begrijp je mij of moet ik nog weer herhalen? Maar dat wil ik niet, begrijp je niet geweld en wil ik absoluut niet. Als jij meewerkt, op een eerlijke manier, nette manier. " 03:59 - 04:17: "Maar jouw leven komt, is misschien een beetje kapot. Ik zorg dat jouw leven helemaal kapot maken.” 05:53 - 06:00: "Groet [verdachte] , vader van [A] en [B] ."[11]

Ten aanzien van feit 4

Bewijsmiddelen

Proces-verbaal aangifte van [aangever] Ik doe vanuit de gemeente Ede namens twee collega's van het [naam] aangifte van bedreiging met de dood door [verdachte] . Op 2 september 2024 zijn [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in het wijkgebouw [wijkgebouw] te Ede door de heer [verdachte] met de dood bedreigd.[12]

Proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 2] ) ‘Op 2 september 2024 zag ik meneer [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) [wijkgebouw] binnen komen lopen. Meneer bleef op een doordrongen manier, met grote ogen, kijken. Meneer zegt dat hij zou worden gediscrimineerd en anders worden behandeld, omdat hij andere (voor)namen heeft. Dat alles pas voor hem klaar is op het moment dat oud- collega [C] ., oud- collega [D] . en ik dood zijn.[13] Tijdens het moment komt meneer regelmatig dicht bij collega [slachtoffer 3] . en mij staan. Hij komt dan ook dreigend en intimiderend naar voren gelopen en staat dan neus aan neus, waarin hij het gezicht bijna raakt. Als hij iets zegt of iets duidelijk probeerde te maken, kwam hij al dreigend en wijzend naar voren gelopen. Meermaals staat meneer dichtbij en recht tegenover mij en kijkt mij doordringend aan. Hij vertelt dat hij iemand kent vanuit de Maatschappelijke Opvang in Ede die een wapen heeft. Meneer maakt als hij dat vertelt een pistool met zijn handen. Hij vertelt dan ook dat hij ergens is opgegroeid waar hoofden eraf gaan. Ook dan maakt hij met zijn hand een gebaar waarmee hij met zijn vinger langs zijn nek gaat en hiermee lijkt te impliceren dat een nek wordt doorgesneden.’[14]

Proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 3] ) ‘Ik zag dat [verdachte] plotseling in de ruimte van [naam] stond. In de ruimte van het [naam] waren collega [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijp: [slachtoffer 2]) en [E] en ik aanwezig. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] aankeek en op haar afliep en zag dat hij een intimideren houding had. Ik zag dat [verdachte] dichter bij [slachtoffer 2] ging staan, bijna neus tegen neus. Ik hoorde en zag dat [verdachte] tegen [slachtoffer 2] zei dat hij niet zou rusten voordat ze dood was. Hij zei dat hij [slachtoffer 2] dood wilde en dat dit ook gold voor [C] en [D] . Hij wilde ze dood en als ze begraven waren zou hij de botten uitgraven. Ik hoorde [verdachte] deze bedreigingen meerdere malen uiten. Ik zag dat hij dicht bij mij ging staan, neus tegen neus en hoorde hem zeggen dat hij gediscrimineerd werd. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij iemand bij de Maatschappelijke opvang kent die in wapens handelt en ik zag dat hij met zijn hand een gebaar maakte alsof hij een pistool in zijn hand had. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij mensen in Irak kende die een moord konden plegen. Hij maakte met zijn hand gebaar als of hij een mes in zijn hand had en daarmee zijn keel doorsneed.’[15]

Proces-verbaal van verhoor verdachte Het klopt dat ik op 2 september 2024 naar het [naam] in Ede ben geweest.[16] Het klopt dat ik dreigend tegenover de aangeefster (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) heb gestaan.[17]

Bewijsoverwegingen feit 3 en feit 4

Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte geuite woorden, gelet op de aard daarvan en de omstandigheden waaronder verdachte deze woorden heeft geuit, bij [slachtoffer 1] tot de redelijke vrees kon leiden dat zij haar leven zou verliezen.

Verder is de rechtbank van oordeel dat de bewoordingen die verdachte heeft gebruikt en de gemaakte handgebaren in de vorm van een pistool en het doorsnijden van een keel, mede gelet op de omstandigheden waaronder die woorden zijn geuit en die handgebaren zijn gemaakt, naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht waren op het redelijke vrees aanjagen dat het niet anders kan dan dat verdachte (in voorwaardelijke vorm) daar ook opzet op heeft gehad.

De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn ex-partner [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 3) en dat hij twee medewerkers van het sociaal wijkteam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 4).

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 25 november 2024 te Veenendaal [politieagent] heeft bedreigd met zware mishandeling, door opzettelijk plotseling en snel met zijn auto achteruit te rijden met als doel op de personenauto van die [politieagent] in te rijden en (vervolgens) met een ijzeren staaf op die [politieagent] af te lopen en daarmee slaande bewegingen te maken;

op 25 november 2024 te Veenendaal en te Ede, als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto van het merk Toyota), daarmee rijdende op de weg, Nieuweweg Noord en de A12 en de A30 en de N224, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door

  • een stopteken te negeren,

  • tegen het verkeer in te rijden,

  • te rijden op het fietspad en het trottoir,

  • onvoldoende afstand te houden (bij een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur),

  • door rood te rijden,

  • op diverse plekken de maximumsnelheid te overschrijden,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

op 7 oktober 2024 in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Begrijp je mij of moet ik nog weer herhalen? Maar dat wil ik niet, begrijp je niet geweld en wil ik absoluut niet. Als jij meewerkt op een eerlijke manier, nette manier." en "Maar jouw leven komt, is misschien een beetje kapot. Ik zorg dat jouw leven helemaal kapot maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

op 2 september 2024 te Ede [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen dat alles pas voor hem klaar is op het moment dat [C] , [D] en/of die [slachtoffer 2] dood zijn en daarbij/vervolgens van zijn hand(en) een pistool te maken en/of met zijn hand een gebaar te maken alsof hij een mes in zijn hand had en daarmee een keel doorsneed.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

Feit 1: bedreiging met zware mishandeling

Feit 2: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994

Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:

  • een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest;

en daarnaast ter zake van de feiten 1, 3 en 4:

  • een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd;

  • langdurig toezicht door de gedragsbeïnvloedende – en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) van artikel 38z Sr.

Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd om daarnaast aan verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingehouden is geweest (zodat in dit geval het rijbewijs niet opnieuw ingehouden behoeft te worden).

De officier van justitie heeft voorts gevorderd de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

8.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw van verdachte heeft in het kader van de strafmaat – kort gezegd - het volgende aangevoerd. Verdachte zit inmiddels bijna zeven maanden vast en er dient rekening te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten, het gebrek aan (veelvuldige) recidive en de aard en ernst van de feiten. Het gaat in dit geval om voornamelijk (verbale) bedreigingen waarvoor in de regel geldboetes worden opgelegd. De raadsvrouw van verdachte heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat aan verdachte hooguit een onvoorwaardelijke straf dient te worden opgelegd die gelijk of korter is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten, eventueel gecombineerd met een deel voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Verdachte is immers bereid om aan zijn problematiek te werken en zijn leven weer op de rit te krijgen, maar verdachte is het niet eens met het tbs-advies. Een tbs-maatregel is een te verstrekkend middel en voldoet in dit geval niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het strafblad van verdachte is beperkt en het gaat niet om fysieke geweldsdelicten. De raadsvrouw heeft zich om dezelfde redenen ook verzet tegen het opleggen van een GVM.

8.3 Het oordeel van de rechtbank Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

De ernst van de feiten

Verdachte heeft zich op drie verschillende momenten en tegenover vier verschillende personen bedreigend uitgelaten, verbaal, maar ondersteund door agressieve en dreigende gedragingen. Een politieagent heeft hij bedreigd door met zijn auto met aanzienlijke snelheid richting de auto van de agent te rijden en vervolgens door zwaaiend met een ijzeren staaf in zijn handen op hem af te lopen. Zijn ex-partner heeft hij bedreigd via WhatsApp en door middel van voicemailberichten en de wijkteamleden heeft hij in de openbare ruimte bedreigd met de dood ondersteund met agressieve handgebaren. Als gevolg van deze misdrijven zijn door de verdachte overlast, gevoelens van onveiligheid en onrust bij de slachtoffers en in de samenleving in het algemeen veroorzaakt. Dat de bedreigingen van verdachte met name voor zijn ex-partner beangstigend zijn geweest, blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.

Daarnaast heeft verdachte als bestuurder van een auto opzettelijk meerdere verkeersregels in ernstige mate geschonden. Verdachte heeft met zijn onvoorspelbaar en gevaarlijk rijgedrag onaanvaardbare risico’s genomen en levensgevaarlijke situaties gecreëerd, waarbij hij zich geen rekenschap heeft gegeven van de geldende gedragsnormen in het verkeer en van zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Het is een wonder dat er geen (ernstige) verkeersongelukken uit voort zijn gekomen.

De persoon van verdachte

Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn justitiële documentatie (strafblad) van 6 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld, namelijk voor bedreiging van zijn ex-partner. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.

De rechtbank heeft ook de rapporten van 10 maart 2025 van de psychiater A.Z. Botermans en de GZ-psycholoog A. van der Weijden naar aanleiding van de Pro Justitia onderzoeken gelezen. Uit deze rapporten volgt dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS), ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (waarbij vermoedelijk sprake is van narcistische en borderline trekken, maar dit kan vanwege het voorliggende psychotisch beeld niet worden vastgesteld). Differentiaal diagnostisch wordt nog een depressieve stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis overwogen, waarbij deze in verband met het huidige voorliggende toestandsbeeld niet duidelijk kunnen worden aangetoond, dan wel uitgesloten. Ten aanzien van de feiten speelt de vastgestelde psychopathologie in de vorm van PTSS en de persoonlijkheidsstoornis bij alle ten laste gelegde feiten een rol. De vastgestelde psychopathologie zorgt bij betrokkene voor snelle stemmingswisselingen, emotie-regulatieproblemen, impulsief handelen, een externaliserende houding en er is sprake van een basale achterdocht naar zijn omgeving en hij is hyperalert op gevaar. Bij alle tenlastegelegde feiten is er sprake van enige doorwerking vanuit de vastgestelde psychopathologie. De psychiater overweegt wat betreft de eerste twee tenlastegelegde feiten dat er kan worden gesteld dat de mate van doorwerking groot is. Er wordt geadviseerd om deze feiten in sterk verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen. Het is niet goed mogelijk gebleken om duidelijk te onderscheiden in welke mate de psychotische psychopathologie een rol heeft gespeeld in het derde en vierde tenlastegelegde feit. Er kan ten aanzien van deze feiten worden gesteld dat er minstens sprake is van enige doorwerking, waardoor door de psychiater wordt geadviseerd om deze feiten minstens in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog adviseert om alle ten laste leggingen in ten minste verminderde mate aan te rekenen. De deskundigen constateren dat sprake is van een hoog risico op soortgelijk toekomstig geweld als de tenlastegelegde feiten (bedreiging) door betrokkene op de korte termijn, maar ook op de langere termijn. Om de psychopathologie voldoende te kunnen behandelen en het recidiverisico te kunnen verlagen wordt een tbs-maatregel met voorwaarden geadviseerd, waarin klinische opname en inname van de voorgeschreven medicatie als voorwaarden door de reclassering zouden kunnen worden opgenomen. Indien de tbs met voorwaarden geen haalbare optie blijkt te zijn wordt een tbs-maatregel met dwangverpleging geadviseerd. Tot slot adviseren de deskundigen om bij de oplegging van een tbs-maatregel een GVM te overwegen.

Ter zitting hebben de deskundigen bovenstaand advies bevestigd en aangegeven waarom het niet volstaat om bijzondere voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijk strafdeel. Bij betrokkene is sprake van een wisselend toestandsbeeld en probleembesef. De keuze om wel of niet mee te werken aan een behandeling wordt volgens de deskundigen niet weloverwogen gemaakt, maar de beslissing komt voort uit het ziektebeeld. Dit maakt dat een voorwaardelijke straf als stok achter de deur niet volstaat. Er is dan een risico dat hij onbehandeld, en dus met dezelfde pathologie en een hoog recidiverisico, weer terugkomt in de maatschappij. Om dat risico te beperken wordt een tbs met voorwaarden geadviseerd.

Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het Reclasseringsrapport van 15 mei 2025, opgemaakt door T. Koopmans. Uit dit rapport volgt dat ook de reclassering het risico op recidive inschat als hoog en een tbs-maatregel met voorwaarden geïndiceerd vindt. De reclassering beschouwt een tbs-maatregel met voorwaarden haalbaar en uitvoerbaar en de reclassering adviseert daarbij de volgende voorwaarden: geen nieuw strafbaar feit plegen; meewerken aan reclasseringstoezicht; meewerken aan een time-out; niet naar het buitenland; een meldplicht bij de reclassering; opname in een zorginstelling; ambulante behandeling; begeleid wonen of maatschappelijke opvang; een contactverbod met zijn ex-partner [slachtoffer 1] ; een alcohol- en drugsverbod; het vinden en behouden van een dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. De reclassering adviseert voorts dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden.

De straf

Gelet op de veelvoud aan bedreigingen (op drie verschillende momenten, tegenover vier verschillende personen), het feit dat de bedreigingen alle keren met agressieve gedragingen kracht werden bijgezet, omdat er bedreigingen zijn geuit tegen mensen in het kader van de uitoefening van werkzaamheden in het publieke domein (politieagent en medewerkers [naam] ) en omdat verdachte zijn ex-partner heeft bedreigd, is de rechtbank van oordeel dat voor deze bedreigingen een gevangenisstraf de enige passende straf is. Daar komt bij dat verdachte ook opzettelijk levensgevaarlijk rijgedrag heeft vertoond.

De rechtbank neemt de conclusies en het advies van voornoemde deskundigen over. De rechtbank zal daarom de hiervoor bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.

De rechtbank is van oordeel dat in dit geval een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend is. Een langere gevangenisstraf, zoals de officier van justitie heeft geëist, is gelet op de aard en ernst van de feiten niet passend. De officier van justitie heeft zijn strafeis daarnaast mede onderbouwd met het argument dat verdachte vast moet blijven zitten totdat een kliniek voor hem gevonden is in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden (zie hieronder). Dat kan naar het oordeel van de rechtbank echter geen argument zijn om aan iemand een langere gevangenisstraf op te leggen.

Tbs-maatregel met voorwaarden Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden moet worden opgelegd. Een tbs-maatregel kan worden opgelegd indien wordt voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dient oplegging van de maatregel te eisen. De rechter dient daarbij tot het oordeel te komen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit (of feiten) een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (artikel 37a lid 1 aanhef en onder 1° en 2° Sr). Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr). Voor oplegging van de tbs-maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die verdachte hebben onderzocht (artikel 37a lid 3 Sr). Op grond van de rapporten van de deskundigen en hetgeen hiervoor over de bewezen verklaarde feiten is vastgesteld, concludeert de rechtbank dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden is voldaan. Gezien de vastgestelde (complexe) psychiatrische problematiek bij verdachte en het hoge recidiverisico is een (bij aanvang klinische) behandeling noodzakelijk. Vanwege het tevens geconstateerde beperkte probleembesef- en inzicht bij verdachte en de daarmee samenhangende externaliserende houding van verdachte is hij niet in staat om in te zien dat een opname en langdurige behandeling noodzakelijk zijn om het risico op recidive te verminderen. De inschatting is dat het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke veroordeling onvoldoende borging biedt voor de benodigde behandeling. Daarnaast bestaat dan het risico dat betrokkene bij overtreding van voorwaarden onbehandeld terugkeert in de maatschappij, met onverminderd hoog recidiverisico. Anderzijds is een tbs-maatregel met dwangverpleging (nog) niet aan de orde nu verdachte tot nu toe aan zijn behandeling heeft meegewerkt, ondanks dat er op dit moment geen sprake is van consensus over de noodzaak van behandeling. Om de psychopathologie voldoende te kunnen behandelen en het recidiverisico te kunnen verlagen, is een tbs-maatregel met voorwaarden (waaronder klinische opname en inname van voorgeschreven medicatie) noodzakelijk en ook het meest passend in dit geval. De rechtbank zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. De rechtbank zal daaraan verbinden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en waarvan verdachte heeft aangegeven deze te zullen nakomen, te weten: geen nieuw strafbaar feit plegen; meewerken aan reclasseringstoezicht; meewerken aan een time-out; niet naar het buitenland; een meldplicht bij de reclassering; opname in een zorginstelling; ambulante behandeling; begeleid wonen of maatschappelijke opvang; een contactverbod met zijn ex-partner [slachtoffer 1] ; een alcohol- en drugsverbod; het vinden en behouden van een dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.

Geen geweldsmisdrijf De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de maatregel, ingeval van omzetting in terbeschikkingstelling, beperkt zal zijn tot een totale duur van vier jaren.

Dadelijk uitvoerbaar Gelet op het hoge recidiverisico zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Gedragsbeïnvloedende maatregel ex artikel 38z Sr (GVM) De deskundigen hebben aanvullend geadviseerd om de gedragsbeïnvloedende maatregel (GVM) van artikel 38z Sr op te leggen. De ernst van de psychopathologie van betrokkene in combinatie met de chroniciteit van zijn klachten zorgen ervoor dat betrokkene middels de GVM langdurig onder toezicht zou kunnen worden gesteld om indien dit niet lukt binnen het kader van de tbs, alsnog het recidiverisico terug te brengen naar een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Het aanvullende kader van GVM biedt samen met de voorwaardelijke tbs-maatregel een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. De rechtbank neemt deze overwegingen van de deskundigen over en zal daarom de gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen nu zij dit nodig acht ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.

De rechtbank merkt hierbij op dat de GVM pas ten uitvoer kan worden gelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de tbs-maatregel en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.

Voorlopige hechtenis Omdat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat aan verdachte een vrijheidsbenemende maatregel kan worden opgelegd (namelijk door omzetting in tbs met voorwaarden als hij zich niet aan de voorwaarden houdt), heft de rechtbank de voorlopige hechtenis niet op. De voorlopige hechtenis blijft daarmee van kracht tot zestig na deze uitspraak. De rechtbank acht het wel van belang dat als er een plek bij [instelling] of een overbruggingsplek beschikbaar is, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, verdachte daar direct naartoe kan. De rechtbank zal daarin bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de verdachte voor zijn klinische behandeling binnen [instelling] of een overbruggingsplek zal worden opgenomen. Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als die aan de tbs met voorwaarden zijn verbonden. De rechtbank is zich er van bewust dat de tbs met voorwaarden niet mag worden omgezet in een tbs met dwangverpleging als het vonnis nog niet onherroepelijk is. Om een vangnet te creëren voor het geval verdachte de aan de tbs verbonden voorwaarden overtreedt in de periode waarin de uitspraak nog niet onherroepelijk is, wordt de voorlopige hechtenis geschorst onder dezelfde voorwaarden als die aan de tbs-maatregel verbonden zijn. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven, terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd.

OBM ten aanzien van feit 2 Tot slot acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op zijn plaats en wel voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest, een en ander conform de eis van de officier van justitie. Dit brengt mee dat het rijbewijs op dit moment niet opnieuw ingevorderd en ingehouden zal worden.

9 VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging kan worden afgewezen, gelet op de aard en omvang van de strafeis zoals hij die in de hoofdzaak heeft gevorderd.

9.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de proeftijd van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen.

9.3 Het oordeel van de rechtbank Bij vonnis van 22 december 2022 van de politierechter in de rechtbank Gelderland is aan verdachte ter zake van bedreiging een voorwaardelijke taakstraf opgelegd voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren onder de algemene voorwaarden. Nu verdachte zich binnen de proeftijd niet heeft gehouden aan één van deze voorwaarden (door het plegen van een nieuw strafbaar feit) komt de vordering van het Openbaar Ministerie voor toewijzing in aanmerking. Gelet echter op de straffen en maatregelen die de rechtbank in deze zaak aan verdachte zal opleggen, acht de rechtbank in dit geval een toewijzing van de vordering niet op zijn plaats. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.

10 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen

zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11 BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf en maatregel

Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4:

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden;

  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4:

  • gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

 verdachte maakt zich niet schuldig aan een nieuw strafbaar feit;

 verdachte zal meewerken aan het reclasseringstoezicht, deze medewerking houdt onder meer in: melden op afspraken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht; afname van vingerafdrukken, het laten zien van een geldig identiteitsbewijs en het verstrekken van een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is; zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering; meewerken aan huisbezoeken; inzicht geven in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners; niet vestigen op een ander adres zonder toestemming van de reclassering; meewerken aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte als dat in het belang van het toezicht is;

 verdachte zal meewerken aan een time-out: als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

 verdachte zal niet naar het buitenland gaan of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;

 verdachte laat zich opnemen in een zorginstelling ( [instelling] ) te bepalen door de justitiële instantie (DIZ) die verantwoordelijk is voor plaatsing. Mocht er een overbruggingsplek worden ingezet werkt de ter beschikking gestelde hieraan mee. De behandeling start op een nader te bepalen moment. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

 verdachte laat zich behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorginstelling. De behandeling start op nader te bepalen moment. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;

 verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte werkt mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Het verblijf start als de reclassering een overgang naar begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

 verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met zijn ex-partner [slachtoffer 1] , geboren [1984] , behalve na toestemming van de reclassering, aangezien Jeugdbescherming betrokken is bij beide kinderen van verdachte en contact mogelijk nodig is in dat traject;

 verdachte gebruikt geen alcohol en drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

 verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

 verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;

  • geeft opdracht aan de reclassering de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;

  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;

  • legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding als bedoeld in artikel 38z Sr;

OBM ten aanzien van feit 2:

Voorlopige hechtenis

  • schorst de voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat verdachte wordt opgenomen en daarmee feitelijk ter beschikking wordt gesteld bij [instelling] of een soortgelijke instelling, dan wel indien daar op dat moment nog geen plek beschikbaar is, in een soortgelijke instelling ter overbrugging van de tijd tot aan de opname, onder dezelfde voorwaarden als die zijn verbonden aan de tbs-maatregel (zoals hiervoor weergegeven) en voorts onder de voorwaarden:

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05/243256-22

  • wijst af de vordering tenuitvoerlegging.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. van den Brink, voorzitter, mr. N.P.J. Janssens en mr. J. Edgar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2025.

mr. Janssens en mr. Edgar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 25 november 2024 te Veenendaal [politieagent] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk plotseling en snel met zijn auto achteruit te rijden met als doel op de personenauto van die [politieagent] in te rijden en/of (vervolgens) met een ijzeren staaf op die [politieagent] af te lopen en/of daarmee slaande bewegingen te maken; ( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

  1. (wijziging)

hij op of omstreeks 25 november 2024 te Veenendaal en/of te Ede, althans in Nederland als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto van het merk Toyota), daarmee rijdende op de weg, Nieuweweg Noord en/of de A12 en/of de A30 en/of de N224 en/of de Raadhuisstraat en/of Arnhemseweg en/of Detmarlaan, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door

  • een stopteken te negeren,

  • tegen het verkeer in te rijden,

  • te rijden op het fietspad en/of het trottoir,

  • onvoldoende afstand te houden (bij een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur),

  • door rood te rijden,

  • op diverse plekken de maximumsnelheid te overschrijden,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was ( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )

hij op of omstreeks 7 oktober 2024 te Ede, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Begrijp je mij of moet ik nog weer herhalen? Maar dat wil ik niet, begrijp je niet geweld en wil ik absoluut niet. Als jij meewerkt op een eerlijke manier, nette manier." en/of "Maar jouw leven komt, is misschien een beetje kapot. Ik zorg dat jouw leven helemaal kapot maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; ( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

hij op of omstreeks 2 september 2024 te Ede, althans in Nederland [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen dat alles pas voor hem klaar is op het moment dat [C] , [D] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] dood zijn en/of daarbij/vervolgens van zijn hand(en) een pistool te maken en/of met zijn hand een gebaar te maken alsof hij een mes in zijn hand had en daarmee een keel doorsneed; ( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2024375655 (EindPv van 26 november 2024, pagina 1 tot en met 6, PV VGL van 28 november 2024, pagina 1 tot en met 54 en PV RDK van 2 december 2024, pagina 1 tot en met 93), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.

Een proces-verbaal van aangifte van [politieagent] van 25 november 2024, pagina 9.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [politieagent] ) van 26 november 2024, pagina 13.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [politieagent] ) van 26 november 2024, pagina 14.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant] ) van 26 november 2024, pagina 16.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant] ) van 26 november 2024, pagina 17.

Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 28 november 2024, pagina 25.

Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 28 november 2024, pagina 28.

Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 28 november 2024, pagina 29 met als bijlage een screenshot van het WhatsApp bericht met de afbeelding met Arabische tekst, pagina 74.

Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2024, pagina 75.

Een proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2024, pagina 78.

Een proces-verbaal aangifte van [aangever] van 9 september 2024, pagina 27.

Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 2] ) van 3 december 2024, pagina 33.

Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 2] ) van 3 december 2024, pagina 34.

Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 3] ) van 3 december 2024, pagina 36.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 december 2024, pagina 40.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 december 2024, pagina 41.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2024375655 (EindPv van 26 november 2024, pagina 1 tot en met 6, PV VGL van 28 november 2024, pagina 1 tot en met 54 en PV RDK van 2 december 2024, pagina 1 tot en met 93), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.

Een proces-verbaal van aangifte van [politieagent] van 25 november 2024, pagina 9.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [politieagent] ) van 26 november 2024, pagina 13.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [politieagent] ) van 26 november 2024, pagina 14.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant] ) van 26 november 2024, pagina 16.

Een proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant] ) van 26 november 2024, pagina 17.

Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 28 november 2024, pagina 25.

Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 28 november 2024, pagina 28.

Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 28 november 2024, pagina 29 met als bijlage een screenshot van het WhatsApp bericht met de afbeelding met Arabische tekst, pagina 74.

Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2024, pagina 75.

Een proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2024, pagina 78.

Een proces-verbaal aangifte van [aangever] van 9 september 2024, pagina 27.

Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 2] ) van 3 december 2024, pagina 33.

Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 2] ) van 3 december 2024, pagina 34.

Een proces-verbaal van bevindingen (verklaring slachtoffer [slachtoffer 3] ) van 3 december 2024, pagina 36.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 december 2024, pagina 40.

Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 3 december 2024, pagina 41.