ECLI:NL:RBLIM:2025:9610 - Rechtbank Limburg - 7 oktober 2025
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.008339.25
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren te [geboortegegevens] 1965, BRP-adres: [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 september 2025. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is op de zitting gehoord, bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat kantoorhoudende te Roermond. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feiten 1 en 3: in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 juni 2024, [slachtoffer] heeft verkracht en aangerand; feiten 2 en 4: in de periode van 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2024, [slachtoffer] heeft verkracht en aangerand; feit 5: op 6 augustus 2025 een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde en zich voor wat betreft feit 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De standpunten zullen hierna, voor zover van belang, nader worden weergegeven en besproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2, 3 en 4
Beoordelingskader Het gaat bij zedendelicten vaak om feiten waarbij het in de kern draait om het woord van de aangeefster tegen dat van de verdachte. Daarbij staan deze verklaringen vaak lijnrecht tegenover elkaar, waarbij er geen andere personen zijn die de ten laste gelegde handelingen hebben waargenomen.
De rechtbank dient in dat geval de vraag te beantwoorden of voldaan wordt aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv).
Op grond van het bepaalde in dit artikel kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de feiten en omstandigheden die door die getuige worden genoemd, op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Dat leidt dan tot discussie over de vraag of het bewijsminimum wel is gehaald. Als die vraag met “nee” moet worden beantwoord, zal dat tot vrijspraak moeten leiden. Dat wordt niet anders, wanneer de verklaring van de aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar wordt bevonden. Ook wordt het niet anders, als de aangeefster aan een ander de ervaringen met de verdachte heeft verteld. Dan is de belastende inhoud van die verklaring nog altijd uit één bron afkomstig, één getuige.
Wél volgt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat steunbewijs ontleend kan worden aan verklaringen van anderen, die waarnemingen hebben gedaan in relatie tot de emotionele of fysieke toestand van de aangever op het moment van de gebeurtenis of vlak daarna.
De beoordeling van de rechtbank met voornoemd kader als uitgangspunt Aangeefster heeft op 7 en 8 januari 2025 aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij heeft toen - kort samengevat - als volgt verklaard. Zij woonden allebei op een woonwagenkamp. De verdachte woonde daar al heel lang samen met haar tante. Zij zag hem dan ook als haar oom. Toen zij 12 jaar oud was, in 2022, begon hij haar seksueel te misbruiken. Dit was altijd overdag op de bank in de woonkamer van de woonwagen van haar tante. Toen zij 14 jaar oud was, in 2024, is het gestopt. De laatste keer was medio augustus, de laatste poging eind november 2024. In totaal is het tientallen keren gebeurd.
Deze beschuldigingen worden door de verdachte ontkend. Uit de verklaringen van anderen volgt duidelijk dat niemand van hen gezien heeft dat er over en weer seksuele gedragingen plaatsvonden tussen de verdachte en aangeefster.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen en het bewijsminimum wordt gehaald.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het steunbewijs voor de verklaring van aangeefster in deze zaak bestaat uit het volgende:
Naar het oordeel van de rechtbank geven deze bevindingen niet genoeg steun aan de aangifte, om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat het tenlastegelegde misbruik heeft plaatsgevonden. Aangeefsters emoties zijn maanden na de laatste keer en weken na de laatste poging waargenomen. De overige bevindingen passen net zo goed in het verhaal van de verdachte als in het verhaal van aangeefster, en hebben dus onvoldoende onderscheidend vermogen. Meer in het bijzonder overweegt de rechtbank over al deze bevindingen als volgt.
Aangeefster heeft op 30 december 2024 aan [naam 1] verteld dat de verdachte haar seksueel heeft misbruikt. Volgens [naam 1] was aangeefster verdrietig en heel nerveus toen ze het vertelde, maar ook opgelucht. [naam 1] heeft het daarna aan haar grootouders verteld, waardoor de hierna genoemde getuigen ook kennisnamen van het verhaal van aangeefster. [naam 4] heeft in augustus 2025 verklaard dat aangeefster goede, maar ook slechte dagen heeft waarbij ze veel huilt. Ten tijde van het seksueel misbruik trok aangeefster zich meer terug op haar kamer en was ze veel weg. [naam 2] werd in januari 2025 gehoord en zij verklaarde dat aangeefster in de ten laste gelegde periode vaak weg was en het laatste anderhalf jaar minder op bezoek kwam. [naam 3] verklaarde in januari 2025 dat aangeefster een tijdje minder op bezoek wilde komen. Toen aangeefster haar vertelde over het ten laste gelegde zag de getuige dat zij intens verdrietig was en heel hard huilde. Daarnaast is aangeefster in januari 2025 op verschillende momenten gehoord door de politie. De politie relateerde dat aangeefster ten tijde van die verhoren zichtbaar emotioneel was en huilde.
De rechtbank is van oordeel dat de waargenomen emoties en terughoudendheid bij aangeefster niet als steunbewijs kunnen dienen nu deze niet zeker genoeg veroorzaakt zijn door de ontuchtige handelingen waarover zij heeft verklaard. De rechtbank acht het tijdsverloop van midden augustus 2024 (laatste keer) tot eind december 2024 (voor het eerst verteld, aan [naam 1] ) en later (kennisname door andere getuigen en politie) daarvoor te groot, zelfs als de poging in november 2024 als ‘laatste keer’ zou worden beschouwd. Daarbij betreffen de getuigenverklaringen omtrent de terughoudendheid van aangeefster duidingen achteraf. Ten tijde van het vermeende misbruik was dit geen reden voor de getuigen actie te ondernemen. Er zijn dus onvoldoende significante emotionele of fysieke signalen waargenomen bij aangeefster ten tijde vande door haar genoemde gebeurtenissen of kort daarna, om te kunnen concluderen dat die het gevolg moeten zijn geweest van seksueel misbruik en dus als voldoende steunbewijs zouden kunnen dienen. Alle overige bevindingen in het dossier zijn in wezen neutrale constateringen, die alleen door de context van de beschuldiging als belastend worden geduid. De berichten tussen de verdachte en aangeefster over gezamenlijke momenten hebben geen seksuele inhoud, toon of strekking. De op de telefoon van de verdachte aangetroffen video van twee kinderen die worden betrapt tijdens een ogenschijnlijk seksueel experiment lijkt eerder lollig dan prikkelend bedoeld en is dan ook geen overtuigend steunbewijs. Over het zicht van buiten naar binnen geeft het dossier verschillende informatie, maar het staat wel vast dat de bewoners van het kamp hun deuren niet sloten en ook onaangekondigd bij elkaar binnenliepen. Dit alles past net zo goed in het verhaal dat de verdachte en aangeefster een normale familieband hadden en er niks seksueels is gebeurd dan dat dit ondersteunend zou zijn voor de aangifte. Ook onvoldoende steunend is de constatering dat de verdachte en aangeefster op momenten alleen (kunnen) zijn geweest. Dat die gelegenheid bestond, betekent niet dat er ook seksueel misbruik plaatsvond.
De officier van justitie heeft nog het argument “zoiets verzin je niet” opgeworpen, maar dat bewijst niet dat het ten laste gelegde is begaan, ook niet als je geen reden kunt bedenken waarom aangeefster iets zou verklaren wat niet waar is. Voornoemd argument kan niet tot het bewijs bijdragen. Of een verklaring authentiek is of niet, betreft primair een subjectieve beoordeling; een duiding die niet voldoende zekerheid verschaft om een strafrechtelijke veroordeling op te baseren. De vraag waarom aangeefster iets zou verklaren wat niet waar is, is uiteindelijk geen vraag die in het strafproces kan worden beantwoord. De rechtbank kan niet meer dan vaststellen dat haar verklaring onvoldoende geobjectiveerd kan worden aan de hand van ander steunbewijs.
De slotsom luidt dan ook dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen onder 1 tot en met 4 aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 5
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
-
de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd bij de politie op 6 januari 2025;
[2] -
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2025;
[3] -
het proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 8 januari 2025.
[4]
3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 6 januari 2025 te Haelen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5 De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6 De straf en/of de maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij een volledige bewezenverklaring een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest, passend is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft een stroomstootwapen voorhanden gehad. Dit wapen is ingedeeld in categorie II, zijnde wapens met het grootste gevaarzettingskarakter, waarvan het bezit onwenselijk is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het blanco strafblad van de verdachte en het reclasseringsadvies van 10 september 2025.
De politie trof het stroomstootwapen in de vorm van een lippenstift aan in een opbergbox in een kast, tussen allerlei sleutels, sloten en papieren. Dit was een toevallige vondst in een onderzoek dat niet daarop was gericht. De verdachte heeft verklaard dat het voorwerp er misschien al 20 jaar lag, nadat hij het meenam van de kermis naar huis. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het feit van zodanig geringe ernst dat zij toepassing zal geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
7 De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 48.089,11.
Nu aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor de verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8 De beslissing
De rechtbank: Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
Strafbaarheid
Geen straf of maatregel
- bepaalt dat ter zake het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. I.T.H.L. van de Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2025.
Buiten staat De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks 1 augustus 2022 tot en met 30 juni 2024 te Haelen, gemeente Leudal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal
-
naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
-
( daarop) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of maken van op- en neergaande bewegingen en/of
-
vastpakken en/of trekken van/aan de benen van die [slachtoffer] en/of buigen van de knieholtes van die [slachtoffer] en/of (daarop) zodanig zichzelf positioneren dat hij, verdachte, tussen de benen van die [slachtoffer] kwam te zitten en/of
-
brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong in en/of op de vagina en/of schaamlippen en/clitoris van die [slachtoffer] en/of hierin/hieraan likken en/of
-
naar beneden trekken van de eigen broek en/of onderbroek van verdachte, waardoor het onderlijf van verdachte werd ontbloot en/of
-
bevelen dat die [slachtoffer] bovenop hem ging zitten, terwijl (ook) het onderlijf van die [slachtoffer] was ontbloot en/of
-
vastpakken en/of naar zich toe trekken van die [slachtoffer] en/of spreiden van de benen van die [slachtoffer] en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of maken van (een) op- en neergaande beweging(en);
(art 245 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2024 te Haelen, gemeente Leudal met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het meermalen, althans eenmaal
-
naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
-
( daarop) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of maken van op- en neergaande bewegingen en/of
-
vastpakken en/of trekken van/aan de benen van die [slachtoffer] en/of buigen van de knieholtes van die [slachtoffer] en/of (daarop) zichzelf zodanig positioneren dat hij, verdachte, tussen de benen van die [slachtoffer] kwam te zitten en/of
-
brengen en/of houden van zijn, verdachtes, tong in en/of op de vagina en/of schaamlippen en/clitoris van die [slachtoffer] en/of hierin/hieraan likken en/of
-
naar beneden trekken van de eigen broek en/of onderbroek van verdachte, waardoor het onderlijf van verdachte werd ontbloot en/of
-
bevelen dat die [slachtoffer] bovenop hem ging zitten, terwijl (ook) het onderlijf van die [slachtoffer] was ontbloot en/of
-
vastpakken en/of naar zich toe trekken van die [slachtoffer] en/of spreiden van de benen van die [slachtoffer] en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of maken van (een) op- en neergaande beweging(en),
en welke verkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door meermalen
-
de benen van die [slachtoffer] van te pakken en/of zichzelf zodanig te positioneren dat hij, verdachte, tussen de benen van die [slachtoffer] terecht kwam en/of
-
die [slachtoffer] op dreigende toon toe te spreken dat zij, [slachtoffer] , hetgeen verdachte bij haar deed, tegen niemand mocht vertellen omdat hij, verdachte, anders iedereen waarvan die [slachtoffer] houdt, kapot zou schieten, terwijl algemeen bekend was en aldus ook die [slachtoffer] wist dat hij, verdachte, over vuurwapens beschikte,
(aldus) een zodanig (bedreigende) situatie te creëren waaraan die [slachtoffer] zich (redelijkerwijs) niet aan kon en/of durfde (te) onttrekken;
(art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks 1 augustus 2022 tot en met 30 juni 2024 te Haelen, gemeente Leudal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans eenmaal
-
dicht op de [slachtoffer] gaan zitten en/of (vervolgens) onverhoeds betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
-
( vervolgens) betasten van en/of knijpen in en/of slaan op de billen van die [slachtoffer] en/of
-
naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] , waardoor het onderlijf van die [slachtoffer] werd ontbloot en/of
-
bevelen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of pakken/omsluiten van de hand van die [slachtoffer] en/of brengen van de hand van die [slachtoffer] naar de ontblote penis van verdachte en/of maken van (af)trekkende bewegingen met de hand van die [slachtoffer] van/om de ontblote (stijve) penis van verdachte;
(art 247 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
hij in of omstreeks 1 juli 2024 tot en met 31 augustus 2024 te Haelen, gemeente Leudal met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het meermalen, althans eenmaal
-
dicht op de [slachtoffer] gaan zitten en/of (vervolgens) onverhoeds betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
-
( vervolgens) betasten van en/of knijpen in en/of slaan op de billen van die [slachtoffer] en/of
-
naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] , waardoor het onderlijf van die [slachtoffer] werd ontbloot en/of
-
bevelen dat die [slachtoffer] moest gaan zitten en/of pakken/omsluiten van de hand van die [slachtoffer] en/of brengen van de hand van die [slachtoffer] naar de ontblote penis van verdachte en/of maken van (af)trekkende bewegingen met de hand van die [slachtoffer] van/om de ontblote (stijve) penis van verdachte en welke aanranding werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door meermalen
-
de benen van die [slachtoffer] van te pakken en/of zichzelf te positioneren op een manier dat hij, verdachte, tussen de benen van die [slachtoffer] terecht kwam en/of
-
die [slachtoffer] op dreigende toon toe te spreken dat zij, [slachtoffer] , hetgeen verdachte bij haar deed, tegen niemand mocht vertellen omdat hij, verdachte, anders iedereen waarvan zij, [slachtoffer] houdt, kapot zou schieten, terwijl algemeen bekend was en aldus ook die [slachtoffer] wist dat hij, verdachte, over vuurwapens beschikte,
(aldus) een zodanig (bedreigende) situatie te creëren waaraan die [slachtoffer] zich (redelijkerwijs) niet aan kon en/of durfde (te) onttrekken;
(art 247 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 6 januari 2025 te Haelen, gemeente Leudal een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, eenheid Limburg, team Zeden, onderzoek Klaroen, dossiernummer 2025003041, gesloten d.d. 9 april 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 157.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 januari 2025, pagina 32 en 33.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2025, pagina 21 en 22.
Proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 8 januari 2025, pagina 52-54.