Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:9194 - Rechtbank Limburg: Drogen van amfetamine valt onder aanwezig hebben, niet vervaardigen - 24 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:919424 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat het drogen en wegen van reeds geproduceerde amfetaminepasta niet kwalificeert als 'vervaardigen' in de zin van de Opiumwet. Dit leidt tot een partiële vrijspraak voor vervaardigen, maar een bewezenverklaring voor het opzettelijk aanwezig hebben van de harddrugs.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer : 03/236863-23

Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, thans gedetineerd in [PI] .

De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 september 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

Deze zaak is gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de medeverdachten [naam 1] (03/237090-23), [naam 2] (03/237123-23) en [naam 3] (03/237057-23).

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op of omstreeks 16 september 2023, al dan niet met een of meer anderen, ongeveer 142,1 kilogram amfetamine en ongeveer 2,5 liter amfetamineolie heeft vervaardigd dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het impliciet primair tenlastegelegde, zijnde de vervaardiging van amfetamine en amfetamineolie. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd.

3.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar de verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van het (impliciet primair tenlastegelegde) vervaardigen, aangezien de handelingen die de verdachte verrichte niet als zodanig gekwalificeerd kunnen worden. Tevens dient de verdachte partieel vrijgesproken te worden van het medeplegen, aangezien de medeverdachten niet betrokken waren bij het strafbaar feit.

3.3 Het oordeel van de rechtbank [1] Partiële vrijspraak vervaardigen Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het vervaardigen als bedoeld in artikel 2 onder D van de Opiumwet. Volgens artikel 1 lid 3 van de Opiumwet valt onder het vervaardigen het “raffineren en omzetten” van een basisproducten naar een (nieuw) eindproduct. Bij een amfetamine-lab kan dan gedacht worden aan het produceren van amfetaminepasta. Echter, met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit stadium al gepasseerd was. De verdachte was een stap verder en naar eigen zeggen bezig met het drogen van de amfetaminepasta in centrifuges. Volgens het LFO was men voorts doende met het wegen van de kilo’s amfetaminepasta. Deze handelingen vallen echter niet onder het ‘vervaardigen’ als bedoel in artikel 1 lid 3 van de Opiumwet. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het impliciet primair tenlastegelegde vervaardigen.

Opzettelijk aanwezig hebben Impliciet subsidiair is aan de verdachte tenlastegelegd het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen hoeveelheden amfetamine en amfetamine-olie. Aangezien de verdachte dit feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met een opsomming van de bewijsmiddelen:

  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2023;[2]

  • het aanvullende proces-verbaal van bevindingen (LFO) d.d. 3 november 2023;[3]

  • het afzonderlijk rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 januari 2024;[4]

  • de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 september 2025.

Medeplegen Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het feit met een ander heeft gepleegd. Ter terechtzitting heeft de verdachte immers verklaard dat een persoon, van wie hij de naam niet wil noemen, hem heeft geholpen met het vervoer van de verdovende middelen en de aangetroffen aan de verwerking daarvan gerelateerde voorwerpen naar de kelderbox ten behoeve van het drogen daarvan. De persoon zou, volgens de verdachte, op de dag van de politie-inval op16 september 2023, ook hebben geholpen met het uitladen van de goederen uit de bus waarmee die gebracht werden en zou de goederen samen met de verdachte in de kelderbox hebben neergezet. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake geweest van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking en heeft de verdachte de aangetroffen amfetamine en amfetamine-olie samen met die onbekend gebleven persoon opzettelijk aanwezig gehad. Het medeplegen is aldus bewezen.

3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 16 september 2023 te Kerkrade, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad,

  • ongeveer 142,1 kilogram van een materiaal bevattende amfetamine en

  • ongeveer 2,5 liter van een materiaal bevattende amfetamine(-olie),

zijnde amfetamine en amfetamine(-olie), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De straf

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest en een geldboete van € 30.000,- subsidiair 185 dagen hechtenis. Ten aanzien van de gevorderde geldboete heeft de officier van justitie aangevoerd dat feiten als de onderhavige gedreven worden door financieel gewin. Om die reden acht de officier van justitie het passend om de straf gedeeltelijk financieel van aard te laten zijn.

6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft voor wat betreft de strafmaat verzocht om aansluiting te zoeken bij straffen in soortgelijke zaken, waarbij hij heeft verwezen naar een recente uitspraak van deze rechtbank, en heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf opgelegd kan worden met een maximale duur van 36 maanden. Tevens heeft de raadsman bepleit om geen geldboete op te leggen, aangezien de verdachte daarvoor de financiële middelen niet heeft en dit hem ertoe zal dwingen opnieuw strafbare feiten te plegen.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van amfetamine en amfetamineolie. Amfetamine is een harddrug die verslavend en schadelijk is voor de volksgezondheid. Verdovende middelen en de daarmee samenhangende handel zorgt voor schade en overlast voor de samenleving en het milieu. De productie van synthetische drugs gaat vaak gepaard met de illegale dumping van drugsafval met rampzalige gevolgen voor het milieu. Ook gaat de handel gepaard met ernstige vormen van criminaliteit zoals bedreiging, afpersing, afrekeningen in het criminele milieu en wapenbezit. Ten slotte wordt door de handel in verdovende middelen de legale economie ondermijnd. De verdachte heeft met zijn handelen geen rekenschap gegeven van de voornoemde schadelijke gevolgen, maar heeft zich kennelijk enkel laten leiden door geldelijk gewin. Het voornoemde is de reden dat er voor het bewezenverklaarde feit doorgaans forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank ook van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is.

De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf in strafverzwarende zin rekening met het feit dat, ondanks de bewezenverklaring van alleen het aanwezig hebben van de verdovende middelen, de verdachte naar eigen zeggen bezig was met het met het bewerken en verwerken daarvan.

De rechtbank heeft ook acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilogram harddrugs past volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) al een gevangenisstraf voor de duur van meer dan 36 maanden. De door de raadsman bepleitte gevangenisstraf van maximaal 36 maanden acht de rechtbank, gelet op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, zijnde immers een veelvoud van die in de oriëntatiepunten genoemde hoeveelheid, om die reden niet passend. De door de raadsman aangehaalde uitspraak van deze rechtbank is niet vergelijkbaar met het onderhavige geval.

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden, waarbij de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

De rechtbank zal geen geldboete opleggen. De officier van justitie heeft deze geëist zodat de straf deels van financiële aard is, maar uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er op het moment van aanhouding reeds daadwerkelijk sprake is geweest van financieel gewin.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

Strafbaarheid

Straf

Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. Brands, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. drs. M.A.M. Pijnenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 september 2025.

Buiten staat Mr. drs. Pijnenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

hij, op of omstreeks 16 september 2023 te Kerkrade, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,

  • ongeveer 142,1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of

  • ongeveer 2,5 liter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine(-olie),

zijnde amfetamine en/of amfetamine(-olie), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie Districtsrecherche Parkstad-Limburg met onderzoeksnummer LB2R023096 (Neeskens), gesloten d.d. 13 februari 2024, (digitaal) doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 364.

Pagina 32 tot en met 37.

Pagina 69 tot en met 72.

Het afzonderlijk rapport van het NFI “Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 16 september 2023 op de locatie [adres] ” d.d. 8 januari 2024, opgesteld door ing. A.G.A. Sprong.


Voetnoten

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie Districtsrecherche Parkstad-Limburg met onderzoeksnummer LB2R023096 (Neeskens), gesloten d.d. 13 februari 2024, (digitaal) doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 364.

Pagina 32 tot en met 37.

Pagina 69 tot en met 72.

Het afzonderlijk rapport van het NFI “Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 16 september 2023 op de locatie [adres] ” d.d. 8 januari 2024, opgesteld door ing. A.G.A. Sprong.