Uitspraak inhoud

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 11760146 \ CV EXPL 25-2686

Vonnis van 3 september 2025

in de zaak van

STICHTING WELLER WONEN, te Heerlen, eisende partij, hierna te noemen: Stichting Weller Wonen, gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,2. [gedaagde sub 2], te [woonplaats] , gedaagde partijen, hierna samen te noemen: [gedaagden] , procederend in persoon.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding- de conclusie van antwoord- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald

  • de mondelinge behandeling van 26 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Geen van gedaagden is bij de mondelinge behandeling verschenen.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. Stichting Weller Wonen verhuurt met ingang van 15 juni 2023 aan [gedaagden] de woning aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt € 618,53 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd. Op deze huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing.

2.2. [gedaagden] hebben (een deel van) de huur niet betaald. Stichting Weller Wonen heeft [gedaagden] aangemaand op 13 januari 2025 om aan hun betalingsverplichtingen te voldoen.

3 Het geschil

3.1. Stichting Weller Wonen vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en betaling van € 3.229,83 aan huurachterstand met nevenvorderingen.

3.2. Stichting Weller Wonen legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden] zijn in hun verplichtingen als huurder tekortgeschoten, door niet (volledig) aan hun betalingsverplichting te voldoen. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt volgens Stichting Weller Wonen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.

3.3. [gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] erkennen de huurachterstand. [gedaagde sub 2] stelt de woning al eerder te hebben verlaten maar wist niet dat zij dan ook de huurovereenkomst moest opzeggen. [gedaagde sub 1] heeft inmiddels hulp gezocht voor de ontstane schulden. [gedaagden] zijn zonder bericht niet verschenen bij de mondelinge behandeling op 26 augustus 2025, zodat zij geen gebruik hebben gemaakt van de geboden gelegenheid om hun stellingen te onderbouwen en eventuele ontwikkelingen toe te lichten.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1. De huurovereenkomst is gesloten met een consument. Daarom moet ambtshalve worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht, met name aan Richtlijn 93/13/EEG (de Richtlijn oneerlijke bedingen).

4.2. De voor de vordering relevante bedingen in artikel 20 en 25 van de algemene voorwaarden zijn getoetst en niet oneerlijk bevonden.

4.3. [gedaagden] hebben erkend dat er een huurachterstand is die tot en met juni 2025 berekend is op een bedrag van € 3.229,83. De kantonrechter zal de gevorderde betaling hiervan dan ook toewijzen.

4.4. [gedaagden] zijn te laat met het betalen van de verschillende huurtermijnen en dus zal de gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand worden toegewezen.

4.5. Stichting Weller Wonen vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] consumenten zijn (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Stichting Weller Wonen heeft aan [gedaagden] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 542,06 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.

4.6. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stichting Weller Wonen heeft voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht als bedoeld in artikel 2 van Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening.

4.7. Over de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. De huurder is verplicht om de huur op tijd en volledig te betalen. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.[1] De kantonrechter wijst een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Vaak zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen.[2]

4.8. Op het moment van dagvaarden bedroeg de huurachterstand vijf maanden. Daarna is de huurachterstand opgelopen en bedraagt de huurachterstand inmiddels zeven maanden. De huurachterstand is daarom ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden.

4.9. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal op grond van het voorgaande worden toegewezen. [gedaagden] zullen worden veroordeeld het gehuurde te ontruimen op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat dit een redelijke termijn is om aan de veroordeling te voldoen.

4.10. Stichting Weller Wonen wil ook dat [gedaagden] worden veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 618,53 behoudens huurverhogingen, te rekenen vanaf de maand juli 2025 tot het moment dat [gedaagden] het gehuurde ontruimen. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [gedaagden] nog in het gehuurde verblijven. Deze vordering zal worden toegewezen.

4.11. [gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stichting Weller Wonen worden begroot op:

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres] in [woonplaats] ,

5.2. veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Stichting Weller Wonen zijn, en de sleutels af te geven aan Stichting Weller Wonen,

5.3. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om te betalen aan Stichting Weller Wonen:

  • € 3.229,83 aan achterstallige huur tot en met juni 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 11 juni 2025 tot de dag van voldoening,

  • € 618,53 per maand behoudens huurverhogingen vanaf 1 juli 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,

5.4. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Stichting Weller Wonen te betalen een bedrag van € 542,06 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,

5.5. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.321,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,

5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.

Artikel 6:265 BW.

HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)


Voetnoten

Artikel 6:265 BW.

HR 28 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1810)