Terug naar bibliotheek
Rechtbank Limburg

ECLI:NL:RBLIM:2025:8645 - Onbereikbare werknemer: ontbinding wegens verwijtbaar handelen en geen transitievergoeding - 28 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBLIM:2025:864528 augustus 2025

Essentie

De Rechtbank Limburg ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen (e-grond) omdat een zieke werknemer structureel onbereikbaar is en zijn reintegratieverplichtingen niet nakomt, ook na een loonstop. Dit handelen wordt als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd, waardoor de werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding.

Rechtsgebieden

Civiel RechtArbeidsrecht

Uitspraak inhoud

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer / rekestnummer: 11718084 \ AZ VERZ 25-53

Beschikking van 28 augustus 2025

in de zaak van

NEDLIN INDUSTRY B.V., gevestigd te Hoensbroek, verzoekende partij, hierna te noemen: Nedlin, gemachtigde: mr. E.V.C. Savelkoul,

tegen

[verweerder], wonende te [woonplaats] , verwerende partij, hierna te noemen: [verweerder] , niet verschenen

1 De procedure

1.1. Nedlin heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2. Op 14 augustus 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat Nedlin ter toelichting van haar standpunten naar voren heeft gebracht. [verweerder] is zonder bericht van verhindering niet op de mondelinge behandeling verschenen.

1.3. De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1. [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1963, is sinds 1 september 2022 in dienst bij Nedlin. De functie van [verweerder] is chauffeur met een loon van € 2.443,68 bruto per vier weken, te vermeerderen met 8,33% vakantietoeslag en 5,33% eindejaarsuitkering.

2.2. Op 23 december 2024 heeft [verweerder] zich ziek gemeld.

2.3. Omdat Nedlin met [verweerder] geen contact kon krijgen, heeft de manager van [verweerder] op 30 december 2024 een bezoek gebracht aan het huisadres van [verweerder] . Er werd niet open gedaan.

2.4. Op verzoek van Nedlin is de politie op 30 december 2024 naar het huisadres van [verweerder] gegaan, waarbij [verweerder] de deur voor de politie heeft geopend. [verweerder] gaf aan dat hij klaar was met Nedlin en ontslag wilde nemen. [verweerder] wilde mevrouw [naam HR directeur] (HR directeur van Nedlin), die bij dit bezoek aanwezig was, niet te woord staan.

2.5. Bij brief van 6 januari 2025 heeft Nedlin [verweerder] een officiële waarschuwing gegeven omdat hij tijdens ziekte niet bereikbaar was voor Nedlin. In deze brief heeft Nedlin [verweerder] uitgenodigd voor een verzuimgesprek op 7 januari 2025. Nedlin heeft [verweerder] erop gewezen dat het niet meewerken aan het verzuimgesprek opgevat wordt als het niet meewerken aan zijn re-integratie en dat dit tot gevolg heeft dat de betaling van zijn loon zal worden gestopt.

2.6. Op 7 januari 2025 is [verweerder] , zonder bericht, niet verschenen op het verzuimgesprek.

2.7. Op 9 januari 2025 heeft Nedlin [verweerder] een (aangetekende) brief gestuurd waarin zij hem erop heeft gewezen dat [verweerder] niet aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan door niet naar het verzuimgesprek te komen. Ook nodigt Nedlin hem uit voor een gesprek met de bedrijfsarts op 15 januari 2025. Nedlin heeft [verweerder] in deze brief erop gewezen dat een loonstop zal volgen als hij zonder deugdelijke grond niet verschijnt en dat er maatregelen genomen kunnen worden voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

2.8. Op 15 januari 2025 is [verweerder] , zonder bericht, niet verschenen op het consult bij de bedrijfsarts, waarna de bedrijfsarts een huisbezoek wilde afleggen. De deur werd niet geopend.

2.9. Bij (aangetekende) brief van 17 januari 2025 heeft Nedlin [verweerder] laten weten dat hij niet gekomen is op het spreekuur van de bedrijfsarts, waardoor het voor Nedlin niet mogelijk is om zijn arbeidsongeschiktheid te beoordelen en [verweerder] niet meewerkt aan zijn re-integratie. Met ingang van 15 januari 2025 is zijn loon opgeschort. [verweerder] wordt verzocht om uiterlijk 24 januari 2025 contact op te nemen met de bedrijfsarts of Nedlin.

2.10. [verweerder] heeft geen contact opgenomen met de bedrijfsarts of Nedlin.

2.11. Nedlin heeft [verweerder] op 30 januari 2025 een (aangetekende) brief gestuurd waarin zij [verweerder] heeft verzocht uiterlijk 7 februari 2025 contact op te nemen met de bedrijfsarts of Nedlin. In deze brief heeft Nedlin erop gewezen dat zij, bij het uitblijven van contact, de loonopschorting zal handhaven en over zal gaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

2.12. Zonder verder bericht heeft [verweerder] geen contact opgenomen met de bedrijfsarts of Nedlin.

2.13. In de brief van 24 maart 2025 heeft Nedlin nogmaals aan [verweerder] verzocht om uiterlijk 28 maart contact op te nemen met de bedrijfsarts of Nedlin. Daarin heeft Nedlin [verweerder] erop gewezen dat zij de loonopschorting handhaaft en bij het uitblijven van contact de arbeidsovereenkomst zal beëindigen.

2.14. Op 3 maart 2025 heeft Nedlin een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd.

2.15. Op 26 maart 2025 heeft het UWV per brief laten weten dat zij geen deskundigenoordeel kan afgeven, omdat [verweerder] niet op het spreekuur is verschenen.

3 Het verzoek

3.1. Nu aan het eerste verzoek van Nedlin tot het bepalen van een datum waarop de zitting plaats zal vinden reeds is tegemoet gekomen, zal de kantonrechter de overige verzoeken van Nedlin hernummeren. Nedlin verzoekt – samengevat – bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

3.2. Nedlin heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd – kort weergegeven – dat [verweerder] niet meewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen doordat hij niet reageert op brieven en andere manieren van contact van Nedlin. Nedlin, noch de Arbodienst, noch het UWV kan contact met [verweerder] krijgen. Ook op een loonopschorting reageert [verweerder] niet. Nedlin stelt dat door deze houding en gedragingen van [verweerder] sprake is van verwijtbaar handelen. Gelet op alle inspanningen kan van Nedlin niet langer worden verwacht het dienstverband met [verweerder] in stand te laten. Verder is als gevolg van het handelen van [verweerder] een verstoorde arbeidsverhouding ontstaan en is bij Nedlin het vertrouwen weg dat [verweerder] zich in de toekomst wel zal houden aan instructies en verzoeken van Nedlin. Daarin speelt volgens Nedlin ook mee dat [verweerder] heeft aangegeven ontslag te willen nemen, zodat hij zelf blijk heeft gegeven geen prijs te stellen op voortzetting van het dienstverband.

3.3. Meer subsidiair doet Nedlin een beroep op andere omstandigheden[1] omdat er al geruime tijd geen invulling meer wordt gegeven aan de arbeidsverhouding en de arbeidsovereenkomst daarmee een lege huls is geworden. Meest subsidiair voert Nedlin aan dat de combinatie van het verwijtbaar handelen en de verstoorde arbeidsverhouding maakt dat de arbeidsovereenkomst zou moeten eindigen[2].

3.4. Herplaatsing ligt gelet op de omstandigheden niet in de rede. Het verwijtbaar handelen van [verweerder] is hier volgens Nedlin de oorzaak van. Daarnaast is er door het gedrag van [verweerder] sprake van een dusdanig verstoorde arbeidsverhouding en een dusdanige vertrouwensbreuk dat niet valt in te zien waarom [verweerder] na herplaatsing wel bereid zou zijn om passende werkzaamheden te verrichten en zich gemotiveerd zou inzetten voor zijn re-integratie. Nedlin is het vertrouwen in [verweerder] verloren als gevolg van zijn gedrag.

3.5. Verder voert Nedlin aan dat het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW niet van toepassing is, aangezien [verweerder] zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt.

3.6. [verweerder] heeft, doordat hij geen verweerschrift heeft ingediend en niet bij de mondelinge behandeling is verschenen, geen verweer gevoerd.

4 De beoordeling

4.1. De kantonrechter stelt vast dat [verweerder] voor de mondelinge behandeling van het verzoek is opgeroepen, niet alleen bij aangetekende brief van de griffier, maar eveneens bij deurwaardersexploot dat rechtsgeldig in persoon is betekend aan [verweerder] . [verweerder] is derhalve deugdelijk in de gelegenheid gesteld om in de procedure te verschijnen en verweer te voeren. Omdat hij dat heeft nagelaten, kan tegen hem verstek worden verleend[3].

Gronden voor ontbinding

4.2. Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.

4.3. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is[4]. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt[5].

Verwijtbaar handelen of nalaten (e-grond)

4.4. Aan het ontbindingsverzoek heeft Nedlin primair ten grondslag gelegd dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten[6] van [verweerder] , omdat hij zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Nu [verweerder] geen verweer heeft gevoerd, dient uitgegaan te worden van de juistheid van de door Nedlin gestelde feiten die Nedlin aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd. De kantonrechter oordeelt dat er een redelijke grond is voor ontbinding. Dat wordt als volgt toegelicht.

4.5. In de wetsgeschiedenis wordt het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door de werknemer, als bedoeld in artikel 7:660a BW, als voorbeeld van de e-grond genoemd[7]. Voldoende is gebleken dat [verweerder] herhaaldelijk geen gehoor heeft gegeven aan de verzoeken van Nedlin om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen. [verweerder] is zowel voor Nedlin, de bedrijfsarts, als het UWV niet bereikbaar geweest. Op de (aangetekende) brieven, e-mailberichten, WhatsApp-berichten en voicemail van Nedlin heeft [verweerder] niet gereageerd. Ook tijdens huisbezoeken van Nedlin en de bedrijfsarts gaf [verweerder] niet thuis. De deur werd althans niet door hem geopend. Na zijn ziekmelding van 23 december 2024 heeft [verweerder] niets meer van zich laten horen. Enkel naar aanleiding van het huisbezoek van de politie op 30 december 2024 heeft hij de deur geopend. [verweerder] heeft toen alleen gezegd dat hij klaar was met Nedlin en ontslag zou nemen. Ook na de opgelegde loonsanctie vanaf 15 januari 2025 en waarschuwingen van Nedlin om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, is [verweerder] niet in actie gekomen. Gesteld noch gebleken is dat [verweerder] een (deugdelijke) reden had om niet aan zijn re-integratie-verplichtingen te (kunnen) voldoen.

4.6. Aangezien herplaatsing gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet in de rede ligt, is in dit geval sprake van een redelijke grond voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. De subsidiair aangevoerde gronden hoeven dan geen bespreking meer.

Voldaan aan voorwaarden uit artikel 7:671b lid 5 BW

4.7. De kantonrechter stelt verder vast dat Nedlin heeft voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7:671b lid 5 BW. Nedlin heeft [verweerder] verschillende keren schriftelijk gemaand tot nakoming van zijn re-integratie-verplichtingen en heeft de betaling van het loon gestaakt. Er is weliswaar geen deskundigenoordeel van het UWV overgelegd, maar de oorzaak daarvan is erin gelegen dat [verweerder] niet op het spreekuur van het UWV is komen opdagen. Daardoor had het UWV onvoldoende informatie om een deskundigenoordeel te kunnen [verweerder] . Door deze omstandigheden kan van Nedlin niet worden gevergd dat zij beschikt over een (inhoudelijk) deskundigenoordeel, zodat het ontbreken daarvan geen omstandigheid is die in de weg staat aan toewijzing van het ontbindingsverzoek.

Geen opzegverbod

4.8. Het opzegverbod tijdens ziekte[8] staat niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] in de weg. Het opzegverbod is niet van toepassing in een geval zoals hier aan de orde, namelijk indien de werknemer zonder deugdelijke grond de wettelijke re-integratieverplichtingen weigert na te komen en de werkgever de werknemer schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van deze verplichtingen of om die reden, de betaling van het loon heeft gestaakt.

4.9. Gelet op het voorgaande zal het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] worden toegewezen.

Ernstige verwijtbaarheid

4.10. Nedlin heeft verzocht bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn[9] en [verweerder] geen transitievergoeding[10] toe te kennen, aangezien het gedrag van [verweerder] volgens Nedlin kwalificeert als ernstig verwijtbaar.

4.11. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer gaat om bijvoorbeeld de situatie waarin de werknemer controlevoorschriften bij ziekte herhaaldelijk, ook na toepassing van loonopschorting, niet naleeft en hiervoor geen gegronde reden bestaat[11].

4.12. Daarvan is in dit geval sprake. De gedragingen van [verweerder] , door niet te reageren op redelijke verzoeken van Nedlin, de bedrijfsarts en het UWV, zijn te kwalificeren als ernstig verwijtbare gedragingen. Gelet daarop zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden met ingang van de dag na de uitspraak en is Nedlin aan [verweerder] geen transitievergoeding verschuldigd.

4.13. De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat [verweerder] ongelijk krijgt en sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . De proceskosten aan de zijde van Nedlin worden begroot op € 813,00 (€ 135,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 29 augustus 2025,

5.2. veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verweerder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,

5.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad[12].

Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.

VC

Artikel 7:699 lid 3 sub h BW.

Artikel 7:699 lid 3 sub i BW (combinatiegrond).

Artikel 3.3.7 van het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken: kanton, handel en voorzieningenrechter per 1 juli 2025.

Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Artikel 7:669 lid 1 BW.

Artikel 7:669 lid 3 sub e BW.

Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 99.

Artikel 7:670 lid 1 BW.

Artikel 7:671b lid 9 sub b BW.

Artikel 7:673 lid 7 sub c BW.

Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 39 en 40.

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.


Voetnoten

Artikel 7:699 lid 3 sub h BW.

Artikel 7:699 lid 3 sub i BW (combinatiegrond).

Artikel 3.3.7 van het Landelijk procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken: kanton, handel en voorzieningenrechter per 1 juli 2025.

Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

Artikel 7:669 lid 1 BW.

Artikel 7:669 lid 3 sub e BW.

Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 99.

Artikel 7:670 lid 1 BW.

Artikel 7:671b lid 9 sub b BW.

Artikel 7:673 lid 7 sub c BW.

Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr. 3, p. 39 en 40.

Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.