Uitspraak inhoud

Familie en jeugd

Zittingsplaats Roermond

zaaknummer / rekestnummer: C/03/295889 / FA RK 21-3247

Beschikking van 14 augustus 2025 betreffende de echtscheiding

in de zaak van:

[verzoekster] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen de vrouw, advocaat mr. S.C. van Heerd, gevestigd te Venlo,

tegen

[verweerder] , wonende te [woonplaats] , hierna te noemen de man, advocaat mr. L.M. van den Dungen, gevestigd te Venlo.

1 De procedure

1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

2 De verdere beoordeling

2.1. Bij brief d.d. 17 juli 2025 heeft de advocaat van de man bezwaar gemaakt tegen de namens de vrouw ingediende akte, nu namens de vrouw in deze akte nieuwe feiten en /of stellingen worden ingenomen en nieuwe inhoudelijke producties worden overgelegd.

2.2. De rechtbank zal de nieuwe feiten, stellingen en ingediende producties buiten beschouwing laten, nu partijen was verzocht te reageren op het voornemen van de rechtbank terug te komen op de beslissing dat sprake is van een rechtsgeldige talaq. Het in dit stadium van de procedure presenteren van nieuwe feiten, stellingen en producties acht de rechtbank in strijd met de goede procesorde.

Talaq

2.1. In de beslissing van 7 mei 2025 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een eventuele beslissing tot heroverweging van de beslissing dat sprake is van een (rechtsgeldige) talaq door de man.

2.2. De vrouw stelt zich op het standpunt dat er geen enkele reden is om over te gaan tot heroverweging van de eerdere beslissing. Kort samengevat komt haar standpunt erop neer dat de man de rechtbank bewust een onjuiste voorstelling van zaken geeft over de geloofsstroming waartoe hij behoort. Volgens de vrouw is de man soeniet. De door een soenitische man uitgesproken talaq is ook zonder de aanwezigheid van twee getuigen geldig zoals ook wordt bevestigd door het bureau van de hoogste sjiitische leider, [naam grootayatollah] in Irak. Bovendien is aan de eis dat bij het uitspreken van de talaq twee mannelijke getuigen aanwezig moeten zijn voldaan zoals blijkt uit de afgelegde getuigenverklaringen.

2.3. De man stelt zich op het standpunt dat het advies van het Internationaal Juridisch Instituut (het IJI) maakt dat de rechtbank een aantoonbaar onjuiste beslissing heeft genomen hetgeen ertoe moet leiden dat de rechtbank overgaat tot heroverweging van de beslissing dat sprake is van een rechtsgeldige talaq. Het IJI heeft zijn advies juridisch onderbouwd, niet alleen met de wettelijke bepalingen maar ook met rechtspraak waaruit blijkt dat de gemoedstoestand van de man van belang is bij de rechtsgeldigheid van de talaq. In het verlengde hiervan komen de twee getuigen aan bod omdat deze toe moeten zien op de gemoedstoestand van de man. Indien er namelijk sprake is van woede of beïnvloeding van alcohol, is de talaq niet rechtsgeldig.

2.4. De rechtbank overweegt als volgt:

In zijn advies van 12 november 2024 is het IJI ingegaan op de vraag hoe de talaq en khul zijn vormgegeven in de Irakese wet, waarbij het IJI opmerkt dat de verschillende scholen binnen de islam een eigen invulling aan deze begrippen geven. Over de talaq schrijft het IJI – voor zo ver hier van belang en omwille van de leesbaarheid zonder bronvermelding, het volgende:

10. De eenzijdige verstoting of talaq is geregeld in de artikelen 34-39 IPSL (toevoeging rechtbank: Personal Status Law). De Engelse vertaling van artikel 34 lid 1 IPSL luidt:

“Divorce is the removal of marriage registration/record (…) by the husband or the wife, if she is authorized or delegated, or by the judge. The divorce can only take place in the manner prescribed for it.”

11. Artikel 34 bevat de traditionele kenmerken van verstoting. Zo wordt geen grond voor de verstoting gegeven. Verder wordt verwezen naar de door sharia (Islamitische rechtsleer) voorgeschreven formulering. Volgens deze formulering dient de verstoting expliciet gericht te zijn aan de vrouw. Uit de literatuur ontlenen wij ten aanzien van de voor sjiieten geldende leer:

“The husband must directly address his wife: “You are repudiated”. Or he can point her: “This is repudiated”. Or he can specifically use his wife’s name: So and so is repudiated”.

(…) De talaq kan op verschillende wijzen worden uitgesproken, te weten mondeling, schriftelijk of door een gebaar. Een verstoting via social media, zoals Whatsapp, wordt als niet rechtsgeldig beschouwd. Wij hebben geen specifieke informatie kunnen vinden over het uitspreken van de talaq via de telefoon.

12. Voor een grote onherroepelijke verstoting dient de echtgenoot de talaq driemaal uit te spreken bij drie verschillende aangelegenheden (art. 37 lid 3 ISPL). (…) Na het eenmaal uitspreken van de talaq is de verstoting herroepelijk. (…) Na het tweemaal uitspreken van de talaq is op grond van artikel 38 lid 2 onder a ISPL sprake van een kleine onherroepelijke verstoting. Dit geeft de echtgenoot de mogelijkheid opnieuw te huwen met zijn ex-echtgenote op basis van een nieuw huwelijkscontract. Na het driemaal uitspreken van de talaq is sprake van een onherroepelijke verstoting en is het de echtgenoot verboden om te trouwen met zijn ex-echtgenote die hij driemaal heeft verstoten en wier wachttijd is verstreken (artikel 38 lid 2 onder b IPSL).

13. Op grond van artikel 35 IPSL is het uitspreken van de talaq niet geldig, indien de echtgenoot in een van de volgende omstandigheden verkeert: dronkenschap, krankzinnig, imbeciel, gedwongen is of niet kan redeneren als gevolg van woede, een plotselinge crisis, ouderdom of ziekte. Hieruit volgt dus dat het uitspreken van de talaq door woede of in een dronken bui als niet rechtsgeldig wordt beschouwd.

(…)

14. Volgens de sjiitische leer dienen bij de verstoting twee mannelijke getuigen aanwezig te zijn. Op grond van de soennitische leer is de aanwezigheid van getuigen bij de verstoting niet vereist. Hoewel de aanwezigheid van twee getuigen bij de verstoting niet in de wet is vastgelegd, is dit wel beslist in de rechtspraak. (Toevoeging rechtbank: het IJI verwijst daarbij naar een uitspraak van het Federaal Hof van Cassatie 8819 van 23 juni 2021.)

15. Door de verstoting heeft de vrouw recht op het uitgesteld deel van de bruidsgave en wordt deze opeisbaar.

2.5. De vrouw erkent dat de huwelijksakte is opgesteld volgens de sjiitische regels maar volgens de vrouw is dat slechts beperkt relevant. Volgens het advies dat de vrouw in 2022 heeft ingewonnen bij de hoogste sjiitische geestelijk leider, [naam grootayatollah] in Irak, kan de talaq volgens de soenitische leer (substroming hafanisme) ook uitgesproken worden zonder de aanwezigheid van getuigen. Volgens de vrouw is de man soeniet.

2.6. De rechtbank zal zich niet begeven in de tussen partijen gevoerde discussie over welke substroming van de Islam partijen aanhangen en welke consequenties dit heeft voor de vraag of sprake is van een rechtsgeldige talaq. De rechtbank stelt vast dat partijen het eens zijn dat zij volgens de sjiitische leer gehuwd zijn. De rechtbank acht dit enigszins relevant voor de wijze waarop tot een verstoting kan worden gekomen. Volgens de sjiitische stroming dienen bij het uitspreken van een talaq twee getuigen aanwezig te zijn. Voor de rechtbank is echter eerst en vooral de Irakese wet en de Irakese rechtspraak van belang. De rechtbank stelt vast dat volgens het Irakese recht een verstoting niet zomaar kan worden gedaan maar omgeven is met allerlei waarborgen. In essentie komt het erop neer dat de man op drie verschillende momenten tegen de vrouw de talaq moet hebben uitgesproken in aanwezigheid van twee getuigen. De rechtbank stelt dan vast dat uit de verschillende getuigenverklaringen niet blijkt dat de man op drie verschillende momenten in aanwezigheid van twee getuigen tegen de vrouw de talaq heeft uitgesproken. De man heeft op 26 februari 2020 telefonisch de talaq uitgesproken tegen de vrouw, zo heeft de vrouw verklaard (proces-verbaal 19 februari 2019). Het is de vraag of dat rechtsgeldig was, zoals uit het hiervoor geciteerde advies van het IJI blijkt. Hoe dan ook waren er op dat moment geen getuigen bij aanwezig. De man heeft de vrouw vervolgens nog een Whatapp bericht gestuurd waarin hij verklaart van haar gescheiden te zijn (proces-verbaal van 24 oktober 2024 en 18 oktober 2024). De talaq uitspreken via een Whatsapp bericht is niet mogelijk zoals blijkt uit het advies van het JJI. De man heeft in een telefoongesprek met de man van een tante van de vrouw volgens de tante bevestigd dat hij de talaq heeft uitgesproken (proces-verbaal 26 oktober 2023). Dat gesprek is volgens tante met de telefoon op de luidspreker gevoerd zodat de aanwezige familie en de vrouw dit hebben gehoord. Het is de rechtbank niet duidelijk of de man zich rechtstreeks tot zijn vrouw heeft gewend en de talaq tegen haar heeft uitgesproken of dat hier slechts sprake was van een bevestiging van een eerder uitgesproken talaq. Uit de getuigenverklaringen (proces-verbaal van 19 juni 2023) blijkt voorts dat de man wel tegen andere personen heeft verteld dat hij de talaq had uitgesproken maar daar was de vrouw niet bij aanwezig zodat hij de talaq niet tot haar heeft kunnen richten. Het is, zoals uit het advies van het IJI blijkt vereist dat de man zich direct tot zijn vrouw wendt bij het uitspreken van de talaq.

2.7. Het is duidelijk dat de man niet verder wilde met de vrouw, maar gelet op het advies van het IJI moet vastgesteld worden dat aan de vereisten voor een rechtsgeldige talaq niet is voldaan. Dat betekent dat de rechtbank terugkomt op haar beslissing in de beschikking van 18 september 2024 waarin zij overwoog dat de mondelinge en schriftelijke verklaringen alsmede de Whatsappberichten, met name het Whatsapp bericht van de man zelf op 27 februari 2020, in onderlinge samenhang en verband bezien, voldoende bewijs opleveren van de stelling van de vrouw dat de man de talaq heeft uitgesproken, waarbij ingelezen dient te worden dat de rechtbank uitging van een rechtsgeldige talaq.

2.8. Nu geen sprake is van een rechtsgeldige talaq is de man de bruidsgave niet verschuldigd aan de vrouw. Dat betekent dat het verzoek van de vrouw zal worden afgewezen.

Voorwaardelijk verzoek vrouw tot medewerking van de man aan de talaq

2.9. De vrouw heeft voorwaardelijk verzocht de man te veroordelen om mee te werken aan de talaq op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat hij nalaat binnen een week na betekening van de beschikking, zijn medewerking aan te verlenen aan de talaq. De vrouw verwijst in dit verband naar een uitspraak van de Hoge Raad (22 januari 1982 NJ 1982/489). De vrouw stelt dat, als wordt aangenomen dat het islamitisch huwelijk nog in stand is, zij in maatschappelijk, religieus en financieel oogpunt wordt benadeeld. Zij kan niet opnieuw trouwen, blijft gevangen in een islamitisch huwelijk en kan bij een andere vorm van een islamitische scheiding (kuhl) haar aanspraak op de uitgestelde bruidsgave verliezen.

2.10. De man voert als verweer dat de vrouw wilde scheiden. Op haar initiatief is de man een jaar voordat de vouw het echtscheidingsverzoek indiende, met haar meegegaan naar een advocaat/mediator. Toen deze aangaf dat de vrouw geen aanspraak kon maken op de bruidsgave als zij wilde scheiden, heeft de vrouw de echtscheiding een tijdje gelaten voor wat het was. Nu de vrouw het initiatief heeft genomen in het verbreken van de relatie en het echtscheidingsverzoek heeft ingediend is de man verbaasd dat de vrouw medewerking vraagt voor de ontbinding van het islamitisch huwelijk door middel van de talaq. De bruidsgave is naar het oordeel van de man geen reële bruidsgave. Het is nooit de bedoeling van partijen geweest een bruidsgave van drie staven goud over een te komen.

Kuhl

2.11. De man heeft verzocht de vrouw te veroordelen mee te werken aan de kuhl op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat zij nalaat hieraan haar medewerking te verlenen. Ook de man verwijst naar de eerdergenoemde uitspraak van de Hoge Raad.

2.12. De vrouw heeft verzocht het verzoek van de man af te wijzen. Zij betoogt dat medewerking aan een kuhl voor haar verstrekkende financiële gevolgen kan hebben, omdat zij dan het recht op de uitgestelde bruidsgave verliest. Van de vrouw kan dan ook niet verwacht worden dat zij om een kuhl verzoekt, dan wel daaraan meewerkt.

2.13. In het hierna volgende zal de rechtbank beide verzoeken gezamenlijk bespreken omdat, zoals zal blijken, het keerzijdes van dezelfde medaille zijn.

De rechtbank overweegt op de eerste plaats dat op 1 juli 2023 de Wet Tegengaan huwelijkse gevangenschap in werking is getreden, evenals de artikelen 1:68 lid 2 BW en artikel 827 lid 1 en onder e Rv. Een partij bij een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis is gehouden tot het verlenen van medewerking aan het teniet doen gaan van die verbintenis indien een andere partij daarom verzoekt, tenzij dit gelet op zwaarwegende belangen in redelijkheid niet kan worden gevergd. Een dergelijk bevel kan sinds 1 juli 2023 als nevenvoorziening in de echtscheidingsprocedure worden verzocht. Hoewel partijen al voor de inwerkingtreding van voornoemde bepalingen het verzoek tot medewerking aan de kuhl dan wel talaq hebben ingediend, vormt dit geen beletstel om het verzoek toch in behandeling te nemen. Op grond van artikel 827 lid 1 bestond immers al de mogelijkheid een andere voorziening dan bedoeld in de toen geldende onderdelen a tot en met f, te verzoeken mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed en niet te verwachten is dat dat de behandeling tot onnodige vertraging van het geding zal leiden. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende samenhang is en dat van verdere vertraging geen sprake is.

2.14. De rechtbank overweegt voorts dat artikel 86 lid 2 BW in feite de codificatie van rechtspraak op dit gebied vormt. Reeds in 1982 oordeelde de Hoge Raad (22 januari 1982 NJ 1982/489) dat de weigering van – in dat geval – de man om te komen tot een religieuze echtscheiding, onrechtmatig kan zijn wanneer deze weigering in strijd is met de zorgvuldigheid die de man in het maatschappelijk verkeer jegens de vrouw in acht behoort te nemen. Of de weigering om mee te werken onrechtmatig is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoort aldus de Hoge Raad, de mate waarin de vrouw bij uitblijven van een religieuze echtscheiding in haar verdere levensmogelijkheden wordt beperkt. Ook is van belang de aard en gewicht van de bezwaren die bij de man tegen het verlenen van zijn medewerking bestaan. Tenslotte moet rekening worden gehouden met de kosten die aan de medewerking zijn verbonden, zulks in verband met de vermogenspositie van partijen en de eventuele bereidheid van de vrouw deze kosten geheel of gedeeltelijk voor haar rekening te nemen.

2.15. Het IJI heeft over de kuhl het volgende, voor zo ver relevant, geschreven:

17. De vrijwillige echtscheiding of kuhl is in artikel 46 ISPL geregeld. Met de vrijwillige echtscheiding (kuhl) moeten beide echtgenoten instemmen: er vindt aanbod en aanvaarding plaats van de vrijwillige scheiding ten overstaan van de rechter (art 46 lid 2 ISPL). De kuhl wordt beschouwd als een onherroepelijke echtscheiding (artikel 26 lid 2 IPSL jo 38 IPSL). De vrouw betaalt de man een compensatie, waarvan de waarde meer of minder mag zijn dan haar bruidsgave (artikel 46 lid 3 IPSL).

2.16. De rechtbank stelt vast dat beide partijen van elkaar willen scheiden. Geen van partijen heeft aannemelijk gemaakt dat hij/zij in zijn/haar levensmogelijkheden wordt beperkt door het uitblijven van de religieuze scheiding. Waar het hier in feite om draait is een financieel belang, de bruidsgave van drie staven goud. De vrouw heeft gesteld dat zij wel degelijk een zwaarwegend belang heeft bij het niet meewerken aan de kuhl omdat zij dan haar recht op de uitgestelde bruidsgave prijsgeeft. Voor de man geldt het omgekeerde: als hij veroordeeld wordt tot het uitspreken van de talaq, is hij gehouden drie staven goud of het equivalent daarvan aan de vrouw te voldoen zodat hij een zwaarwegend belang heeft om niet over te gaan tot het uitspreken van de talaq. Nu het financieel belang van beide partijen even groot is en van andere zwaarwegende belangen om tot een kuhl van wel talaq te komen niet is gebleken, zal de rechtbank geen van beide verzoeken toewijzen.

Proceskosten

2.17. Partijen hebben ‘kosten rechtens’ verzocht, hetgeen moet worden opgevat als een referte ten aanzien van het al dan niet opnemen door de rechter van een proceskostenveroordeling van de wederpartij. Gelet op het familierechtelijke karakter van de onderhavige procedure zullen de proceskosten op grond van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

3 De beslissing

De rechtbank:

3.1. wijst af het verzoek van de vrouw met betrekking tot de voldoening van de bruidsgave ;

3.2. wijst af het voorwaardelijk verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man tot het uitspreken van de talaq op straffe van een dwangsom;

3.3. wijst af het verzoek van de man tot veroordeling van de vrouw tot medewerking van de vrouw aan de kuhl;

3.4. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. W.Th.M. Raab, rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 14 augustus 2025.