Artikel 68 (Voorrang burgerlijk huwelijk, ontbinding religieuze verbintenis)
1. Geen godsdienstige plechtigheden zullen mogen plaats hebben, voordat de partijen aan de bedienaar van de eredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken.
2. Een partij bij een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis is gehouden tot het verlenen van medewerking aan het teniet doen gaan van die verbintenis indien een andere partij daarom verzoekt, tenzij dit gelet op zwaarwegende belangen in redelijkheid niet kan worden gevergd.
Uitleg in duidelijke taal
1. Geen godsdienstige plechtigheden zullen mogen plaats hebben, voordat de partijen aan de bedienaar van de eredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken.
Dit betekent dat er geen godsdienstige plechtigheden mogen plaatshebben, voordat de partijen aan de bedienaar van de eredienst zullen hebben aangetoond (doen blijken), dat het huwelijk ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken.
2. Een partij bij een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis is gehouden tot het verlenen van medewerking aan het teniet doen gaan van die verbintenis indien een andere partij daarom verzoekt, tenzij dit gelet op zwaarwegende belangen in redelijkheid niet kan worden gevergd.
Dit betekent dat een partij bij een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis verplicht is (is gehouden tot) het verlenen van medewerking aan het teniet doen gaan van die verbintenis, indien een andere partij daarom verzoekt. Dit geldt niet (tenzij) als dit, gelet op zwaarwegende belangen, in redelijkheid niet kan worden gevergd.