ECLI:NL:RBGEL:2025:7152 - Rechtbank Gelderland - 25 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11390549 \ CV EXPL 24-3410
Vonnis van 25 juli 2025
in de zaak van
[eiser in conventie], gevestigd te [plaats] , kantoorhoudend te [plaats] , eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen: [eiser in conventie] , gemachtigde: mr. A. van Oosten,
tegen
[gedaagde in conventie], tevens handelend onder de naam [bedrijf 1] , statutair gevestigd te [plaats] en kantoorhoudend te [plaats] , gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen: [gedaagde in conventie] , gemachtigde: mr. K.W.A. Wools.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het tussenvonnis van 3 januari 2025
-
de conclusie van antwoord in reconventie van 2 mei 2025 met daarbij producties 10 t/m 16
-
de brief van mr. Van Oosten van 13 mei 2025 met een correctie van productie 16 en een aanvullende productie 17,
-
de mondelinge behandeling op 15 mei 2025, waarbij beide partijen aantekeningen hebben overgelegd en voorgedragen en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2. Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.
2 De feiten
2.1. [eiser in conventie] heeft aan [gedaagde in conventie] vanaf september 2021 verschillende offertes uitgebracht voor het leveren en installeren van een zonthermisch warmtesysteem voor de woning van [gedaagde in conventie] . Uiteindelijk heeft dit geleid tot de offerte van 15 december 2021 met als kosten € 25.091,73. Dit bedrag is exclusief btw en bestaat uit € 24.251,73 voor de materialen en € 840,00 voor het inregelen van meet- en regeltechniek. Partijen hebben de offerte op 16 december 2021 ondertekend. [gedaagde in conventie] heeft ook elke pagina geparafeerd.
In de overeenkomst staat onder meer:
-
De kosten aan arbeid die gemaakt zullen worden om het gehele project te realiseren zullen worden bijgehouden en na aflevering van het project bekeken worden. In overleg tussen [naam 1] en [eiser in conventie] zal dan een verdeling gemaakt worden.
-
[eiser in conventie] zal een jaar lang service leveren om te bekijken of het zon-thermie optimaal en naar behoren werkt. Mochten er problemen voordoen met het systeem zal [eiser in conventie] deze problemen oplossen.
-
[eiser in conventie] heeft de verantwoordelijkheid over de ISDE-subsidie aanvraag. Wanneer de ISDE-subsidie niet wordt uitgekeerd zal [eiser in conventie] het niet uitgekeerde ISDE-bedrag voor zijn rekening nemen. De grootte van de ISDE zal circa rond de € 6.650,00 zijn. (…)
-
[eiser in conventie] zal opnieuw uw instemming vragen als de materialen, kosten of opbrengsten tijdens de projectvoorbereiding significant blijken te verschillen van de genoemde posten in dit document.
2.2. Bij de offerte van 15 december 2021 is ook een ‘Projectdossier’ meegestuurd, opgesteld door [eiser in conventie] , met daarin uitleg over het systeem, de onderdelen daarvan, informatie over de ISDE-aanvraag (=subsidie), een planning en informatie over de oplevering. Daarnaast is er een ‘Schouwrapport’ meegestuurd. Deze documenten dateren ook van 15 december 2021 en zijn ook ondertekend en op elke pagina geparafeerd door [gedaagde in conventie] . In het projectdossier staat over de planning dat het gehele project zal plaatsvinden van 16 december 2021 tot en met 24 december 2021. Verder staat er:
Oplevering: De aanwezigen tijdens de oplevering zullen zijn: [bedrijf 1] : [naam 1] [bedrijf 2] : [naam 2] [eiser in conventie] : [naam 3] Tijdens de oplevering zal kort de werkzaamheid van de systemen worden doorgenomen. Een algemene uitleg over de monitoringsystemen en een kwaliteitscontrole zal plaatsvinden.
De opleverdocumentatie zal bevatten: Foto’s Eerste meetdata uit het monitoringssysteem Indien nodig een afwijkende materialenlijst (t.o.v. in het projectdossier aangegeven materialenlijst)
Operatie & onderhoud
Het eerste jaar neemt [eiser in conventie] de service op zich om het systeem te controleren. Hierna zal een afspraak gemaakt worden over het verdere verloop van het onderhoudscontract.
2.3. Op 21 januari 2022 heeft [eiser in conventie] een bedrag van € 23.963,45 inclusief btw aan [gedaagde in conventie] in rekening gebracht (factuurnummer 20220001). Dit bedrag is blijkens de factuur als volgt opgebouwd: € 23.936,73 exclusief btw (bijgestelde totaalprijs voor materiaal vanwege 34 in plaats van 35 vacuümbuizen), min het al aanbetaalde bedrag van € 4.132,23 = € 19.804,50 ex btw (€ 23.963,45 inclusief btw). Op 20 februari 2022 heeft [gedaagde in conventie] hiervan een bedrag van € 13.963,45 betaald.
2.4. Vervolgens hebben partijen veelvuldig gecorrespondeerd over de voortgang van de werkzaamheden en de – in de visie van [gedaagde in conventie] – gebreken aan het systeem.
2.5. Op 25 maart 2024 heeft [eiser in conventie] een bedrag van € 17.359,09 inclusief btw aan [gedaagde in conventie] gefactureerd (factuurnummer 20240010). Dit bedrag bestaat volgens de factuur uit € 10.000,00 exclusief btw, zijnde het onbetaalde deel van de factuur van 21 januari 2022 en uit € 4.346,35 exclusief btw in verband met extra arbeidskosten. [gedaagde in conventie] heeft deze factuur niet betaald.
2.6. Bij brief van 6 mei 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagde in conventie] aan [eiser in conventie] geschreven dat de facturen niet opeisbaar zijn omdat er nog geen oplevering heeft plaatsgevonden en heeft hij [eiser in conventie] verzocht om de volgende gebreken binnen 14 dagen te verhelpen: een doorgebrand elektrisch element, een lekkage aan de waterbuffer en een nog niet optimaal werkend systeem (vanwege de afwezigheid van een significante vermindering van het gasverbruik). Ook heeft hij verzocht een creditfactuur op te maken van € 8.046,50 inclusief btw (€ 6.650,00 exclusief btw) vanwege de niet verstrekte subsidie. Daarnaast heeft hij verzocht om een specificatie van de gefactureerde arbeidskosten.
2.7. Bij brief van 15 juli 2024 heeft de gemachtigde van [gedaagde in conventie] aan [eiser in conventie] geschreven dat [eiser in conventie] in verzuim verkeert ten aanzien van het herstel van de in de brief van 6 mei 2024 genoemde gebreken en heeft hij [eiser in conventie] daarnaast in gebreke gesteld voor vier andere gebreken zoals genoemd in het bijgevoegde verslag van de deskundige [naam 4] , Adviseur installaties bij Linthorst Gebaudetechnik GmbH (hierna: Linthorst), die het systeem op 3 juli 2024 heeft geïnspecteerd. Ook heeft hij [eiser in conventie] verzocht om de verplichting tot aansluiting van het zwembad na te komen en het buffervat te draaien.
2.8. Bij brief van 18 juli 2024 heeft de gemachtigde van [eiser in conventie] onder meer inhoudelijk gereageerd op de gestelde gebreken en deze grotendeels betwist.
2.9. In het rapport van Linthorst van 26 augustus 2024 staat:
- Het KWB-regelsysteem beschermt tegen temperatuur overschrijding;
Aanvulling; De installatie op het dak verwarmd na afschakeling door tot X-graden en de expansie moet dat opvangen. Met het expansievat wat er zit lukt dit niet (is naar mijn mening te klein) vandaar dat via de ontluchters op het dak de stoom verdwijnt en de druk op nul staat; expansievaten moeten duidelijker groter uitgelegd worden.
- De tapwaterwisselaar 45 kW in boilervat: Boven de 40 kW is dubbele scheiding verplicht,
U schrijft het zelf; tapwater loopt door spiraal met daartussen cv water; als deze spiraal lek gaat heb je cv-water en tapwater bij elkaar en kan cv water bij het tapwater komen, is dus geen dubbele scheiding. (Daarom heeft een vergelijkbare boiler van Remeha Aquacella een wisselaar ernaast) die heeft ook KIWA keur. (Deze niet.) Het is een Duits product en in Duitsland is geen dubbele scheiding verplicht. Een extra wisselaar ertussen is dus noodzakelijk om aan de Kiwa keuringseisen te voldoen.
- Uren; Als bij het sluiten van de overeenkomst een arbeidsloon van € 14346,- ex BTW was afgesproken (ca 240 uur) zou dat geen onredelijk bedrag zijn geweest.
Kijkend naar de werkzaamheden zoals genoemd in de overeenkomst waar bij het geheel ca. 1 week in beslag zou nemen (max 50 uur) is de verwachting gewekt dat dit bedrag aanmerkelijk lager zou uitvallen.
-
Plaats regelkast; Deze kan storingen geven en de huidige plaats is zeer ongelukkig gekozen voor onderhoud en beheer. Het display is nauwelijks af te lezen zonder ladder. Volgens voorschriften moet deze vrij toegankelijk zijn en bij calamiteit uitgeschakeld kunnen worden zonder gebruik van trap (NEN-EN-IEC 61439-3 | Verdeelinrichtingen bedienbaar voor leken
-
Lekkage:
“De lekkage” zit in het separate system van zonne-tubes en de bijbehorende spiraal in het boilervat. Dus staat volledig los van cv-circuit en heeft daar dus geen invloed op. (Ik denk dat het geen lekkage is maar een gevolg van een te klein expansievat waardoor stoom/vloeistof uit de ontluchters op het dak ontsnapt waardoor de druk nu op nul staat en de installatie niet kan functioneren).
- Verwarmings element kan vervangen worden is akkoord met de correctie dat het vat gedraaid wordt zodat een volgende keer het vat niet weer gedraaid hoeft te worden voor vervanging en alle aansluitingen losgekoppeld moeten worden.
3 Het geschil
in conventie
3.1. [eiser in conventie] vordert dat [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld om aan haar € 22.379,09 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling. Ook vordert zij [gedaagde in conventie] te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiser in conventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie] is tekortgeschoten in haar betalingsverplichting door van de eerste factuur van 21 januari 2022 slechts € 13.963,45 te betalen en de tweede factuur van 25 maart 2024 helemaal niet te betalen.
3.3. [gedaagde in conventie] betwist de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag. Zij voert primair aan dat de resterende factuurbedragen nog niet opeisbaar zijn omdat [eiser in conventie] het werk nog niet heeft opgeleverd. Subsidiair voert [gedaagde in conventie] aan dat zij haar betalingsverplichting heeft opgeschort totdat de gebreken aan het zonthermie systeem zijn hersteld en dat in ieder geval een bedrag van € 8.046,50 (het brutobedrag van de subsidie van € 6.650,00 netto) kan worden verrekend met de facturen. De gevorderde arbeidskosten moeten worden afgewezen omdat [eiser in conventie] niet heeft voldaan aan de voorwaarden die partijen hierover hebben afgesproken. Indien zij al loon is verschuldigd, moet dit een redelijk loon zijn en had zij, gelet op de afspraken in de offerte en het schouwrapport, qua arbeidsloon ten hoogste rekening hoeven te houden met 6 dagen werk van 8 uur per dag tegen een gebruikelijk uurloon van € 60,00 plus btw, oftewel € 3.484,80 inclusief btw, waarbij ook nog is afgesproken dat deze kosten verdeeld zouden worden en een verdeling van 50% voor de hand ligt, aldus [gedaagde in conventie] . Zij hoeft dan maximaal een arbeidsloon van € 1.742,00 te voldoen. [gedaagde in conventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] , met veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten vanaf de veertiende dag na betekening van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele betaling.
in reconventie
3.4. [gedaagde in conventie] vordert primair:
i) het door [gedaagde in conventie] betaalde bedrag van € 5.000,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf 14 oktober 2021 tot en met de dag van algehele voldoening, alsmede ii) het door [gedaagde in conventie] betaalde bedrag van € 13.963,45, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf 20 februari 2022 tot en met de dag van algehele voldoening, subsidiair, voor het geval de kantonrechter de vordering tot vernietiging afwijst:
de overeenkomst te ontbinden op grond van één en/of meerdere tekortkomingen van [eiser in conventie] , [eiser in conventie] te veroordelen tot nakoming van haar ongedaanmakingsverplichting voortvloeiende uit de ontbinding, bestaande uit de verwijdering van het door haar bij [gedaagde in conventie] geplaatste warmtesysteem en de terugplaatsing (inclusief levering en installatie) van het oorspronkelijke systeem dat voorafgaand aan de werkzaamheden van [eiser in conventie] in de woning van [gedaagde in conventie] aanwezig was, binnen een maand na betekening van het te wijzen vonnis en op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [eiser in conventie] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,00; [eiser in conventie] te veroordelen, eveneens in het kader van haar ongedaanmakingsverplichting, tot terugbetaling aan [gedaagde in conventie] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van het door [gedaagde in conventie] betaalde totaalbedrag van
€ 18.963,45, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf de datum van ontbinding tot en met de dag van algehele voldoening, meer subsidiair, voor het geval de kantonrechter de vordering tot ontbinding ook afwijst:
[eiser in conventie] te veroordelen tot herstel van alle hierboven genoemde gebreken I t/m VIII, te weten:
I. herstel van het elektrisch element, II. herstel van het probleem waardoor er voortdurend lekkage is bij de grote waterbuffer, III. herstel van het gebrek waardoor er minder gas wordt bespaard dan de 51m3 per vacuümbuis per jaar die bij aanvang van het contract was voorgehouden, IV. herstel van het gebrek waardoor er volgens Linthorst nu sprake is van een gevaar voor te hoge temperaturen, stoomvorming en scheuring in het vat, alsmede vervanging van het expansievat door een groter exemplaar, V. aanbrengen van een dubbele scheiding tussen de tapwater aansluiting op het vat en de installatie op het dak, zodanig dat het tapwater en het CV-water door een dubbele scheiding van elkaar afgescheiden zijn, VI. verplaatsing van de regelkast naar een beter bereikbare plaats, VII. herplaatsen/draaien van het systeem, zodanig dat het verwarmingselement voortaan eenvoudig te vervangen is, VIII. aansluiten van het warmtesysteem op het zwembad, een en ander binnen een maand na de dag van betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [eiser in conventie] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,00;
te verklaren voor recht dat er nog geen oplevering heeft plaatsgevonden, dat de vordering van [eiser in conventie] pas opeisbaar wordt als de oplevering alsnog heeft plaatsgevonden en alle hierboven genoemde gebreken I t/m VIII zijn hersteld, alsmede dat [gedaagde in conventie] , na het opeisbaar worden van de vordering van [eiser in conventie] , alleen nog het bedrag van € 3.695,50 inclusief btw aan [eiser in conventie] verschuldigd is, dan wel een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag [eiser in conventie] te veroordelen om:
i) na oplevering, en wel direct aansluitend op de leveringsdatum, aan [gedaagde in conventie] een service- en onderhoudscontract aan te bieden conform de bepalingen uit productie 20, ii) tevens 5 jaar garantie te verstrekken op de volledig geleverde installatie, iii) de verplichtingen die voor [eiser in conventie] voortvloeien uit het service- en onderhoudscontract en de garantieverplichtingen ook daadwerkelijk na te komen, iv) en om bij oplevering een handzame en praktische gebruikershandleiding voor het systeem aan [gedaagde in conventie] te verstrekken, een en ander binnen een maand na de dag van betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [eiser in conventie] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,00;
voorwaardelijk, in het geval in conventie het beroep op verrekening van [gedaagde in conventie] van haar vordering uit hoofde van de afspraak over de ISDN-subsidie niet gehonoreerd zou worden:
[eiser in conventie] te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, tot betaling aan [gedaagde in conventie] van een bedrag van € 8.046,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, vanaf de datum van indiening van de conclusie van eis in reconventie (3 januari 2025) tot en met de dag van algehele voldoening zowel primair als subsidiair:
met veroordeling van [eiser in conventie] in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten vanaf de veertiende dag na betekening van het te wijzen vonnis tot de dag van algehele betaling.
3.5. [gedaagde in conventie] stelt dat zij bij het sluiten van de overeenkomst heeft gedwaald conform artikel 6:228 lid 1 sub a BW omdat zij vóór het sluiten daarvan aan [eiser in conventie] heeft aangegeven dat zij ‘van het gas af’ wilde en omdat de gasbesparing blijkens de offertes van [eiser in conventie] 51 m3 per vacuümbuis zou zijn, terwijl de gasbesparing in de praktijk 8,97 m3 per vacuümbuis blijkt te zijn. Zij zou de investering van € 23.936,73 ex btw, te vermeerderen met arbeidsloon, gericht op de gasbesparing, nooit hebben gedaan indien zij had geweten dat de gasbesparing zoveel lager zou zijn. [eiser in conventie] had niet mogen aannemen dat zij de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken wel zou hebben gesloten, aldus [gedaagde in conventie] . Ook is sprake van dwaling ex artikel 6:228 lid 1 sub b BW aangezien [naam 5] van [eiser in conventie] in de mail van 5 april 2024 aan [gedaagde in conventie] nog heeft geschreven dat één buis ruwweg 40 m3 per jaar aan gas kan besparen en 34 buizen dan 1.360 m3 gas zouden besparen (34 x 40 m3), hetgeen ook niet blijkt te kloppen. [eiser in conventie] had [gedaagde in conventie] hierover tevoren behoren in te lichten. Voor zover [eiser in conventie] mocht betogen dat zij zelf ook niet wist dat de gasbesparing zoveel lager zou uitvallen geldt dat beide partijen hierover hebben gedwaald, terwijl [eiser in conventie] had moeten begrijpen dat [gedaagde in conventie] de overeenkomst met zo’n grote investering niet zou hebben gesloten als beide partijen een juiste voorstelling van zaken zouden hebben gehad. Daarmee staat volgens [gedaagde in conventie] vast dat minimaal sprake is van dwaling ex artikel 6:228 lid 1 sub c BW. Subsidiair stelt [gedaagde in conventie] dat [eiser in conventie] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat zij, ondanks ingebrekestellingen, de geconstateerde gebreken niet heeft verholpen en weigert om de overeengekomen werkzaamheden af te maken. Dit rechtvaardigt volgens haar de ontbinding van de overeenkomst, waaruit dan de ongedaanmakingsverplichting voortvloeit. Méér subsidiair, voor het geval de kantonrechter de ontbinding mocht afwijzen, vordert zij nakoming van de overeenkomst in de zin van oplevering, herstel van de genoemde gebreken, het aanbieden van een servicecontract en vaststelling van de hoogte van de vordering.
3.6. [eiser in conventie] betwist dat [gedaagde in conventie] heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst. Ook betwist zij dat sprake is van tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. Mocht toch worden geoordeeld dat sprake is van tekortkomingen en een herstelverplichting, wil zij voorafgaand een onafhankelijk onderzoek door een deskundige laten plaatsvinden. Voor het geval de kantonrechter tot het oordeel mocht komen dat de vernietiging of ontbinding van de overeenkomst moet worden toegewezen, voert zij aan dat ongedaanmaking feitelijk onmogelijk is. De oorspronkelijke cv-ketel is verwijderd en afgevoerd. Inmiddels is er door een derde partij al een nieuwe cv-ketel geplaatst. Er ontstaat dan een executieprobleem. Bovendien strookt het feit dat [gedaagde in conventie] wil dat [eiser in conventie] opnieuw bij haar aan het werk gaat (voor ongedaanmaking en een nieuw systeem) niet met haar stelling dat [eiser in conventie] geen goede aannemer is. Over de gevorderde verrekening met of betaling van bedrag van € 8.046,50 (het brutobedrag van de subsidie van € 6.650,00 netto) stelt zij nog dat zij het subsidiebedrag al van het in conventie door haar gevorderde bedrag had afgetrokken.
3.7. Op de stellingen van partijen in conventie en in reconventie wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Vanwege de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden besproken.
4.2. De kantonrechter stelt vast dat partijen een gemengde overeenkomst hebben gesloten, die zowel voldoet aan de wettelijke omschrijving van een koopovereenkomst als aan die van aanneming van werk. De wettelijke bepalingen van koop en aanneming van werk zijn dan naast elkaar van toepassing.
Dwaling
4.3. Allereerst zal worden beoordeeld of [gedaagde in conventie] een beroep toekomt op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling, haar meest verstrekkende en primaire vordering in reconventie. Als dat zo is, hoeft namelijk niet te worden geoordeeld over haar verweer in conventie dat de facturen nog niet opeisbaar zijn omdat het systeem nog niet is opgeleverd of over haar verweer van opschorting en verrekening wegens tekortkomingen. [gedaagde in conventie] beroept zich daarbij ten eerste op artikel 6:228 lid 1 sub a BW. Hierin is bepaald dat een overeenkomst, die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten.
4.4. [gedaagde in conventie] stelt in dit verband dat uit de stukken blijkt dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft aangegeven dat zij ‘van het gas af’ wilde en dat [eiser in conventie] haar heeft voorgespiegeld dat dat met haar zonthermisch systeem (grotendeels) mogelijk zou zijn. [gedaagde in conventie] wijst daarbij naar de informatie uitwisseling tijdens de offertefase, waaronder de mail van [naam 6] van [eiser in conventie] aan haar van 13 augustus 2021 waarin staat: “Met 25 HOT vacuümbuizen:
Ook verwijst zij naar de mail van [naam 6] van [eiser in conventie] van 21 september 2021 aan [gedaagde in conventie] waarin staat: “Bij een gemiddelde leveringstemperatuur van 65 graden bespaart iedere hot vacuümbuis circa 40 m3 gas per jaar.” En: “Met 35 vacuümbuizen bespaart u circa 1.400 m3 gas per jaar” (40 m3 x 35 = 1400 m3). In die mail antwoordt [naam 6] op de vraag van [gedaagde in conventie] of hij met deze 35 buizen zonder gasleveranties kan het volgende: “Door onze buizen, samen met een elektrische back-up ketel, te gebruiken heeft u geen gas meer nodig.”. De werkelijke gasbesparing blijkt met 34 vacuümbuizen slechts 305 m3 per jaar, oftewel 8,97 m3 (305 m3 : 34) per buis te zijn, aldus [gedaagde in conventie] , hetgeen veel minder is dan hem is voorgespiegeld, zodat zij heeft gedwaald.
4.5. [eiser in conventie] betwist dat sprake is van dwaling. Zij voert aan dat zij eerlijk en open heeft gecommuniceerd over de mogelijke gasbesparing onder ideale omstandigheden vanuit haar toenmalige ervaring en vakkennis, dat het om een nieuw product ging waarover nog niet veel bekend was, dat [gedaagde in conventie] dit wist en als ‘trendwatcher’ en zogenoemde ‘early adopter’ toch voor dit systeem wilde kiezen en dat onder die omstandigheden van een onjuiste voorstelling van zaken geen sprake kan zijn geweest. Zij stelt dat zij geen garanties heeft gegeven maar dat zij wel in de offertefase, in een mail van 26 juli 2021, een berekening heeft gepresenteerd van een gasbesparing van 1.275 m3 voor 25 VirtuHOT buizen. Zij stelt dat zij daarbij heeft aangegeven dat deze besparing alleen haalbaar was bij ideale plaatsing en lage temperatuur verwarming en dat daarbij ook is genoemd dat de inval van schaduw een beperkende factor kan zijn. Over de door [naam 6] in zijn mail van 21 september 2021 genoemde besparing van circa 1.400 m3 gas per jaar (bij 35 buizen) stelt zij dat dit een theoretische besparing was, zonder schouw en in een ideale situatie. Ook hier geldt dat de gekozen locatie sterke schaduwwerking heeft. Verder stelt zij dat bijgeleverde figuur 1 aantoont dat om 12 uur 50% van de buizen nog in de schaduw ligt, waardoor de verminderde opbrengst aanzienlijk is en dat 75% van de opbrengst dan zou neerkomen op circa 1.000 m3 gasbesparing. Dit verschilt niet veel van de gasbesparing van 900 m3 per jaar die in de offertefase door [eiser in conventie] is gepresenteerd op het ‘Informatieblad Duurzame warmte’ dat was bijgevoegd bij de mail van 26 juli 2021. Daarop staat namelijk dat: 1 m2 350 kWh aan warmte kan leveren met het zonthermie systeem bij een gemiddelde temperatuur van 45 ºC (dat is 35 m3 gas besparing) en: “Geplaatste oppervlakte is 26 m2 is dan dus 9.100 kWh jaarbasis (900 m3 aan gasbesparing).’ Zij voert verder aan dat [gedaagde in conventie] zelf invloed heeft gehad op het eindresultaat door zelf een andere locatie te kiezen voor de buizen (deels in de schaduw). Kortom, zij heeft voldaan aan haar informatieplicht, en van de gestelde dwaling kan geen sprake zijn, aldus [eiser in conventie] . Bovendien is zij qua gasbesparing slechts een inspanningsverbintenis aangegaan en geen resultaatsverbintenis.
4.6. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde in conventie] voldoende heeft onderbouwd dat er een causaal verband bestaat tussen de inlichtingen van [eiser in conventie] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst over de gasbesparing van 1.275 m3 per jaar bij 25 buizen (51 m3 per buis) en, later, 1.360 m3 per jaar bij 34 buizen (40 m3 per buis) enerzijds en de contractsluiting anderzijds. Ook is de kantonrechter van oordeel dat uit de bewijsstukken voldoende naar voren is gekomen dat in 2022/2023 maximaal sprake was van een gasbesparing van 896 m3. Dit blijkt in elk geval uit de e-mail van 5 april 2024 aan [gedaagde in conventie] waarin [eiser in conventie] dit op basis van de door [gedaagde in conventie] aangeleverde data heeft berekend. Dit is 66% van de voorspelde besparing, dus 34% minder dan voorspeld. Volgens [gedaagde in conventie] is de gasbesparing nog lager, namelijk 305 m3 per jaar, oftewel 8,97 m3 (305 m3:34) per buis.
4.7. Uit de stukken blijkt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende dat, zoals [eiser in conventie] stelt, deze verminderde besparing wordt veroorzaakt door schaduwligging van de vacuümbuizen, maar als dit al zo zou zijn, dan geldt dat niet vast is komen te staan dat [eiser in conventie] op dit punt heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht, zoals die voor een aannemer is opgenomen in artikel 7:754 BW. [gedaagde in conventie] stelt dat [eiser in conventie] het ligplan van de vacuümbuizen aan haar heeft geadviseerd, maar zelfs als de huidige ligging van de vacuümbuizen een uitdrukkelijke wens van [gedaagde in conventie] zou zijn, had het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van [eiser in conventie] gelegen om [gedaagde in conventie] er uitdrukkelijk voor te waarschuwen dat in dat geval geen sprake zou zijn van de door haar geschetste gasbesparing. Daarvan is niet gebleken.
4.8. Ondanks dat het zonthermie warmtesysteem een relatief nieuwe technologie is waarvan, zoals [eiser in conventie] stelt, [gedaagde in conventie] inderdaad een ‘early adopter’ is, en ondanks dat het begrijpelijk is dat [eiser in conventie] geen exacte, op de m3 nauwkeurige voorspelling kan doen van de gasbesparing door dit systeem, heeft zij [gedaagde in conventie] naar het oordeel van de kantonrechter in de offertefase een veel te rooskleurig beeld geschetst van de te verwachten gasbesparing door de installatie van haar zonthermie-warmtesysteem, zeker in de hiervoor genoemde mail van [naam 6] van [eiser in conventie] van 21 september 2021 aan [gedaagde in conventie] . Dit brengt mee dat het beroep van [gedaagde in conventie] op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub a BW slaagt en dat de daarop ziende primaire vordering in reconventie onder a) zal worden toegewezen.
4.9. De vernietiging van de overeenkomst brengt mee dat de kantonrechter ook het vervolgens onder b) gevorderde terugdraaien van alle door [eiser in conventie] verrichte prestaties zal toewijzen, met uitzonderling van het navolgende. [eiser in conventie] voert aan dat alles terugdraaien onmogelijk is omdat oorspronkelijke cv-ketel is verwijderd en afgevoerd en er inmiddels door een derde partij al een nieuwe cv-ketel is geplaatst. Dit beschouwt de kantonrechter als een beroep op artikel 3:53 lid 2 BW, waarin staat dat de (kanton)rechter desgevraagd aan de vernietiging geheel of ten dele haar werking kan ontzeggen, indien de reeds ingetreden gevolgen van de overeenkomst bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden. [gedaagde in conventie] onderkent dit probleem in haar pleitaantekeningen en stelt dat dit kan worden opgelost doordat [eiser in conventie] een en ander kan aansluiten op de huidige cv-ketel zodat de woning weer via dat systeem verwarmd wordt en er tapwater is. Voor het punt van het terugplaatsen van de oorspronkelijke cv-ketel ontzegt de kantonrechter dan ook de werking aan de vernietiging. Ook zal de kantonrechter zoals gevorderd een dwangsom verbinden aan deze veroordeling, zij het dat deze wordt beperkt en gemaximeerd zoals hieronder in het dictum is weergegeven.
4.10. Verder brengt de vernietiging van de overeenkomst mee dat de kantonrechter de vorderingen in conventie zal afwijzen omdat de grondslag voor de door [eiser in conventie] gevorderde betaling van de facturen is komen te vervallen en dat de kantonrechter de primair in reconventie onder c) gevorderde terugbetaling door [eiser in conventie] van de door [gedaagde in conventie] aan haar betaalde bedragen zal toewijzen, inclusief de wettelijke rente daarover en niet, zoals primair gevorderd, de wettelijke handelsrente want het betreft een betaling op grond van een ongedaanmakingsverplichting die niet rechtstreeks voortvloeit uit de handelsovereenkomst
4.11. [eiser in conventie] zal zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld, omdat zij (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld. De kosten van [gedaagde in conventie] in conventie en in reconventie worden begroot op € 1.629,00 (3 punten x € 543,00). [eiser in conventie] zal ook worden veroordeeld in de nakosten van € 135,00 plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.12. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
5 De beslissing
De kantonrechter,
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
in reconventie
5.2. vernietigt de overeenkomst tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] wegens dwaling,
5.3. veroordeelt [eiser in conventie] om, binnen een maand na betekening van dit vonnis, de verrichte prestaties terug te draaien, bestaande uit de verwijdering van het door haar bij [gedaagde in conventie] geplaatste zonthermie warmtesysteem en de terugplaatsing en installatie van het oorspronkelijke systeem, met uitzondering van de oorspronkelijke cv-ketel en in plaats daarvan met aansluiting op de huidige cv-ketel,
5.4. veroordeelt [eiser in conventie] om voor elke dag dat zij, na een maand na betekening van het vonnis, niet heeft voldaan aan de veroordeling onder 5.3. aan [gedaagde in conventie] een dwangsom te betalen van € 500,00, tot een maximum van € 20.000,00,
5.5. veroordeelt [eiser in conventie] tot terugbetaling aan [gedaagde in conventie] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van: i) het door [gedaagde in conventie] betaalde bedrag van € 5.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 14 oktober 2021 tot en met de dag van algehele voldoening, alsmede ii) het door [gedaagde in conventie] betaalde bedrag van € 13.963,45, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 20 februari 2022 tot en met de dag van algehele voldoening,
in conventie en in reconventie
5.6. veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten van € 1.764,00 (€ 1.629,00 en € 135,00), te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.7. veroordeelt [eiser in conventie] tot betaling van de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8. veroordeelt [eiser in conventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
560\636
HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1710 (Q-park / Deka)