ECLI:NL:RBGEL:2025:6767 - Aios: arbeidsovereenkomst eindigt pas na einde opleidingsovereenkomst - 15 juli 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een arbeidsovereenkomst van een aios, die onlosmakelijk is verbonden met de opleiding, niet van rechtswege kan eindigen zolang de opleidingsovereenkomst nog doorloopt. Een bezwaarprocedure bij de Geschillencommissie schorst het einde van de opleiding en daarmee ook de beëindiging van het dienstverband.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 11723939 \ HA VERZ 25-40
Beschikking van 15 juli 2025
in de zaak van
[eiser], wonende te [woonplaats] (België) verzoekende partij hierna te noemen: [eiser] gemachtigde: mr. F. Madani (Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband)
tegen
de stichtingStichting Radboud Universitair Medisch Centrum gevestigd te Nijmegen verwerende partij hierna te noemen: Radboudumc gemachtigde: mr. F.V.I.M. Hoppers (Dirkzwager legal & tax)
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift met producties 1 t/m 9;
-
het verweerschrift met productie 1;
-
de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juli 2025. [eiser] is verschenen met haar gemachtigde mr. F. Madani. Namens Radboudumc is verschenen [naam] en hij werd bijgestaan door mr. F.C.I.M. Hoppers. Mr. Madani heeft pleitaantekeningen voorgedragen. Van hetgeen met partijen is besproken heeft de griffier aantekeningen gehouden.
1.2. De datum van de beschikking is bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. [eiser] , geboren 15 oktober 1986, is sinds 1 september 2017 in dienst bij Radboudumc, in de functie van arts in opleiding tot specialist (aios) met een loon van € 5.997 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.2. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 2: duur bepaald: De arbeidsovereenkomst wordt op grond van artikel 2.4.4 Cao umc aangegaan voor de duur van de opleidingsperiode in het Radboudumc, specialisatie, en eindigt derhalve op basis van het actuele opleidingsschema, zonder dat opzegging is vereist, van rechtswege op 1 september 2022.
Zo spoedig mogelijk ontvangt de medewerkster schriftelijk bericht of deze arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, wordt gevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in de artikelen 2.4.2a of 2.4.3 of wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De arbeidsovereenkomst kan tussentijds worden opgezegd met inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen in de wet en de Cao umc.
2.3. De arbeidsovereenkomst is meerdere keren verlengd, waarvan [eiser] steeds een schriftelijke bevestiging heeft ontvangen. De volgende verlengingen hebben plaatsgevonden:
2.4. Op de arbeidsovereenkomst is het Kaderbesluit CGS (College Geneeskundige Specialismen) van toepassing. In artikel B.5 lid 5 is bepaald:
‘Wanneer een aios een geschil aanhangig maakt tegen het besluit van de betreffende opleider, instituutsopleider of het betreffende hoofd om de opleiding van de aios te beëindigen, eindigt de opleiding van de aios zodra de Geschillencommissie de aios in het ongelijk heeft gesteld of zoveel eerder als de aios zich al dan niet na bemiddeling neerlegt bij het besluit van de betreffende opleider, instituutsopleider of het betreffende hoofd.’
In de Toelichting van dit artikel staat vermeld (pagina 55 van het Kaderbesluit CGS):
‘Met deze bepaling is vastgelegd wanneer de (instituuts)opleider/het hoofd de aios (tussentijds) als ongeschikt beoordeelt en de aios tegen dit besluit een geschil aanhangig maakt, de opleiding niet eerder eindigt dan nadat de Geschillencommissie de aios in het ongelijk heeft gesteld. De opleiding eindigt alleen dan eerder als de Geschillencommissie het geschil niet behandelt omdat de aios zich al dan niet na bemiddeling neerlegt bij het besluit tot beeindiging van de opleiding. Wanneer in de arbeidsovereenkomst of cao een ontbindende voorwaarde is opgenomen of uit het karakter van de leer/arbeidsovereenkomst volgt dat de arbeidsovereenkomst eindigt zodra de opleiding eindigt, dan zorgt dit besluit ervoor dat gedurende de geschilbeslechting door mediation of de Geschillencommissie de arbeidsovereenkomst met de werkgever in stand blijft.’
2.5. Radboudumc heeft op 3 februari 2025 mondeling aan [eiser] meegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst niet zal verlengen en dat deze eindigt per 19 maart 2025. In de schriftelijke bevestiging van 13 februari 2025 is, voor zover thans van belang, opgenomen: ‘(..) Je bent op 20 maart 2023 ziek geworden. Op dit moment ben je nog niet hersteld. Vanaf 17 maart 2025 ben je 104 weken ziek. (..) Nu die twee jaar van arbeidsongeschiktheid verstreken zijn, zijn wij van mening dat jouw arbeidsongeschiktheid geen reden meer is om de arbeidsovereenkomst opnieuw te verlengen. Ander aspect is jouw functioneren als aios. Je bent vanaf 2017 al in opleiding. We zijn al langer met je in gesprek over onze visie dat jij de opleiding niet succesvol zal kunnen afronden. (..) Je hebt aangegeven dat je elders gere-integreerd wilde worden. Inmiddels ben je tijdens jouw periode van arbeidsongeschiktheid verhuisd naar België. Je bent re-integratiewerkzaamheden in het MAASTRO gaan verrichten. En je hebt gevraagd of MAASTRO jou de gelegenheid wil geven jouw opleiding daar voort te zetten. Zoals je weet heeft MAASTRO te kennen gegeven dat die bereidheid er niet is omdat ook het MAASTRO vindt dat jouw functioneren op veel domeinen onvoldoende is. Dat sluit dus aan op de visie van het Radboudumc over jouw functioneren. Het opnieuw verlengen van de arbeidsovereenkomst is daarom niet zinvol. (..) Omdat jouw arbeidsovereenkomst eindigt, kan geen invulling meer gegeven worden aan de opleiding. (..)’
2.6. [eiser] heeft op 2 april 2025 een pro forma bezwaarschrift en op 17 april 2025 een aanvullend bezwaarschrift bij de Geschillencommissie KNMG ingediend omdat zij zich niet kon verenigen met het besluit van Radboudumc om haar opleiding voortijdig/tussentijds te beëindigen.
3 Het verzoek en het verweer
3.1. [eiser] verzoekt de kantonrechter, na wijziging van haar verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en Radboudumc te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 19 maart 2025 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover, met veroordeling van Radboudumc in de proceskosten.
3.2. [eiser] heeft in haar verzoekschrift tevens verzocht bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding Radboudumc te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 19 maart 2025 alsmede (subsidiair) verzocht een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 49.100 aan haar toe te kennen. Deze verzoeken heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken.
3.3. [eiser] legt het volgende aan haar (resterende) verzoeken ten grondslag. De arbeidsovereenkomst met Radboudumc is aangegaan voor de duur van de opleiding. De opleiding van [eiser] is nog niet formeel geëindigd omdat de Geschillencommissie nog op haar bezwaar dient te beslissen. De aanzegging van Radboudumc, dat zij de arbeidsovereenkomst niet zal verlengen (brief van 13 februari 2025), dient daarom gekwalificeerd te worden als een (tussentijdse) opzegging van de arbeidsovereenkomst, die niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De opzegging is daarom vernietigbaar en Radboudumc is gehouden tot doorbetaling van het loon vanaf 19 maart 2025. Omdat Radboudumc het loon vanaf voornoemde datum niet (tijdig) heeft betaald, is zij ook de wettelijke verhoging (art. 7:625 BW) en de wettelijke rente verschuldigd.
3.4. Radboudumc voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [eiser] .
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Beoordeeld dient te worden of de arbeidsovereenkomst met [eiser] van rechtswege is geëindigd, dan wel of Radboudumc de arbeidsovereenkomst met [eiser] de facto heeft opgezegd en of dit laatste rechtsgeldig kon. [eiser] meent van niet en verzoekt daarom de opzegging te vernietigen. Radboudumc meent dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd.
4.2. Tussen partijen staat vast dat zij één overeenkomst zijn aangegaan waarin de elementen opleiding en arbeid zijn vervat. Deze elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Partijen zijn het er (dan ook) over eens dat de arbeidsovereenkomst eindigt als de opleiding van de aios (tussentijds of door voltooiing) eindigt.
4.3. Wat betreft de tussentijdse beëindiging is het zo dat wanneer de opleider het besluit neemt om de opleiding met de aios te beëindigen, de aios de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in beroep te gaan. De opleiding eindigt zodra de Geschillencommissie de aios in het ongelijk heeft gesteld of zoveel eerder als de aios zich al dan niet na bemiddeling neerlegt bij het besluit van het hoofd van het opleidingsinstituut. De ratio van de aan het instellen van beroep toegekende schorsende werking is dat de aios hangende het beroep door kan gaan met haar opleiding zodat, als de aios uiteindelijk in het gelijk wordt gesteld, er geen “gat” in de opleiding is ontstaan. De gedachte is dus dat de aios doorwerkt en dus ook salaris krijgt doorbetaald.
4.4. Het strookt niet met de te beschermen, en op voornoemde wijze expliciet beschermde, positie van de aios als werknemer als de arbeidsovereenkomst eerder eindigt dan de opleiding, omdat dit zou (kunnen) leiden tot een situatie waarin een aios onbezoldigd opleidingswerkzaamheden zou verrichten danwel een ‘gat’ in de opleiding ontstaat, omdat de aios niet meer tot het werk zou worden toegelaten. Radboudumc heeft in dit kader ook niet kunnen verklaren wat de status van de opleidingsovereenkomst, althans het deel van de overeenkomst dat ziet op de opleiding, nog is als de arbeidsovereenkomst reeds is beëindigd. Het element opleiding zal dan zinledig worden omdat geen arbeidsovereenkomst bestaat op basis waarvan de opleiding feitelijk kan worden gevolgd.
4.5. Op grond van het voorgaande in samenhang beschouwd oordeelt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst pas eerst rechtsgeldig beëindigd kan worden op het moment dat de opleiding beëindigd is.
4.6. Aangezien tussen partijen vaststaat dat de opleiding van [eiser] formeel nog niet is geëindigd, immers moet de Geschillencommissie nog uitspraak doen, dient de brief van 13 februari 2025 gekwalificeerd te worden als een tussentijdse opzegging van de arbeidsovereenkomst. Aangezien deze opzegging niet voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 7:671 lid 1 BW is sprake van een niet rechtsgeldige opzegging, die op grond van artikel 7:681 BW vernietigbaar is.
4.7. Het verzoek van [eiser] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt daarom toegewezen en Radboudumc is als gevolg daarvan gehouden het loon vanaf 19 maart 2025 aan [eiser] te betalen tot het moment dat de opleidings-/arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Ingeval de Geschillencommissie negatief op het bezwaar van [eiser] beslist, zal de opleiding en daarmee de arbeidsovereenkomst tussen partijen op het moment van de beslissing van de Geschillencommissie rechtsgeldig ten einde komen. In het andere geval blijft [eiser] bij Radboudumc in dienst.
4.8. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente worden ook toegewezen, omdat Radboudumc het loon te laat heeft betaald.
4.9. De proceskosten komen voor rekening van Radboudumc, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 1.410 (bestaande uit € 732 aan griffierecht, € 543 aan salaris gemachtigde en € 135 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
4.10. Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat [eiser] dat verzoekt en Radboudumc daar geen (kenbaar) verweer tegen heeft gevoerd.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst;
5.2. veroordeelt Radboudumc aan [eiser] te betalen het loon van € 5.997 bruto per maand vanaf 19 maart 2025 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) over het verschuldigde loon vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag dat alles is betaald;
5.3. veroordeelt Radboudumc in de proceskosten van € 1.410, te vermeerderen met de kosten van betekening als Radboudumc niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
5.4. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
40140 \ 560
Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.