ECLI:NL:RBGEL:2024:6174 - Rechtbank Gelderland - 9 september 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.261036.23 Datum uitspraak : 10 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. V.A. Batelaan, advocaat in Harderwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Hattem in de gemeente Hattem, als bestuurder van een voertuig (personenauto met middenasaanhangwagen (caravan)), komende uit de richting van Zwolle, gaande in de richting van Amersfoort, daarmede heeft gereden over de A28, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of terwijl deze weg een autosnelweg was, alwaar een maximumsnelheid van 100 km/u gold en/of alwaar bestuurders/overig verkeer niet/verminderd bedacht is/zijn op (plots) stilstaand verkeer en/of terwijl zich naast die autosnelweg (de A28) geen vluchtstrook bevond en/of terwijl (hij wist dat) ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere verkeersdeelnemers aanwezig waren en/of terwijl achter hem, verdachte, (op dezelfde rijstrook) een of meerdere voertuigen reden,
in strijd met artikel 43, tweede lid van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 zijn voertuig (zonder (dringende) noodzaak) op de rechter rijstrook, althans de rijbaan, van die snelweg (de A28) tot stilstand heeft gebracht,
waardoor de bestuurder van een, achter hem, verdachte, rijdend voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)) zijn voertuig eveneens tot stilstand moest brengen en/of waardoor de bestuurder van een ander (op diezelfde rijstrook rijdend) voertuig (bedrijfsauto (bakwagen)) zijn snelheid niet meer tijdig kon minderen en/of niet meer kon uitwijken en/of (vervolgens) achterop dat stilstaande voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met dat voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Hattem in de gemeente Hattem, als bestuurder van een voertuig (personenauto met middenasaanhangwagen (caravan)), komende uit de richting van Zwolle, gaande in de richting van Amersfoort, daarmede heeft gereden over de A28,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of terwijl deze weg een autosnelweg was, alwaar een maximumsnelheid van 100 km/u gold en/of alwaar bestuurders/overig verkeer niet/verminderd bedacht is/zijn op (plots) stilstaand verkeer en/of terwijl zich naast die autosnelweg (de A28) geen vluchtstrook bevond en/of terwijl (hij wist dat) ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere verkeersdeelnemers aanwezig waren en/of terwijl achter hem, verdachte, (op dezelfde rijstrook) een of meerdere voertuigen reden,
in strijd met artikel 43, tweede lid van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 zijn voertuig (zonder (dringende) noodzaak) op de rechter rijstrook, althans de rijbaan, van die snelweg (de A28) tot stilstand heeft gebracht,
waardoor de bestuurder van een, achter hem, verdachte, rijdend voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)) zijn voertuig eveneens tot stilstand moest brengen en/of waardoor de bestuurder van een ander (op diezelfde rijstrook rijdend) voertuig (bedrijfsauto (bakwagen)) zijn snelheid niet meer tijdig kon minderen en/of niet meer kon uitwijken en/of (vervolgens) achterop dat stilstaande voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met dat voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Hattem als bestuurder van een voertuig (personenauto met middenasaanhangwagen (caravan)), dat voertuig op de rijbaan van de voor het openbaar verkeer openstaande, als zodanig aangeduide autosnelweg, de A28, heeft laten stilstaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op dinsdag 13 juni 2023, omstreeks 10.15 uur, heeft op de Rijksweg A28, links, ter hoogte van hectometerpaal 90.6, gelegen buiten de bebouwde kom van Hattem, in de gemeente Hattem een verkeersongeval plaatsgevonden. De A28 betreft een autosnelweg. De ter plaatse toegestane maximum snelheid bedroeg 100 km/h. Bij het ongeval waren een personenauto met caravan, een bedrijfsauto (trekker met oplegger) en een bedrijfsauto (bakwagen) betrokken. De bestuurder van de personenauto met caravan kwam uit de richting van Zwolle en reed in de richting van Amersfoort.
Verdachte was de bestuurder van de personenauto met caravan.
Hij was ter plaatse goed bekend. Hij en zijn vrouw reden op de meest rechter rijstrook in de richting van Apeldoorn. Toen ze op de IJsselbrug reden, vloog ineens de linker buitenspiegel van de auto af. Verdachte verminderde vaart, deed de alarmlichten aan en kwam op de rechter rijstrook tot stilstand. De vrachtwagen achter hem remde af en kwam ook tot stilstand. Er was daar geen vluchtstrook.
De achter de vrachtwagen rijdende bestuurder ( [slachtoffer] ) kon zijn bakwagen niet tijdig tot stilstand brengen en botste met de linker voorzijde tegen de rechter achterzijde van de bedrijfsauto (trekker met oplegger).
Bij het ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen.
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. De officier van justitie meent dat sprake is van aanmerkelijke schuld.
Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde. Zij heeft betoogd dat niet kan worden gesproken van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid bij verdachte. Hij is dan wel op de snelweg gestopt, maar heeft dat op een zo veilig mogelijke manier gedaan. Andere buiten hem liggende omstandigheden hebben op zijn minst genomen de ernst van de gevolgen doen toenemen. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij meent dat het meer subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen. Subsidiair heeft de raadvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden en dat hij in zoverre moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank De rechtbank leidt uit de vaststaande feiten af dat [slachtoffer] bij het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Niet wordt betwist dat verdachte zijn auto op de rechter rijstrook van de A28 tot stilstand heeft gebracht. De vraag is of dit leidt tot schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994).
Om tot bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 te komen, is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet worden beoordeeld of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld zoals bedoeld in artikel 6 WVW 1994. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag geen factor is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte met zijn caravan reed op de snelweg A28. Op de IJsselbrug in de gemeente Hattem is hij een van zijn (extra) spiegels verloren. Verdachte heeft vaart verminderd, zijn alarmlichten aangedaan en is op de rijstrook gestopt. Op de brug was geen vluchtstrook. Verdachte was, zoals hij heeft verklaard, bekend met de situatie ter plaatse. Hij heeft ook verklaard dat het redelijk druk was op de weg
3 De bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te Hattem in de gemeente Hattem, als bestuurder van een voertuig (personenauto met middenasaanhangwagen (caravan)), komende uit de richting van Zwolle, gaande in de richting van Amersfoort, daarmede heeft gereden over de A28, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of terwijl deze weg een autosnelweg was, alwaar een maximumsnelheid van 100 km/u gold en/of alwaar bestuurders/overig verkeer niet/verminderd bedacht is/zijn op (plots) stilstaand verkeer en/of terwijl zich naast die autosnelweg (de A28) geen vluchtstrook bevond en/of terwijl (hij wist dat) ter plaatse sprake was van druk verkeer, althans meerdere verkeersdeelnemers aanwezig waren en/of terwijl achter hem, verdachte, (op dezelfde rijstrook) een of meerdere voertuigen reden,
in strijd met artikel 43, tweede lid van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 zijn voertuig (zonder (dringende) noodzaak) op de rechter rijstrook, althans de rijbaan, van die snelweg (de A28) tot stilstand heeft gebracht,
waardoor de bestuurder van een, achter hem, verdachte, rijdend voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)) zijn voertuig eveneens tot stilstand moest brengen en/of waardoor de bestuurder van een ander (op diezelfde rijstrook rijdend) voertuig (bedrijfsauto (bakwagen)) zijn snelheid niet meer tijdig kon minderen en/of niet meer kon uitwijken en/of (vervolgens) achterop dat stilstaande voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)) is gebotst,althans in aanrijding is gekomen met dat voertuig (bedrijfsauto (trekker met oplegger)),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5 De strafbaarheid van het feit
Het feit is strafbaar.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft, hij zeer aangedaan is door de gebeurtenis en heeft meegewerkt aan mediation. De raadsvrouw is vervolgens ingegaan op de strafdoelen vergelding in speciale en in preventieve zin. Zij heeft betoogd dat de mediation uit het oogpunt van het strafdoel vergelding zeer waardevol is geweest voor verdachte. Ten aanzien van speciale- en generale preventie heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte niet uit ratio maar uit paniek heeft gehandeld. Het was een ongeluk. Het opleggen van een straf in het kader van speciale dan wel generale preventie is dan ook niet nodig. De raadsvrouw heeft verder naar voren gebracht dat verdachte voor sociale aangelegenheden afhankelijk is van zijn rijbewijs.
De beoordeling door de rechtbank Verdachte is met zijn auto en caravan op een rijstrook op de snelweg gestopt, nadat hij een spiegel was verloren. Dit heeft geleid tot een ongeval waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit ongeval heeft grote impact op het leven van [slachtoffer] gehad en heeft dat nog steeds. [slachtoffer] heeft door het ongeval en als gevolg van complicaties dertien operaties moeten ondergaan. Hij heeft nog steeds veel pijn en lichamelijke klachten, waardoor hij altijd met een kruk moet lopen en veel andere (ingrijpende) ongemakken ondervindt. Hij is onzeker over hoe zijn verdere leven eruit zal gaan zien en de relatie met zijn vrouw is beschadigd. [slachtoffer] heeft ook psychische klachten, waarvoor hij in behandeling is bij een psychiater. Niet bekend is of [slachtoffer] ooit volledig zal herstellen van het letsel. Verdachte is verantwoordelijk voor dit letsel. Verdachte heeft immers verwijtbaar een verkeerde keuze gemaakt door zonder noodzaak te stoppen op de rijstrook van de snelweg. Duidelijk is dat het ongeval ook grote indruk heeft gemaakt op verdachte. De rechtbank vindt het dan ook lovenswaardig dat verdachte via mediation contact heeft gehad met [slachtoffer] .
De rechtbank heeft gezien dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Die oriëntatiepunten gaan in geval van zwaar lichamelijk letsel in beginsel uit van de oplegging van een taakstraf van 120 uur in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
De rechtbank vindt de door de officier van justitie gevorderde straf mild. Zij ziet evenwel geen aanleiding daarvan in voor verdachte negatieve zin af te wijken en zal de strafeis daarom volgen, te weten een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8 De toegepaste wettelijke bepalingen
De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
-
9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
-
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
9 De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op een taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten 60 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
ontzegt verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023264767, gesloten op 5 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Proces-verbaal FO Verkeer, p. 24.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 88; verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 augustus 2024.
Proces-verbaal FO Verkeer, p. 25.
Proces-verbaal, aanrijding misdrijf, p. 5.
Geneeskundige verklaring, p. 65.
Medische documenten, p. 74, 76.
Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 67, 69.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 augustus 2024.