Artikel 14a (Niet-tenuitvoerlegging hoofd- en bijkomende straffen)
1. In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, tot taakstraf of tot geldboete, kan de rechter bepalen dat de straf of een gedeelte daarvan niet zal worden tenuitvoergelegd.
2. Ingeval van veroordeling tot gevangenisstraf van meer dan twee jaren en ten hoogste vier jaren kan de rechter bepalen dat een gedeelte van de straf, tot ten hoogste twee jaren, niet zal worden tenuitvoergelegd.
3. De rechter kan voorts bepalen dat opgelegde bijkomende straffen geheel of gedeeltelijk niet zullen worden tenuitvoergelegd.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, tot taakstraf of tot geldboete, kan de rechter bepalen dat de straf of een gedeelte daarvan niet zal worden tenuitvoergelegd.
Dit lid geeft aan dat, als er een veroordeling is tot een gevangenisstraf van maximaal twee jaar, tot hechtenis (waarbij vervangende hechtenis niet is inbegrepen), tot een taakstraf of tot een geldboete, de rechter kan beslissen dat de straf, of een deel van die straf, niet uitgevoerd zal worden.
2. Ingeval van veroordeling tot gevangenisstraf van meer dan twee jaren en ten hoogste vier jaren kan de rechter bepalen dat een gedeelte van de straf, tot ten hoogste twee jaren, niet zal worden tenuitvoergelegd.
Dit lid stelt dat, bij een veroordeling tot een gevangenisstraf die langer is dan twee jaar maar maximaal vier jaar duurt, de rechter kan beslissen dat een deel van de straf, tot een maximum van twee jaar, niet uitgevoerd zal worden.
3. De rechter kan voorts bepalen dat opgelegde bijkomende straffen geheel of gedeeltelijk niet zullen worden tenuitvoergelegd.
Dit lid voegt toe dat de rechter bovendien kan beslissen dat bijkomende straffen die zijn opgelegd, helemaal of voor een deel, niet uitgevoerd zullen worden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2013:1556
ECLI:NL:HR:2013:BY5449
ECLI:NL:HR:2022:807 - Hoge Raad: strenge eisen aan controle digitale gegevensdragers als bijzondere voorwaarde
Een bijzondere voorwaarde die toezicht op digitale gegevensdragers regelt, moet precies formuleren hoe de controle plaatsvindt en waarborgen dat de privacy van de veroordeelde niet verder wordt beperkt dan strikt noodzakelijk. Een te vaag geformuleerde voorwaarde is onrechtmatig en wordt vernietigd.
ECLI:NL:HR:1968:AB6079
ECLI:NL:HR:2019:338 - Combinatie Contactverbod en Precisie Gebiedsverbod: Cumulatie Maatregel en Voorwaarde Toegestaan
De Hoge Raad oordeelt dat een contactverbod gelijktijdig als vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr) en als bijzondere voorwaarde (art. 14c Sr) kan worden opgelegd. Een gebiedsverbod dat verwijst naar een onbekend adres is echter nietig wegens onvoldoende precisie.
ECLI:NL:HR:2021:248
ECLI:NL:HR:2021:1403
ECLI:NL:HR:2020:389 - Hoger beroep tegen TUL-beslissing blijft mogelijk na invoering Wet USB
De invoering van de Wet USB heeft het stelsel van rechtsmiddelen niet gewijzigd voor TUL-beslissingen wegens schending van de algemene voorwaarde. Een hoger beroep tegen de veroordeling voor het nieuwe feit omvat nog steeds de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging.