ECLI:NL:RBDHA:2025:17845 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29057
[naam], eiseres,
V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. E. Ebes),
mede namens haar minderjarige kind:
Ramsey Savour Akhigbe,
V-nummer: 286.510.4061
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
- Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 15 april 2022.
1.1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
-
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken.
[2] Eiseres heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen.[3] Dat heeft de minister niet gedaan en eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.[4] -
Op 22 augustus 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen. Omdat door de minister inmiddels een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen.
[5] -
Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.
-
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft, in afwijking van hetgeen bepaald in artikel 6:20 van de Awb, geen betrekking op het alsnog genomen besluit omdat hiertegen namens eiseres afzonderlijk beroep is ingesteld (NL25.41291).
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
- De rechtbank ziet geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister inmiddels tegemoet is gekomen aan het verzoek van de eiseres door alsnog te beslissen op haar aanvraag.
Conclusie en gevolgen
-
Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk.
-
Omdat de minister na het indienen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep terecht ingediend, en moet de minister de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. De te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 453,50.
[6]
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.
Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
Artikel 8:55d van de Awb.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende
rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde
per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.