ECLI:NL:RBDHA:2025:16770 - Rechtbank Den Haag - 11 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 24/9956
en
De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2023 een aanslag Rioolheffing gebruiker (de aanslag 2023) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2024 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2025. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .
Overwegingen
Feiten
-
Eiser is huurder van de onroerende zaak gelegen aan [adres] in [plaats] .
-
Met dagtekening 31 juli 2024 heeft verweerder aan eiser de aanslag 2023 opgelegd voor het tijdvak 15 augustus 2023 tot en met 31 december 2023 onder vermelding van subjectnummer [nummer 1] en aanslagnummer [nummer 2] .
-
Op 16 november 2024 heeft eiser bezwaar ingediend tegen de aanslag 2023.
-
Verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift.
Geschil 5. In geschil is of eiser tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag 2023.
-
Eiser stelt dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag 2023. Eiser heeft in dat kader aangevoerd dat hij met dagtekening van 31 juli 2024 ook een aanslagbiljet heeft ontvangen voor de aanslag Onroerende zaakbelasting gebruiker en een aanslag Rioolheffing gebruiker voor het jaar 2024 (de aanslagen 2024). Hiertegen heeft eiser op 26 augustus 2024 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft volgens eiser niet alleen betrekking op de aanslagen 2024, maar ook op de aanslag 2023. Het subjectnummer [nummer 1] en de dagtekening van de aanslag 2023 en de aanslagen 2024 zijn namelijk identiek, waardoor hij maar een keer een bezwaarschrift hoefde in te dienen.
-
Verweerder stelt dat het bezwaarschrift van eiser van 26 augustus 2024 alleen betrekking heeft op de aanslagen 2024 en dat uit het bezwaarschrift niet kan worden afgeleid dat deze ook betrekking heeft op de aanslag 2023.
Beoordeling van het geschil
-
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken.
[1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet.[2] Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.[3] Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.[4] -
De dagtekening van de aanslag 2023 is 31 juli 2024. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dan ook op 11 september 2024. Verweerder heeft het bezwaar van eiser nadien, op 16 november 2024, ontvangen.
-
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat zijn bezwaar tegen de aanslagen 2024 van 26 augustus 2024 aangemerkt moet worden als (tijdig) bezwaar tegen de aanslag 2023, omdat het bezwaar van 26 augustus 2024 geen enkele verwijzing bevat naar de aanslag 2023. Eiser vermeld in zijn bezwaar namelijk onder het kopje Vorderingsnummer: [nummer 3] (naar de rechtbank begrijpt: het aanslagnummer van de aanslagen 2024). Verder is “Bij de reden van uw bezwaar” - voor zover van belang vermeld: *“Op 1 januari 2024 stonden drie bedrijven ingeschreven.”*Ook in een e-mail van 26 augustus 2024 van eiser aan verweerder (welke verweerder heeft aangemerkt als een aanvulling van het bezwaarschrift van 26 augustus 2024) staat - voor zover van belang: “Op 1 Jan 2024 stonden 3 bedrijven ingeschreven.”. Uit de motivering van het bezwaar volgt hierdoor evenmin dat het bezwaar ook betrekking heeft of zou kunnen hebben op het jaar 2023. Dat eiser in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat hij maar een keer bezwaar hoefde in te dienen, omdat de aanslag 2023 en de aanslagen 2024 eenzelfde subjectnummer en eenzelfde dagtekening hebben, is een omissie die voor zijn rekening en risico komt. Het bezwaar is door verweerder dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend.
-
Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
- Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Bandsma, rechter, in aanwezigheid van J.C.W. Wahls, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht). Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.