Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16099 - Rechtbank Den Haag - 28 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1609928 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.39092

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. T. Esen),

en

(gemachtigde: mr. S.F.H. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw[1] opgelegd.

Verweerder heeft op 13 augustus 2025 de maatregel van bewaring opgeheven en aan eiser een nieuwe maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw opgelegd

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 22 augustus 2025 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 26 augustus 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 27 augustus 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

  1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Syrische nationaliteit te hebben.

  2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.

  3. Eiser refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring.

  4. De rechtbank is gehouden de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring ambtshalve te toetsen. Met inachtneming van deze ambtshalve toets, stelt de rechtbank vast dat eiser ten onrechte in bewaring is gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw. In het dossier bevindt zich een uitdraai van een Eurodactreffer, waaruit blijkt dat eiser sinds 8 augustus 2017 internationale bescherming heeft in Duitsland. Deze uitdraai is gedateerd 11 augustus 2025 om 14:44 uur. Eiser is vervolgens op diezelfde dag om 16:25 uur in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw. De rechtbank merkt op dat verweerder in de maatregel ook heeft genoemd dat eiser internationale bescherming heeft in Duitsland. Ten onrechte heeft verweerder dan ook overwogen dat er aanwijzingen zijn dat eiser onder de werkingssfeer valt van de Dublinverordening. Verweerder heeft vanwege de internationale bescherming van eiser in Duitsland de maatregel van bewaring op 13 augustus 2025 opgeheven en een nieuwe maatregel aan hem opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw.

  5. Het beroep tegen de maatregel van bewaring van 11 augustus 2025 is gegrond. Dit leidt echter niet tot het opheffen van de maatregel van bewaring, omdat de maatregel van bewaring al is opgeheven. De rechtbank kent daarom een schadevergoeding toe voor 3 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel 3 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 300,-.

  6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 904 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 904 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 300, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 904.

Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Vreemdelingenwet 2000.


Voetnoten

Vreemdelingenwet 2000.