ECLI:NL:RBDHA:2025:15403 - Rechtbank Den Haag - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.37849 en NL24.37850 uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
V-nummer: [nummer] , (gemachtigde: mr. M. Spapens),
en
1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag
Procesverloop
2. Eiser is geboren op [datum] 1973 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij is sinds 2011 in Nederland. Deze zaak gaat over eisers vijfde asielaanvraag die hij op 30 september 2024 heeft ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 september 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde en [tolk] als tolk deelgenomen. Verweerder heeft op 10 juli 2025, dus twee dagen voor de zitting, laten weten niet op de zitting te verschijnen. Verder heeft verweerder afgezien van het indienen van een verweerschrift.
Beoordeling door de rechtbank
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij vreest in Afghanistan voor de Taliban. Eiser behoort tot de Tadzjiekse bevolkingsgroep. Hij loopt extra gevaar omdat hij in 2014 is bekeerd tot het christendom. Ter onderbouwing van zijn bekering en geloofsgroei heeft eiser een verklaring overgelegd van [naam 1] , de voorzitter van de [organisatie] , en van [naam 2] van het pastorale team van deze organisatie. In Afghanistan zal de Taliban eiser toedichten te zijn verwesterd door het lange verblijf in Nederland. Hij loopt een risico op vervolging en een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen.
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Bekering tot het christendom en geloofsgroei.
4.1. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De bekering tot het christendom en de geloofsgroei vindt verweerder niet geloofwaardig. Verweerder volgt niet dat eiser door de Taliban als afvallig zal worden gezien omdat hij een rooms-katholieke partner heeft en een kind. Verweerder stelt dat het niet duidelijk is hoe de Taliban daar achter zou komen. Ook vindt verweerder de verklaringen van eiser over de Bijbel oppervlakkig. De referentiebrief van [naam 1] maakt eisers verhaal niet persoonlijker. Verder ziet de openbare informatie die eiser aanhaalt niet op hem persoonlijk. Daarnaast is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
Heeft eiser zijn bekering en geloofsgroei aannemelijk gemaakt?
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij geen inzicht heeft gegeven in zijn proces van bekering. Eiser heeft verklaard dat het christendom zijn hart heeft geraakt. De kerk heeft eiser geleerd om te vergeven en om te geven. Daarom koppelt eiser het helpen van mensen aan het christendom. Eisers verblijf in de AZC's heeft zijn tol geëist waardoor zijn geheugen minder is geworden. Daar heeft verweerder geen rekening mee gehouden. Ter onderbouwing van zijn bekering en geloofsgroei heeft eiser een verklaring van [naam 1] en [naam 2] overgelegd. Deze verklaringen ondersteunen eisers eigen verklaringen.
5.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers bekering en de geloofsgroei niet geloofwaardig heeft kunnen vinden. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser inconsistent heeft verklaard over zijn proces tot bekering. Dat eiser destijds psychiatrische klachten had, kan op zijn geheugen van invloed zijn geweest. Zoals verweerder heeft aangegeven gaat het om de reden waarom eiser voor het eerst naar de kerk ging. Van eiser mag worden verwacht dat hij daar consistent over verklaart. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser zijn stelling dat hij als afvallig of als christen wordt gezien door de Taliban, niet heeft onderbouwd. Ook heeft verweerder op grond van eisers verklaringen dat hij de Bijbel inspirerend vindt en nu rust heeft gevonden, geen geloofsgroei hoeven aannemen. Deze verklaringen zijn nagenoeg hetzelfde als tijdens de vorige procedures. In rechte staat vast dat verweerder deze verklaringen oppervlakkig en algemeen heeft kunnen vinden. Verweerder vindt eisers verklaringen over de Bijbel ook oppervlakkig. De rechtbank is van oordeel dat eisers analfabetisme hierin niet verschonend kan werken. Hij heeft immers verklaard dat hij kerkgangers in allerlei talen te woord staat en wat wordt gezegd tijdens de dienst voor hen vertaalt. Eiser heeft ook verklaard dat hij juist een goed geheugen heeft. Verweerder mag daarom verwachten dat eiser in ieder geval met enige diepgang kan verklaren over zijn geloofsbeleving. Daarin is hij niet geslaagd. Verweerder stelt daarom niet ten onrechte dat de door eiser overgelegde verklaringen van derden onvoldoende wegen om eisers oppervlakkige verklaringen over zijn geloofsgroei te compenseren. De beroepsgrond slaagt niet.
Loopt eiser bij terugkeer een reëel risico op vervolging of ernstige schade?
6. Eiser voert aan dat hij een reëel risico loopt op vervolging en ernstige schade. Hij stelt dat hij in Afghanistan door de Taliban zal worden gezien als verwesterd. Dit komt nog bovenop zijn bekering tot het christendom. Hij heeft een katholieke vrouw met wie hij een dochter heeft gekregen. Zij kunnen onmogelijk met eiser terugkeren naar Afghanistan. Eiser zal bij terugkeer als niet-Afghaans en niet-moslim worden gezien. Hij kan zich als christen niet voegen naar de normen zoals de Taliban die oplegt aan iedereen in Afghanistan. Ook is eisers vader gedood door de Taliban in 2007. Bij terugkeer zal eiser daarom direct opvallen bij de Taliban. Uit landeninformatie van Vluchtelingenwerk van 7 april 2025
6.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een verhoogd risico op willekeurig geweld loopt zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Volgens de openbare landeninformatie waar eiser naar verwijst kunnen mensen die zich westers kleden of gedragen bedreigd worden door de Taliban. Eiser heeft echter geen concrete indicaties gegeven waaruit zou blijken dat dit in zijn geval zou gelden of zou gaan gebeuren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als niet-Afghaans en niet-moslim zal worden gezien. Ook blijkt dat de Taliban minimale kennis heeft van terugkeerders uit het buitenland, tenzij het gaat om high profile personen. Niet is gebleken dat eiser een high profile persoon is. Ook is onvoldoende onderbouwd dat eiser omdat hij geen werk en woning heeft, niet op de hoogte is van actuele risico's en behoort tot de minderheidsgroep Sjiitische Sadat, hij gegronde vrees heeft voor willekeurig geweld in Afghanistan. In Afghanistan is er ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Dat eiser al lang in Nederland woont maakt niet dat hij niet meer in Afghanistan zou kunnen wonen. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij daar niet kan leven. Dat eiser heeft verklaard dat hij in Nederland in vrijheid leeft, hij zijn moeder hier kan helpen, en dat zijn dorp in Afghanistan is overstroomd, maakt niet dat eiser zich niet zou kunnen voegen naar de heersende normen en waarden in Afghanistan.
6.2. Zoals hiervoor overwogen, heeft verweerder eisers bekering niet geloofwaardig kunnen vinden. Dat betekent dat eisers stelling dat hij om die reden gevaar loopt, niet wordt gevolgd. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder heeft afgezien van het indienen van een verweerschrift en geen reactie heeft gegeven op de landeninformatie van 7 april 2025. De rechtbank ziet hierin een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank stelt verder vast dat de Afdelingsuitspraak van 20 november 2024 ziet op vrijwillige terugkeer naar Afghanistan. De conclusie van de Afdeling dat uit de informatie uit de openbare bronnen niet volgt dat vreemdelingen die in een westers land hebben verbleven, bij terugkeer alleen al om die reden een reëel risico op ernstige schade lopen, ziet dus niet op gedwongen terugkeer. Verweerder heeft hier vanwege het niet verschijnen op de zitting geen standpunt over ingenomen. Uit de door eiser aangehaalde landeninformatie volgt dat sinds de machtsovername van de Taliban geen gedwongen terugkeer heeft plaatsgevonden vanuit Europa.
6.3. De conclusie is dat verweerder zonder nadere motivering of onderzoek niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat eiser geen reëel risico loopt op vervolging of ernstige schade. Deze beroepsgrond slaagt.
6.4. Omdat het beroep gegrond is, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb
7.1. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. In het bijzonder moet verweerder ingaan op het standpunt van eiser dat in zijn geval sprake zal zijn van gedwongen terugkeer en hoe dat doorwerkt in de beoordeling of eiser een reëel risico loopt op ernstige schade. Ook moet verweerder in de besluitvorming ingaan op het belang van het kind. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7.2. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7.3. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit van 27 september 2024;
-
draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
-
veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter: -wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Zoon, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan, voor zover dit gaat over het beroep, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
Op grond van artikel 31, eerste lid, en artikel 30b eerste lid onder g van de Vreemdelingenwet 2000.
Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.
Vluchtelingenwerk Nederland, Afghanistan - Leefregels onder de Taliban & verwestering mannen, terugkeer uit het Westen, 7 april 2025.
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ECLI:NL:RVS:2024:4648.
ECLI:NL:RBDHA:2024:2720
Vluchtelingenwerk Nederland, Afghanistan - Leefregels onder de Taliban & verwestering mannen, terugkeer uit het Westen, 7 april 2025, pagina 10, 11 en 19.
Algemene wet bestuursrecht.