Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.22925

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

  1. Op 15 januari 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Met het besluit van 7 maart 2024 heeft de minister de aanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep (NL24.14336) ingesteld. Met de uitspraak van 26 februari 2025 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking heeft op de vaststelling van de geboortedatum van eiser, en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen over de geboortedatum van eiser met inachtneming van de uitspraak.

1.1. Met de brief van 1 mei 2025 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van het hiervoor bedoelde besluit. Op 20 mei 2025 heeft eiser beroep ingesteld. In deze uitspraak beslist de rechtbank op dit beroep.

1.2. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.[1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?

  1. In de voorgaande procedure heeft deze rechtbank en zittingsplaats geen termijn gegeven waarbinnen de minister over de geboortedatum van eiser moet beslissen. Omdat de wet evenmin een termijn biedt, betekent dit dat de minister binnen een redelijke termijn een besluit bekend moet maken. Volgens de wet is een redelijke termijn in ieder geval acht weken na ontvangst van de aanvraag, tenzij de minister een verweerschrift heeft ingediend waaruit een andere termijn blijkt die redelijk is.[2] De minister heeft in dit geval geen verweerschrift ingediend. Dit betekent dat de minister binnen acht weken na de dag van bekendmaken van de uitspraak uit de voorgaande procedure een besluit bekend had moeten maken. De rechtbank stelt vast dat deze termijn ongebruikt is verstreken. Eiser heeft de minister vervolgens gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen.[3] Dat heeft de minister niet gedaan en eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.[4] De minister heeft tot op heden nog altijd geen besluit bekend gemaakt.

  2. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.

  3. De minister moet alsnog een besluit nemen over de geboortedatum van eiser.[5] In principe moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank een andere termijn geven.[6] De minister heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken over de geboortedatum van eiser moet beslissen.

Welke dwangsom legt de rechtbank op?

  1. De rechtbank legt alleen een rechterlijke dwangsom op.[7]

  2. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.[8]

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de minister twee weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eiser een dwangsom verschuldigd.

  2. De minister moet de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50.[9]

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 4:13 van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.

Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.

ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353.

Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.


Voetnoten

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 4:13 van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.

Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.

ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353.

Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.