ECLI:NL:RBDHA:2025:14492 - Rechtbank Den Haag - 29 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.27317 (beroep) en NL25.27318 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter haar verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1. Eiseres heeft op 11 juni 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 juni 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.2. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
Vorige procedure
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1982 en is Burger van Trinidad en Tobago. Op 18 februari 2020 heeft eiseres een eerste asielaanvraag in Nederland ingediend vanwege haar seksuele gerichtheid en de discriminatoire bejegening die zij hierdoor heeft ervaren. Ook heeft eiseres aan die asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij problemen heeft ondervonden met haar gewelddadige ex-vriendin [naam 1] . Verweerder achtte de asielmotieven van eiseres geloofwaardig, maar vond de discriminatoire bejegening onvoldoende zwaarwegend om te worden aangemerkt als daad van vervolging. Ook hadden de door eiseres gestelde problemen met haar ex-vriendin volgens verweerder geen raakvlakken met de gronden uit het Vluchtelingenverdrag. Verder vond verweerder dat eiseres geen reëel risico op ernstige schade liep bij terugkeer naar Trinidad en Tobago. Deze aanvraag is daarom door verweerder bij besluit van 5 juli 2021 afgewezen als ongegrond
3. De onderhavige zaak gaat over de opvolgende asielaanvraag van eiseres.
Het asielrelaas
4. Eiseres heeft – kort samengevat – het volgende aan haar huidige asielaanvraag ten grondslag gelegd. Omdat eiseres op de vlucht was voor [naam 1] en de bende [bendenaam] heeft zij bij terugkeer naar Trinidad en Tobago in augustus 2022 veiligheid gezocht bij een man genaamd [naam 2] . Eiseres heeft bij hem in huis verbleven. Na 4 à 5 maanden moest eiseres voor hem prostitutiewerk verrichten. Op 25 februari 2025 is zij uit het huis van [naam 2] vertrokken. Na een korte periode bij haar oude vriend [naam 3] , haar dochter en [naam 4] te hebben verbleven, heeft eiseres in juni 2025 haar land verlaten. Bij terugkeer vreest eiseres voor [naam 2] , [naam 1] en de [bendenaam] , en voor de politici met wie zij te maken heeft gehad.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
5.1. Verweerder heeft het eerste, tweede en derde asielmotief van eiseres in de vorige aanvraag al geloofwaardig gevonden. Dat eiseres problemen heeft met [naam 2] , het nieuwe asielmotief in deze opvolgende aanvraag, vindt verweerder niet geloofwaardig. De verklaringen van eiseres over dit asielmotief vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel.
Wat vindt eiseres in beroep?
6. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft de problemen met [naam 2] ten onrechte niet geloofwaardig gevonden. Ten onrechte heeft verweerder eiseres tegengeworpen dat zij niet gedwongen bij [naam 2] heeft verbleven omdat zij volgens verweerder bij meerdere personen kon verblijven en dat daarom niet wordt gevolgd dat eiseres nergens veilig zou zijn. Daarnaast had verweerder niet mogen tegenwerpen dat het dreigbericht niet verifieerbaar is en niet blijkt dat het bericht tegen eiseres gericht is. Eiseres heeft nog steeds te vrezen voor [naam 1] aangezien zij onlangs weer dreigberichten heeft gestuurd. Ook heeft verweerder het ten onrechte vaag gevonden dat eiseres het prostitutiewerk niet had zien aankomen. Eiseres wist eerder niet van de aanwezigheid van Spaanssprekende vrouwen die gedwongen werden sekswerk te verrichten. In het kader van vluchtelingschap en het artikel 3 EVRM-risico heeft verweerder verwezen naar een uitspraak van de Court of Appeal van 25 maart 2025
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres kon afwijzen als
kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Mocht verweerder de problemen van eiseres met [naam 2] ongeloofwaardig vinden?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiseres gestelde problemen met [naam 2] niet geloofwaardig heeft mogen vinden. Verweerder heeft eiseres mogen tegenwerpen dat uit haar verklaringen niet volgt dat zij bij terugkeer naar haar land van herkomst geen andere keuze had dan bij [naam 2] te verblijven en prostitutiewerk te verrichten. Daarbij heeft verweerder de in de zienswijze aangevoerde omstandigheden ten aanzien van het verblijf bij de dochter van eiseres en bij [naam 4] voldoende kenbaar betrokken.
Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij na terugkeer naar haar land van herkomst is benaderd of bedreigd door [naam 1] of de [bendenaam]
9. Ten aanzien van het in Nederland ontvangen dreigbericht van 19 mei 2025 via Facebook Messenger, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het overgelegde bericht geen bewijskracht heeft. Het is immers niet verifieerbaar van wie het bericht afkomstig is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Ten aanzien van de berichten van [gebruikersnaam] van 9 juli 2025 die kort voor de zitting door eiseres zijn overgelegd, is de rechtbank van oordeel dat ook hier verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat deze berichten geen bewijskracht hebben, omdat ook hier geldt dat niet te verifiëren is of deze berichten daadwerkelijk van [naam 1] afkomstig zijn. Verweerder heeft dan ook mogen vinden dat de door eiseres gestelde vrees voor [naam 1] niet aannemelijk is. Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.
11. Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat het vaag is dat eiseres niet had zien aankomen dat zij prostitutiewerk zou moeten gaan verrichten. In dit kader verwijst verweerder naar pagina 11 van het verslag van het gehoor opvolgende aanvraag waaruit volgens verweerder volgt dat eiseres al aan het begin van haar verblijf bij [naam 2] wist van de aanwezigheid van Spaanssprekende vrouwen die gedwongen werden om sekswerk te verrichten. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat haar verklaringen over het niet voorzien van de verwachting om prostitutiewerk te verrichten vaag zijn. Volgens eiseres blijkt uit haar verklaringen niet dat er in de eerste maanden van haar verblijf bij [naam 2] al Spaanssprekende vrouwen aanwezig waren die gedwongen werden om sekswerk te verrichten.
11.1. De rechtbank stelt vast dat eiseres tijdens het gehoor heeft verklaard dat zij zich de eerste maanden van haar verblijf bij [naam 2] veilig voelde en dat [naam 2] in die periode normaal met haar omging.
Mocht verweerder vinden dat eiseres bij terugkeer geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade?
12. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat eiseres bij terugkeer naar Trinidad en Tobago geen gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade
13. Eiseres heeft nog een beroep gedaan op het verdrag van Istanbul vanwege het feit dat zij nog steeds heeft te vrezen voor (huiselijk geweld) van [naam 1] en in verband met het gedwongen sekswerk. Verweerder heeft zich ter zitting echter op het standpunt kunnen stellen dat dit beroep niet slaagt. Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres immers ongeloofwaardig mogen vinden, zodat het verdrag van Istanbul al om die reden niet van toepassing is op eiseres.
Mocht verweerder de asielaanvraag van eiseres afwijzen als kennelijk ongegrond?
14. Eiseres voert aan dat een in behandeling genomen opvolgende asielaanvraag alleen kennelijk ongegrond verklaard kan worden indien aan die aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g van de Vw kan een opvolgende asielaanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond
14.1. Niet in geschil is dat in deze zaak sprake is van een opvolgende aanvraag die door verweerder niet niet-ontvankelijk is verklaard. Evenmin is in geschil dat eiseres aan deze aanvraag nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd. Alleen al uit feit dat verweerder de aanvraag van eiseres niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, volgt dat verweerder kennelijk van oordeel is dat sprake is van nieuwe elementen. Indien dat niet het geval was geweest, en verweerder dus vond dat er geen nieuwe elementen waren, had verweerder de aanvraag immers niet-ontvankelijk kunnen verklaren.
14.2. Voor zover eiseres zicht beroept op artikel 31, achtste lid, onder f van de Procedurerichtlijn, overweegt de rechtbank dat deze bepaling niet van toepassing is. Dit artikel biedt lidstaten de mogelijkheid om een versnelde behandelingsprocedure toe te passen bij opvolgende aanvragen die niet niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het ziet dus niet op de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag of deze kennelijk ongegrond is. In deze zaak is de aanvraag inhoudelijk beoordeeld en afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepsgrond van eiseres slaagt daarom niet.
Conclusie en gevolgen
15. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft.
16. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen
van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
17. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
ECLI:NL:RBDHA:2022:6972.
202204405111V2 en 202204405/2/V2.
Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g van de Vw.
The Attorney General v Jones, Jason; The Equal Opportunity Commission (first interested party); The Trinidad and Tobago Council of Evangelical Churches (second interested party).
Newsday, 20 september 2018, Judge amends buggery laws; Newsday, 8 november 2024, Activist eyes landmark LGBTQ+ victory for Trinidad and Tobago, Commonwealth; TT Law Courts; Newsday, 25 maart 2025, Appeal Court reduces penalties for buggery; CNC3, 26 maart 2025, Appeal Court overturns ruling on buggery laws in landmark case; Trinidad Express Newspapers, 27 maart 2025, Judges: Buggery remains illegal; Erasing 76 Crimes, 28 maart 2025, How Trinidad lost the right to gay sex; CAISO: Sex and Gender Justice, 28 maart 2025, CAISO’s reading of the latest Appeal Court judgement; Jumbie Watch, 28 maart 2025, Analysis of the Court of Appeal’s Ruling in Jason Jones v The State of Trinidad and Tobago; Decriminalise Poverty & Status, 10 April 2025, Decriminalisation of same sex overturned in Trinidad and Tobago; Library of Congress, 1 mei 2025, Trinidad and Tobago: Court of Appeals Rules Constitution’s “Savings Clause” Precludes Court Review of Colonial-Era Sex Offense Provisions; IACHR, 9 mei 2025, IACHR urges Trinidad and Tobago to respect LGBTI persons' rights and guarantee non-discrimination.
Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag van 14 juni 2025, p. 13, 15, 19-20.
Idem, p. 20.
Idem, p. 17.
Idem, p. 11.
Idem, p. 5, 11.
Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
Als bedoeld in de artikelen 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vw.
Zie voetnoot 8.
Newsday, 25 maart 2025, Appeal Court reduces penalties for buggery.
Zie voetnoot 8, para 83 en 131.
In de zin van artikel 32, tweede lid, van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn).
Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw.