ECLI:NL:RBDHA:2025:13282 - Rechtbank Den Haag - 7 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.17192 en NL24.51121 NL24.52251
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 7 juli 2025 in de zaken tussen
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker, hierna: eiser
(gemachtigde: mr. Y. Özdemir),
en
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Inleiding
- In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid”. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorzienig van eiser.
1.1. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 19 december 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 maart 2025 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd om het beroep op zitting te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat zij niet ter zitting zullen verschijnen en de rechtbank verzocht om de zaak op de stukken af te doen. Verweerder heeft aangegeven ook akkoord te zijn met een uitspraak buiten zitting. De rechtbank doet daarom uitspraak buiten zitting met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
-
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1979 en heeft de Macedonische nationaliteit. Eiser heeft op 10 juli 2024 een aanvraag voor een mvv ingediend omdat hij in Nederland wil verblijven bij zijn partner, [referente] (referente). Referente heeft de Macedonische nationaliteit en verblijft in Nederland op grond van een verblijfsvergunning. Eiser heeft met referente een minderjarige dochter.
-
Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de afgifte van een mvv. Zo heeft eiser niet aangetoond dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referente. Verweerder heeft verder geconcludeerd dat de afwijzing van eisers aanvraag niet in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn
[1] en het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft ook geconcludeerd dat tussen eiser en referente geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.[2] Ook neemt verweerder niet aan dat tussen eiser en zijn minderjarige dochter hechte persoonlijke banden bestaan.
Wat vindt eiser in beroep?
- Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat eiser gedurende de gehele procedure verschillende documenten heeft overgelegd. Eiser is niet in staat om andere documenten te overleggen en verkeert in bewijsnood. Daarnaast heeft verweerder in het kader van artikel 8 van het EVRM geen deugdelijke motivering gemaakt, omdat hij onvoldoende heeft meegewogen dat eiser samenwoont met zijn partner en kind in Nederland en referente hier is geworteld. Eiser is bovendien aangemerkt als toeslagpartner van referente. Ook bestaat er een objectieve belemmering om het sociale leven buiten Nederland uit te oefenen. Verweerder heeft gelet op het voorgaande ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. Daarnaast voert eiser aan dat hij vrijgesteld moet worden van het mvv-vereiste, omdat zijn dochter ziek en hulpbehoevend is. Ook kan eiser zijn gezin niet achterlaten in Nederland, mede omdat hun huurwoning recent het doelwit geweest van een ontploffing. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
- De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Duurzame en exclusieve relatie
- Tussen partijen is in geschil of eiser en referente een duurzame en exclusieve relatie hebben. Een relatie is duurzaam en exclusief als deze in voldoende mate met een huwelijk op één lijn te stellen is.
[3]
6.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser en referente niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een exclusieve en duurzame relatie hebben. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn aanvraag (met stukken) te onderbouwen. Eiser heeft, nadat verweerder hem herstel verzuim heeft geboden, verschillende documenten – een uitkeringsspecificatie van referente, een verklaring dat zijn dochter niet voorkomt in het gezagsregister, vijf screenshots van een whatsappgesprek, tien ongedateerde foto’s, aangifte van de geboorte van zijn dochter, twee geschreven verklaringen van de ouders van referente, antwoorden op een vragenlijst en patiëntinformatie van zijn dochter – overgelegd. In bezwaar heeft eiser geen nadere bewijsstukken overgelegd om de relatie te onderbouwen. Ten aanzien van de overgelegde documenten heeft verweerder kunnen concluderen dat deze niet voldoende zijn om aan te nemen dat eiser en referente een duurzame en exclusieve relatie hebben. Zo heeft verweerder mogen betrekken dat de foto’s slechts momentopnames omvatten, de uitdraai van het whatsappgesprek zeer beperkt is en het niet duidelijk is wanneer en of dit gesprek tussen eiser en referente heeft plaatsgevonden. Bovendien heeft verweerder eiser erop kunnen wijzen dat hij geen ingangsdatum van zijn relatie heeft ingevuld en dat de ouders van referente geen kopie van hun identiteitsbewijs hebben overgelegd bij hun verklaringen.
6.2. In beroep heeft eiser nieuwe documenten – bevestiging van de inschrijving in de BRP
Familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM
- Verder is in geschil is of tussen eiser en referente sprake is van familieleven en of uitzetting van eiser in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Gelet op hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 6 is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat tussen hem en referente een duurzame en exclusieve relatie bestaat en dat om die reden geen sprake is van familieleven. Daarnaast heeft verweerder kunnen concluderen dat tussen eiser en zijn dochter geen hechte persoonlijke banden bestaan. Verweerder heeft hierbij van belang kunnen vinden dat eiser op geen enkele manier heeft onderbouwd dat sprake is van hechte persoonlijke banden en hij ook geen stukken heeft overgelegd waaruit de medische problematiek en de hulpbehoevendheid van zijn dochter blijkt. Nu verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM, hoefde verweerder ook geen belangenafweging te maken. Dit volgt uit een uitspraak van de hoogste bestuursrechter.
[7] De rechtbank zal de beroepsgronden ten aanzien van de belangenafweging dan ook niet nader bespreken.
Hoorplicht
- De rechtbank oordeelt dat verweerder de hoorplicht in bezwaar niet heeft geschonden. Verweerder heeft op grond van wat naar voren is gebracht in bezwaar redelijkerwijs kunnen concluderen dat het bezwaar niet tot een andere uitkomst kon leiden dan afwijzing van de aanvraag. Hierbij is van belang dat eiser in bezwaar zijn duurzame en exclusieve relatie met referente niet nader heeft onderbouwd. Ook heeft de gemachtigde van eiser in bezwaar niet verduidelijkt wat eiser bij een eventueel nader gehoor nog had willen toelichten.
Conclusie en gevolgen
-
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
-
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
-
Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, griffier.
Deze hersteluitspraak vervangt de inhoud van de uitspraak van 7 juli 2025. De uitspraakdatum blijft ongewijzigd. De hersteluitspraak is in het openbaar gedaan, ondertekend en bekend gemaakt op 8 juli 2025.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.
Richtlijn 2003/86/EG.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Artikel 3.14, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in samenhang gelezen met paragraaf B7/3.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Basisregistratie Personen.
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
Dit wordt ook wel ex-tunc toetsing genoemd.
Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188, r.o. 4.1 en 5.