Uitspraak inhoud

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.23346

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. J.G. Brands),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

  1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 9 september 2024 tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER in verband met verblijf bij minderjarig kind met de Nederlandse nationaliteit.

1.1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting.[1]

  1. Eiser heeft gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiser hoeft dus geen griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?

  1. Voordat eiser een beroep kan indienen tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, moet eiser schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist (de ingebrekestelling).[2] Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan eiser beroep indienen.

  2. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen.[3] De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken.[4] Eiser heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan en eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.[5]

  3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?

  1. Als de minister niet op tijd heeft beslist, moet de rechtbank een termijn van twee weken opleggen. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.[6] De rechtbank is niet van bijzondere omstandigheden gebleken. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen twee weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

  1. Eiser heeft gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen twee weken een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.[7]

Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?

  1. Als de minister niet binnen twee weken na de ingebrekestelling alsnog een besluit neemt, moet de minister een bestuurlijke dwangsom aan eiser betalen. Omdat vanaf dat moment meer dan 42 dagen zijn verstreken, stelt de rechtbank de dwangsom vast op € 1.442,-.[8] Dat is het maximale bedrag.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en de minister binnen twee weken een besluit moet nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eiser een dwangsom verschuldigd. De minister moet ook de maximale bestuurlijke dwangsom aan eiser betalen.

  2. De minister moet de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50.[9]

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.

Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.

Artikel 4:17 van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde/advocaat verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.


Voetnoten

Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.

Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.

Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.

Artikel 4:17 van de Awb.

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde/advocaat verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.