ECLI:NL:RBDHA:2025:12125 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17789
geboren op [geboortedatum] van Albanese nationaliteit,V-nummer: [nummer], (gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
(gemachtigde: mr. D. Post).
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om uitstel van vertrek op grond van medische redenen als bedoeld in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
Procesverloop
- Eiseres heeft een aanvraag ingediend om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 7 augustus 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 maart 2025 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1. Eiseres heeft op 8 augustus 2024 de voorzieningenrechter gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat eiseres de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland mag afwachten. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL24.31212. Op 20 maart 2025 heeft de minister een besluit genomen op het bezwaar van eiseres. Eiseres heeft op 15 april 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Het verzoek om een voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure is conform artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelijkgesteld met een voorlopige voorziening hangende de beroepsprocedure. Eiseres heeft op 14 mei 2025 gronden van beroep ingediend. De minister heeft op 26 juni 2025 een verweerschrift ingediend.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door een begeleider, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Verder is er een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
Gronden van beroep 3. Eiseres heeft de aanvraag gedaan in verband met een noodzakelijke operatie, op grond waarvan haar in de periode van de operatie en nazorg uitstel van vertrek toekomt. Eiseres is inmiddels geopereerd en heeft verscheidene vervolgafspraken met haar specialist. Omdat eiseres kampt met andere medische problemen, is het voor haar van belang dat haar situatie nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Eiseres heeft in het verleden namelijk gewerkt als [beroep] en is tijdens haar werk beschoten. Eén van haar longen is hierdoor ernstig beschadigd. Dat eiseres nabehandeling dient te krijgen wordt ook vermeld onder 1b van het advies het Bureau Medische Advisering (BMA-advies) van 29 juli 2024. Eiseres heeft verder kenbaar gemaakt dat zij afhankelijk is van mantelzorg. Dit is niet meegenomen in het BMA-advies. Het BMA-advies miskent dat eiseres afhankelijk is van mantelzorg en het advies is op dit punt onvolledig. Eiseres heeft kenbaar gemaakt dat mantelzorg beschikbaar is in Turkije. Het ligt om die reden voor de hand dat zij bij een negatief besluit dient terug te keren naar Turkije. Juist in Turkije is sprake van een tekort aan medicatie. De BMA-arts zoekt uit welke medicatie de vreemdeling gebruikt, maar het was nog niet volledig bekend welke medicatie eiseres krijgt toegediend omdat er verschillende behandelopties zijn. Eiseres heeft een toedieningsschema aangeleverd dat niet is voorgelegd aan de BMA-arts. Onder 2b en 6b van het BMA-advies wordt gesteld dat alle te gebruiken middelen zijn uitgezocht, maar uit het schema dat eiseres heeft overgelegd blijkt dat zij medicatie gebruikt die niet wordt vermeld op de medicatielijst van het advies. Eiseres heeft er verder geen belang bij om te frauderen met medische stukken.
3.1. De BMA-arts stelt strikte reisvoorwaarden op: een fysieke overdracht, met afstemming tussen behandelaars. De behandeling dient onmiddellijk na overdracht te worden gecontinueerd. Van de minister mag worden verwacht dat kenbaar is of de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) contact heeft of kan leggen met de behandelaar in Turkije. De uitzetting mag niet in strijd komen met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De enkele stelling van de minister dat de DT&V wel zal zorgen voor een juiste overdracht is om die reden te kort door de bocht.
3.2. Volgens eiseres heeft de minister de hoorplicht geschonden. Eiseres heeft privé- en gezinsleven in Nederland opgebouwd in de zin van artikel 8 van het EVRM. Zij dient in staat te worden gesteld dit mondeling toe te lichten, zodat de minister gedegen kan beoordelen of uitzetting in strijd komt met dat artikel. Ter zitting heeft eiseres ten slotte aangevoerd dat hoewel deze procedure over eiseres zelf gaat, ook de zoon van eiseres de nodige zorg krijgt en nodig heeft in Nederland vanwege zijn autisme.
Juridisch kader
4. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen. Op grond van paragraaf A3/7.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 kan de minister uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000 als de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of als er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen. Er is uitsluitend sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen, als uit het advies van het BMA blijkt dat het achterwege blijven van de medische behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie én als de noodzakelijke medische behandeling in het land van herkomst niet beschikbaar of niet toegankelijk is. Onder medische noodsituatie verstaat de minister: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade. Volgens vaste rechtspraak
Medicatieoverzicht 5.1. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiseres aanknopingspunten heeft aangeleverd voor nader onderzoek naar de beschikbaarheid van medicijnen in Albanië en Turkije, omdat zij een toedieningsschema heeft overgelegd waar andere medicatie op zou staan dan in het BMA-advies zou zijn meegenomen. De minister heeft ter zitting terecht gewezen op het feit dat het toedieningsschema dateert van april 2023, dus nog voor de diagnose van eiseres haar ziekte, en dat deze medicijnen zien op het begin van de behandeling door haar arts. Los van het feit dat de naam van eiseres niet op het schema staat, kan de rechtbank de minister volgen in de stelling dat eiseres inmiddels is geopereerd, zij chemotherapie heeft ontvangen en dat nu met name relevant is welke medicijnen zij nodig heeft bij terugkeer naar het land van herkomst in het kader van de nabehandeling die zij ontvangt. Dat eiseres met de stukken zou willen frauderen, wordt haar geenszins tegengeworpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Fysieke overdracht bij terugkeer 5.2. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister had moeten controleren of de DT&V aan eiseres kan aantonen dat eerdere overdrachten naar Albanië dan wel Turkije, onder de strenge reisvoorwaarde die in het BMA-advies is opgenomen, zijn geslaagd. Ook heeft eiseres aangevoerd dat de reisvoorwaarde fysieke overdracht is opgelegd ter voorkoming van een situatie die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. De minister heeft hier ter zitting over opgemerkt dat de minister ten tijde van het nemen van het besluit niet hoeft te informeren naar de feitelijke uitvoerbaarheid van de fysieke overdracht en dat de DT&V de concrete situatie van eiseres onderzoekt wanneer de reis wordt aangevangen. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Hoorplicht5.3. Ten aanzien van het beroep van eiseres op schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Awb mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het bestreden besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat de minister van het horen van eiseres heeft mogen afzien.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht. Zij krijgt daarnaast geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2017:1674 en ECLI:NL:RVS:2019:1598.