Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.8687

v-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),

en

Procesverloop

Verzoekster heeft 4 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 6 juli 2023.

Bij besluit van 25 maart 2024 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster kennelijk ongegrond verklaard.

Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb[1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb[2]. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.

2. Verzoekster heeft op 6 juli 2023 bezwaar gemaakt tegen het door verweerder genomen besluit op 23 juni 2023. In dit geval is de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vw[3] negentien weken. Dit is gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.[4] Het primaire besluit dateert van 23 juni 2023 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt vier weken.[5] De beslistermijn is daarnaast conform artikel 7:10, tweede lid, van de Awb op 12 oktober 2023 opgeschort doordat verweerder verzoekster in de gelegenheid heeft gesteld om nog gronden van bezwaar in te dienen, tot en met 1 november 2023. Op 1 november 2023 heeft verzoekster gronden van bezwaar ingediend en is de beslistermijn verder gaan lopen. Verweerder heeft in zijn brief van 11 juli 2023 meegedeeld dat hij de beslistermijn met zes weken heeft verdaagd.[6] De beslistermijn eindigt daardoor op 1 februari 2024. Verzoekster heeft verweerder op 29 januari 2024 in gebreke gesteld. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling te vroeg is ingediend.

3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Algemene wet bestuursrecht.

Besluit proceskosten bestuursrecht.

Vreemdelingenwet 2000.

Op grond van artikel 6:8 van de Awb.

Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw.

Op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb.


Voetnoten

Algemene wet bestuursrecht.

Besluit proceskosten bestuursrecht.

Vreemdelingenwet 2000.

Op grond van artikel 6:8 van de Awb.

Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw.

Op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb.