Artikel 8:75a (Kostenveroordeling na intrekking beroep wegens tegemoetkoming)
1. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2. De bestuursrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de bestuursrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.
3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de bestuursrechter het onderzoek. In de overige gevallen zijn de afdelingen 8.2.4 en 8.2.5 van overeenkomstige toepassing.
Uitleg in duidelijke taal
1. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
Dit lid bepaalt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan de indiener van het beroepschrift geheel of gedeeltelijk gelijk heeft gegeven (is tegemoetgekomen), het bestuursorgaan dan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Dit gebeurt via een afzonderlijke uitspraak, waarbij artikel 8:75 wordt toegepast. Het verzoek om kostenveroordeling moet tegelijk met de intrekking van het beroep worden gedaan. Als niet aan dit vereiste is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
2. De bestuursrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt het bestuursorgaan in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de bestuursrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.
Dit lid beschrijft dat de bestuursrechter de verzoeker, indien nodig, de mogelijkheid biedt om het verzoek schriftelijk toe te lichten. Tegelijkertijd geeft de bestuursrechter het bestuursorgaan de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen. De bestuursrechter stelt voor deze handelingen termijnen vast. Mocht het verzoek mondeling worden ingediend, dan kan de bestuursrechter besluiten dat zowel de toelichting van het verzoek als het voeren van verweer direct mondeling plaatsvinden.
3. Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de bestuursrechter het onderzoek. In de overige gevallen zijn de afdelingen 8.2.4 en 8.2.5 van overeenkomstige toepassing.
Dit lid stelt dat wanneer de toelichting van het verzoek en het voeren van verweer mondeling hebben plaatsgevonden, de bestuursrechter het onderzoek sluit. In andere situaties (dus als de afhandeling niet volledig mondeling was) zijn de regels uit afdeling 8.2.4 (over het onderzoek ter zitting) en afdeling 8.2.5 (over het sluiten van het onderzoek) op een vergelijkbare manier van toepassing.