Artikel 7:10 (Beslistermijn bezwaarschriftprocedure)
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen, b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
Dit betekent dat het bestuursorgaan een beslissing moet nemen binnen een termijn van zes weken. Als er echter een commissie is ingesteld zoals omschreven in artikel 7:13, dan is deze termijn twaalf weken. Deze termijn begint te lopen vanaf de dag nadat de uiterste datum voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2. De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Dit lid stelt dat de beslistermijn wordt gepauzeerd (opgeschort). Deze opschorting start op de dag nadat de indiener van het bezwaarschrift is gevraagd om een fout of nalatigheid (een verzuim zoals bedoeld in artikel 6:6) te corrigeren. De opschorting eindigt op de dag dat dit verzuim is hersteld, of op de dag dat de termijn die voor het herstel was gegeven, ongebruikt voorbij is gegaan.
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
Dit betekent dat het bestuursorgaan de bevoegdheid heeft om de beslissing uit te stellen (verdagen) met een periode van maximaal zes weken.
4. Verder uitstel is mogelijk voor zover:
Dit lid geeft aan dat er onder bepaalde voorwaarden nog meer uitstel van de beslissing mogelijk is, namelijk wanneer:
a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
Dit houdt in dat verder uitstel mogelijk is als alle personen die een direct belang hebben bij de beslissing (belanghebbenden) hiermee akkoord gaan.
b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
Dit betekent dat verder uitstel ook mogelijk is als de persoon die het bezwaarschrift heeft ingediend (de indiener) ermee instemt, op voorwaarde dat andere belanghebbenden hierdoor geen nadeel ondervinden in hun belangen.
c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
Dit stelt dat verder uitstel toegestaan is indien dit noodzakelijk is om te voldoen aan de regels die in de wet zijn vastgelegd voor de procedure (wettelijke procedurevoorschriften).
5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.
Dit lid bepaalt dat als het bestuursorgaan gebruikmaakt van de mogelijkheid tot opschorting (tweede lid), verdaging (derde lid), of verder uitstel (vierde lid), het bestuursorgaan de belanghebbenden hierover schriftelijk moet informeren.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2016:252 - Overzichtsarrest immateriële schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn in belastingzaken
De Hoge Raad geeft een integraal overzicht van de regels voor de toekenning van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken. Het arrest consolideert en verduidelijkt bestaande jurisprudentie en introduceert enkele nieuwe oordelen.
ECLI:NL:HR:2018:1725 - A1-verklaring bindend voor fiscus, ook als deze niet onherroepelijk is
De fiscus en de belastingrechter zijn gebonden aan een A1-verklaring van de SVB, ook als daartegen een rechtsmiddel is ingesteld. De werking van de A1-verklaring wordt niet geschorst. De rechter kan de behandeling van de zaak wel aanhouden.
ECLI:NL:HR:2010:BM7040
ECLI:NL:HR:2019:494
ECLI:NL:HR:2021:963
ECLI:NL:HR:2021:709
ECLI:NL:HR:2016:485 - Eén bezwaar, één dwangsom: aanslag, boete en rente als samenhangend geheel
Een bezwaar tegen een belastingaanslag, boete- en rentebeschikking op hetzelfde aanslagbiljet leidt tot het verbeuren van slechts één dwangsom bij niet-tijdig beslissen. De Hoge Raad beschouwt deze als een zodanig samenhangend geheel dat ze voor de dwangsomregeling als één beschikking gelden.
ECLI:NL:HR:2020:1574
ECLI:NL:HR:2023:785 - Bewijs verzending aanmaning: vermelding specifiek postbedrijf is cruciaal
Voor de tijdigheid van een ingebrekestelling is de ontvangstdatum, niet de verzenddatum, bepalend. De Belastingdienst moet aannemelijk maken aan welk specifiek postbedrijf een stuk is aangeboden; een verzendrapport met meerdere opties (PostNL/Sandd) is onvoldoende bewijs voor verzending.