Uitspraak inhoud

vonnis

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/358009-24 Parketnummer vordering tul: 13/068540-20

Datum uitspraak: 2 oktober 2025

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997, opgegeven verblijfadres: [verblijfadres] , [verblijfplaats] , nu gedetineerd te: [naam Justitieel Complex] , hierna te noemen: verdachte.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.T. Haak, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. V. Poelmeijer, naar voren hebben gebracht.

De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de strafzaak tegen zijn medeverdachte, [medeverdachte] (parketnummer 13/048616-25).

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan

feit 1: het in vereniging verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, MDMA en 3-MMC in de periode van 9 oktober 2024 tot en met 1 juli 2025 in Amsterdam;

feit 2: het in vereniging plegen van voorbereidingshandelingen voor het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van amfetamine, MDMA, cocaïne, heroïne, LSD, GHB en methylfenidaat op 1 juli 2025 in Amsterdam.

De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3 Waardering van het bewijs

3.1. Inleiding

Op 10 oktober 2024 krijgt de politie een melding binnen dat er in de brievenbus van een buurtbewoner in de Pijp in Amsterdam een flyer in de brievenbus is gedaan met daarop een QR-code. Het scannen van die QR-code leidt naar een WhatsApp-chatconversatie waarin, blijkens politieonderzoek, (hard)drugs worden aangeboden.

Nader politieonderzoek leidt tot de aanhoudingen van verdachte en zijn medeverdachte en de doorzoekingen van hun woningen. In de woning van verdachte worden onder meer telefoons, waaronder dealertelefoons, simkaarten en promotiebrieven en -flyers aangetroffen.

3.2. Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben zelfstandig en gezamenlijk in drugs gehandeld en deze handel voorbereid. De modus operandi van verdachte en zijn medeverdachte is vergelijkbaar. Zij hebben namelijk gehandeld via flyers, WhatsApp-gesprekken en kraskaarten. Tijdens de doorzoekingen van hun woningen zijn bij beiden flyers of bestellingen van flyers aangetroffen.

3.3. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geen bewijsverweer gevoerd. Verdachte heeft dat feit op de terechtzitting bekend.

Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voor zover het ziet op amfetamine, heroïne, LSD, GHB en methylfenidaat. Dat de verkoop van deze drugs zou zijn voorbereid volgt namelijk niet uit het dossier. In de woning van medeverdachte [medeverdachte] is weliswaar amfetamine en methylfenidaat aangetroffen, maar verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben niet met elkaar samengewerkt. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat uit de inhoud van het dossier niet volgt dat de tenlastegelegde iPhone 13 met goednummer 6676657 en de Samsung A20 een verband hebben met de strafbare feiten, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

3.4. Het oordeel van de rechtbank

3.4.1 Feit 1: handel harddrugs

De rechtbank is op grond van de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting en de andere bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich gedurende de tenlastegelegde periode bezig heeft gehouden met de handel in harddrugs. Daarbij volgt uit de inhoud van het dossier dat verdachte hierbij voldoende nauw en bewust heeft samengewerkt met tenminste één ander, te weten een persoon met de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ”, zodat kan worden bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.

Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit.

3.4.2 Feit 2: voorbereiding handel harddrugs

Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is de rechtbank, gelet op de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte en de andere bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor, onder meer, de verkoop van harddrugs.

Vrijspraak medeplegen De rechtbank zal verdachte daarbij vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen. Anders dan de officier van justitie is zij namelijk van oordeel dat uit de inhoud van het dossier niet volgt dat verdachte die voorwerpen samen met een ander of anderen voorhanden heeft gehad. Dat verdachte en zijn medeverdachte zich op vergelijkbare wijze bezighielden met de handel in (hard)drugs en bij hen beiden vergelijkbare promotieflyers zijn aangetroffen, maakt dat oordeel niet anders, omdat niet kan worden vastgesteld dat zij onderling contact hadden met elkaar daarover. Bovendien volgt uit een chatconversatie tussen hen in juli 2024, voorafgaand aan de tenlastegelegde datum, dat zij als gevolg van onenigheid het contact met elkaar hebben verbroken.

Partiële vrijspraak Daarnaast spreekt de rechtbank verdachte vrij van het tenlastegelegde voorhanden hebben van amfetamine, heroïne, LSD en GHB omdat voornoemde drugs niet bij verdachte zijn aangetroffen, uit de inhoud van het dossier niet volgt dat deze drugs door verdachte aan anderen werden aangeboden en niet kan worden vastgesteld dat hij heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] .

De rechtbank zal verdachte tot slot ook vrijspreken van het tenlastegelegde voorhanden hebben van een iPhone 13 met goednummer 6676657 en een Samsung A20. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van het dossier geen verband blijkt tussen deze voorwerpen en de tenlastegelegde feiten.

Met inachtneming van het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde feit bewezen.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

feit 1: in de periode van 9 oktober 2024 tot en met 1 juli 2025 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en MDMA en 3-MMC;

feit 2: op 1 juli 2025 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van

MDMA en cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen de navolgende voorwerpen:

  • ( goednummer: 6676659) een Iphone 13 mini

  • ( goednummer: 6676655) een Iphone

  • ( goednummer: 6676644) een Iphone 12 mini

  • ( goednummer: 6676708) Apple I Mac computer

  • ( goednummer: 6676682) (zes) Lebara simkaarten

  • ( goednummer: 6676660) een Vodafone simkaart

  • flyers met QR-codes

  • brieven met aanbod voor ‘supplements’

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.

5 De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straf

7.1. De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd.

7.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van eendaadse samenloop. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht in strafverminderende zin rekening te houden met de bekennende proceshouding van verdachte en met het feit dat het, blijkens het reclasseringsrapport, beter gaat met verdachte. Gelet hierop en in aanmerking nemend de afspraken die de rechtbanken onderling hebben gemaakt voor strafoplegging en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, vindt de raadsman een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk, passend.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

De aard en ernst van de feiten Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer tien maanden beziggehouden met de handel in harddrugs. Hij heeft daarbij flyers verspreid om zijn handel in harddrugs gemakkelijk onder de aandacht van anderen te brengen om daarmee een brede klantenkring te bereiken. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen die bestemd zijn voor onder meer de verkoop van (hard)drugs. Door zijn handelen heeft verdachte een aanzienlijke rol gehad in de verspreiding van verdovende middelen, die gepaard gaat met veel vermogens- en andere criminaliteit. Drugsgebruik levert tevens een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat drugsgebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich kan brengen.

De persoon van de verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 september 2025, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden, maar ook recent, meermalen is veroordeeld voor diverse strafbare feiten, waaronder drugsgerelateerde feiten. Gelet op de inhoud van dit vonnis heeft verdachte zich daarmee opnieuw schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Klaarblijkelijk hebben eerdere veroordelingen hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 15 september 2025. Als mogelijke oorzaken voor het plegen van strafbare feiten en het maken van inadequate keuzes wordt de in het verleden bij verdachte gediagnosticeerde ODD en ADHD benoemd. De reclassering vindt dat het justitieverleden van verdachte, de sociale context en zijn financiën risicofactoren zijn voor de kans op recidive. Beschermende factoren, daarentegen, lijken te zijn dat verdachte afstand heeft genomen van de drillrapgroep “de Pijp 73”, dat hij afgelopen tijd geen strafbare feiten heeft gepleegd, zijn familieband en dat hij zich houdt aan de voorwaarden binnen zijn toezicht. De reclassering schat de kans op recidive in als gemiddeld. Zij vindt het van belang dat verdachte ondersteuning blijft krijgen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een straf met de navolgende bijzondere voorwaarden: 1) meldplicht bij de reclassering, 2) dagbesteding en 3) meewerken aan schuldhulpverlening en een budgetteringscursus.

Verdachte heeft op de zitting verklaard bereid te zijn mee te werken aan bovengenoemde bijzondere voorwaarden.

Eendaadse samenloop De bewezenverklaarde feiten bestaan uit één feitencomplex dat binnen dezelfde tijd afspeelt en waarbij de feiten dezelfde strekking hebben en zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. De rechtbank constateert daarom dat sprake is van eendaadse samenloop en zal daarmee rekening houden in bij de strafoplegging.

De straf Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een gevangenisstraf is gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft zij rekening gehouden met de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt voor strafoplegging en met straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte. Om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.

Alles overwegend acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft vastgezeten, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Gelet op het advies van de reclassering, die het van belang vindt dat verdachte blijft worden ondersteund, zal zij aan het voorwaardelijk deel van de straf na te noemen bijzondere voorwaarden koppelen. Daarmee wijkt de rechtbank af van de door de officier van justitie geëiste straf, nu zij de aard en ernst van de feiten anders weegt.

8 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 15 september 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/068540-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 5 juli 2022 van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.

8.1. Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat nu op het strafblad van verdachte staat vermeld dat verdachte op 5 juli 2022 onder parketnummer 13/068540-20 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, de vordering tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf kan worden toegewezen.

8.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13/068540-20 heeft gevorderd en daarbij een afschrift van het vonnis van rechtbank Amsterdam heeft verstrekt. Het openbaar ministerie vordert echter de tenuitvoerlegging van drie maanden, zoals die voorwaardelijk is opgelegd door het Gerechtshof Amsterdam. Het arrest van het hof is niet bij de stukken gevoegd. De raadsman verzoekt de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, nu de gegevens op het strafblad niet altijd juist zijn en het arrest ontbreekt.

8.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging op de grond dat het arrest van het Gerechtshof Amsterdam niet aan het dossier is gevoegd. Verdachte en zijn raadsman hebben op de terechtzitting niet aangevoerd dat de straf zoals die op het strafblad van verdachte wordt vermeld en door het Gerechtshof Amsterdam is opgelegd niet klopt. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het strafblad zoals dat zich in het dossier bevindt.

De rechtbank oordeelt dan ook als volgt.

Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, en ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

9 Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen zoals vermeld in bijlage III in beslag genomen.

Teruggave aan verdachte De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende (verdachte) van een Dell computer, een Samsung A20, een Apple iPhone, water en sacharose – te weten nrs. 2 tot en met 4, 6 en 18 – omdat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en niet is vastgesteld dat deze verband houden met de strafbare feiten waarvoor verdachte is veroordeeld.

Daarnaast zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de rechthebbende (verdachte) van een iMac computer, te weten nr. 17. Dit voorwerp behoort verdachte toe en hoewel met behulp van dit voorwerp het strafbaar feit is gepleegd, acht de rechtbank het niet proportioneel om dit voorwerp verbeurd te verklaren. Volgens verdachte staat er op deze laptop een kleine studio-opzet op met veel muziek, waarmee hij zich veel bezighoudt.

Onttrekking aan het verkeer De rechtbank zal de voorwerpen met nummer 1, 3, 4, en 7 tot en met 16, onttrekken aan het verkeer. Dit zijn voorwerpen met betrekking tot welke de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Bovendien zal de rechtbank een kogelpatroon, te weten nummer 19, onttrekken aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:

14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d en 55 van het Wetboek van Strafrecht, en 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op

ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde: de eendaadse samenloop van:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

en

om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.

Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.

Bepaalt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als verdachte gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  1. Meldplicht bij de reclassering

Verdachte meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

  1. Dagbesteding

Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

  1. Meewerken aan schuldhulpverlening en een budgetteringscursus

Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.

Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:

  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.

Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 13/068540-20 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.

Gelast de teruggave aan verdachte van:

nr. 2 – Telefoontoestel (PL1300-2024241888-6676649); nr. 3 – Sacharose (PL1300-2024241888-6676643); nr. 4 – Water (PL1300-2024241888-6676650); nr. 6 – Telefoontoestel (PL1300-2024241888-6676657); nr. 17 – Computer (PL1300-2024241888-6676708), en nr. 18 – Computer (PL1300-2024241888-6676709).

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van:

nr. 1 – Telefoontoestel (PL1300-2024241888-6676644); nr. 7 – Telefoontoestel (PL1300-2024241888-6676659); nr. 8 – Ledger (PL1300-2024241888-6676665); nr. 9 – USB-stick (PL1300-2024241888-6676652); nr. 10 – SD-kaart (PL1300-2024241888-6676654); nr. 11 – USB-stick (PL1300-2024241888-6676653); nr. 12 – Simkaart (PL1300-2024241888-6676660); nr. 13 – Rijbewijs (PL1300-2024241888-6676678); nr. 14 – 6 STK prepaid simkaarten (PL1300-2024241888-6676682); nr. 15 – 2 STK betaalkaarten (PL1300-2024241888-6676700); nr. 16 – Scanner (PL1300-2024241888-6676701); nr. 19 – Kogelpatroon (PL1300-2024241888-6676898).

Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wiewel, voorzitter, mrs. P. Sloot en A.L. op ’t Hoog, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexeas, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2025.