ECLI:NL:RBAMS:2025:7302 - Rechtbank Amsterdam - 30 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. wonende te / gevestigd te Utrecht eisende partij gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
t e g e n
[gedaagde] wonende te / gevestigd te [woonplaats] gedaagde partij niet verschenen.
1 De procedure
1.1. Bij exploot van dagvaarding van 1 augustus 2025 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.157,87 met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
1.2. De gedaagde partij heeft geen uitstel verzocht en evenmin uiterlijk op de in de dagvaarding vermelde terechtzitting geantwoord.
1.3. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
1.4. Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De beoordeling
2.1. Eisende partij stelt dat gedaagde partij met haar een of meerdere zorgverzekeringsovereenkomsten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet heeft gesloten. Deze overeenkomsten zijn op afstand tot stand gekomen. Eisende partij heeft het polisblad met bijlage bij de dagvaarding gevoegd. Op de zorgverzekeringsovereenkomst(en) zijn algemene voorwaarden van toepassing. Eisende partij heeft de algemene voorwaarden en aanvullende voorwaarden die op de verzekeringsovereenkomsten van toepassing zijn gedeponeerd bij de rechtbank. Zij stelt dat de vordering niet is gegrond of had kunnen worden gegrond op een beding in de (aanvullende) verzekeringsvoorwaarden.
2.2. De vordering bestaat uit onbetaald gelaten basispremie 2024, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.3. Nu de overeenkomst tot stand is gekomen tussen een handelaar en een consument moet ambtshalve worden getoetst aan het toepasselijke consumentenrecht.
2.4. Ingevolge artikel 6:230h lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet bij overeenkomsten betreffende financiële producten en financiële diensten getoetst worden aan de essentiële informatieplichten van paragraaf 1 en 6 van Afdeling 2b van Titel 5 van Boek 6 BW. Eisende partij stelt dat zij in november 2023 in een persoonlijk gericht bericht gedaagde partij heeft medegedeeld dat het polisblad binnen enkele dagen beschikbaar is in de persoonlijke “Mijn”-omgeving, waar gedaagde de polis en de voorwaarden kon downloaden en opslaan. Uit de overgelegde bijlage bij het polisblad blijkt dat eisende partij gedaagde partij heeft geïnformeerd over zijn recht om niet akkoord te gaan met prolongatie van zijn verzekering per 1 januari 2024 en deze op te zeggen. Ingevolge artikel 6:230x BW had eisende partij gedaagde partij echter ook de mogelijkheid moeten bieden om de verzekeringsovereenkomst tot twee weken na de ingangsdatum alsnog kosteloos te ontbinden. Nu echter in artikel 7 van de Zorgverzekeringswet is bepaald dat de verzekeringnemer “de zorgverzekering uiterlijk 31 december van ieder jaar met ingang van 1 januari van het volgende kalenderjaar kan opzeggen” en eisende partij de polis met de voorwaarden ruim vóór 1 januari 2024 beschikbaar heeft gesteld in de “Mijn”-omgeving, wordt geoordeeld dat daarmee is voldaan aan de op eisende partij rustende informatieverplichting. Ook wordt vooralsnog geoordeeld dat de polis in de “Mijn”-omgeving op een duurzame drager is verstrekt. De kantonrechter gaat daarbij er vanuit dat deze per e-mail is verstrekt. Uit de bijlage bij het polisblad volgt verder dat de polisvoorwaarden raadpleegbaar zijn met de daarin genoemde link “zk.nl/voorwaarden”. Eisende partij stelt dat haar polisvoorwaarden lange tijd beschikbaar zijn en zij haar polisvoorwaarden niet zomaar kan wijzigen. Hoewel niet is komen vast te staan dat de link zk.nl/voorwaarden rechtstreeks verwijst naar de aan gedaagde partij persoonlijk gerichte informatie, is gelet op de door eisende partij gestelde omstandigheden voorlopig voldoende aannemelijk dat gedaagde partij de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden (zonder zoektocht naar de juiste voorwaarden) kan opslaan. De omstandigheid dat eisende partij na goedkeuring van de polisvoorwaarden door de NZa deze voorwaarden niet meer kan wijzigen, biedt naar het oordeel van de kantonrechter vooralsnog voldoende waarborg dat aan de vereisten van het Bawag arrest, ECLI:EU:C:2017:38 en het Content Services arrest ECLI:EU:C:2012:419 is voldaan.
2.5. Tot slot dienen de bedingen waarop een beroep wordt of kan worden gedaan getoetst te worden aan de Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EG). De basispremie is het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en is duidelijk en begrijpelijk vermeld op het polisblad. In dat geval is verdere toetsing aan deze richtlijn niet aan de orde.
2.6. In de op de verzekering van toepassing zijnde algemene voorwaarden is geen beding met betrekking tot incassokosten gerechtelijke kosten en/of rente (meer) opgenomen zodat toetsing daarvan niet aan de orde is. Deze vorderingen voldoen verder aan artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.7. De vorderingen komen verder niet onrechtmatig of ongegrond voor en zijn dus toewijsbaar.
2.8. Gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, gevallen aan de zijde van eisende partij.
3 De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt de gedaagde partij aan de eisende partij te voldoen: € 1.032,15 ter zake van de hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2025 tot de voldoening;€ 53,53 ter zake van buitengerechtelijke kosten; € 72,19 ter zake van vervallen rente;
veroordeelt de gedaagde partij in de kosten van het geding, aan de zijde van de eisende partij tot aan deze uitspraak begroot op: € 146,14 aan explootkosten, € 135,00 aan salaris gemachtigde en € 340,00 aan griffierecht, één en ander, voor zover van toepassing, inclusief BTW;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 67,50 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.