Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-266049-24

Datum uitspraak: 20 augustus 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 23 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juli 2024 (en gewijzigd op 2 augustus 2024) door the Regional Court in Szczecin (Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon], geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [BRP-adres] , uit anderen hoofde gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

Zitting van 19 maart 2025 De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 19 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H. van der Ende, advocaat in Venlo, en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om de aan Duitsland verzochte toestemming tot doorlevering van de opgeëiste persoon aan Polen af te wachten.

Zitting van 8 april 2025 De behandeling van het EAB is na akkoord van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 14 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H. van der Ende, advocaat in Venlo, en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om de aan Duitsland verzochte toestemming tot doorlevering van de opgeëiste persoon aan Polen af te wachten.

Zitting van 14 mei 2025 De behandeling van het EAB is na akkoord van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 14 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. H. van der Ende, advocaat in Venlo, zijn niet ter zitting verschenen. Van de opgeëiste persoon is een afstandsverklaring van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn ontvangen. Deze verklaring is aan het dossier toegevoegd. De raadsvrouw heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk laten weten niet bij de behandeling aanwezig te zullen zijn. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om de resultaten van het onderzoek bij de Duitse rechtbank naar de toelaatbaarverklaring van de doorlevering van de opgeëiste persoon aan Polen af te wachten.

Zitting 11 juni 2025 De behandeling van het EAB is na akkoord van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 11 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. Van de opgeëiste persoon is een afstandsverklaring van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn ontvangen. Deze verklaring is aan het dossier toegevoegd. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn daartoe gemachtigde raadsvrouw, mr. H. van der Ende, advocaat in Venlo. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB aangehouden om de beslissing van de Duitse rechtbank op het verzoek tot toelaatbaarverklaring van de doorlevering van de opgeëiste persoon aan Polen af te wachten.

Zitting 10 juli 2025 De behandeling van het EAB is na akkoord van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 10 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. Van de opgeëiste persoon is een afstandsverklaring van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn ontvangen. Deze verklaring is aan het dossier toegevoegd. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn daartoe gemachtigde raadsvrouw, mr. H. van der Ende, advocaat te Venlo. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit een detentiegarantie op te vragen.

Zitting 6 augustus 2028 De behandeling van het EAB is na akkoord van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 6 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H. van der Ende, advocaat in Venlo, en door een tolk in de Poolse taal. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van the Regional Court in Szczecinvan 16 maart 2023 (III K 46/19) dat is gewijzigd met het arrest van the Appeal Court in Szczecin van 28 maart 2024 (II Aka 252/23).

De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaren, twee maanden en achtentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.

Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB.[2]

3.1 Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.[3]

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de stukken, het EAB, de aanvullende informatie van 26 februari 2025 en de verklaringen van de opgeëiste persoon ten overstaan van de rechtbank, stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing.

4 Strafbaarheid

4.1 Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst feit I aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:

deelneming aan een criminele organisatie.

Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit I waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

4.2 Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten II tot en met X niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, als voldaan wordt aan de eisen van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW.

De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. De feiten leveren naar Nederlands recht op:

  • telkens; diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

  • poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking terwijl het feit wordt geleegd door twee of meer verenigde personen;

  • diefstal, terwijl het feit wordt geleegd door twee of meer verenigde personen;

  • opzettelijk voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs.

5 Toestemming voor doorlevering

Bij brief van 7 juli 2025 heeft de Hoofdofficier van Justitie van het Parket-Generaal Düsseldorf (Duitsland) een gewaarmerkte kopie van de beslissing van de 1e Strafkamer van het Oberlandesgericht Düsseldorf van 27 juni 2025 toegezonden met onder meer de volgende inhoud:

“Vaststaat dat de uitlevering van de vervolgde persoon aan de Poolse regering met het oog op de tenuitvoerlegging van de straf die hem is opgelegd bij vonnis van het Landgericht Szczecin van 16 maart 2023, zoals gewijzigd bij het vonnis van het hof van beroep van Szczecin van 28 maart 2023 (dossiernummer III K 46/19 [II Aka 252/23]), waarbij hem een totale gevangenisstraf van vier jaar en twee maanden is opgelegd, waarvan twee jaar, twee maanden en 28 dagen nog moeten worden uitgezeten, toelaatbaar zou zijn, met dien verstande dat de vervolgde voor de volledige duur van zijn detentie niet in de gevangenissen van Barczewo, Kaminsk en Tarnow wordt geplaatst.”

Op 18 juli 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een brief toegezonden met onder meer de volgende inhoud:

The Court of this place informs, that after the surrender of the requested person to Poland the above information will be transmitted to the appropriate services, therein the Police and the administration of the penitentiary establishment, with the purpose of a correct placing of the requested person while taking into consideration the stipulation made by the German side. At the same the, the Court of this place informs, that for the present moment, it is not able to indicate in which penitentiary establishment will be placed [opgeëiste persoon] after the surrender to Poland, however the Court of this place can guarantee, that the stipulation made by the German side will be respected and the sentenced person will be placed in a suitable penitentiary establishment with the omission of the penitentiary establishments in Barczewo, Kamitisk and Tarnów.

Oordeel van de rechtbank

Uit de beslissing van 27 juni 2025 van het Oberlandesgericht Düsseldorf blijkt dat de Duitse rechter toestemming heeft verleend voor de doorlevering van de opgeëiste persoon onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon niet wordt geplaatst in de penitentiaire instellingen Barczewo, Kamitisk en Tarnów. Nu de Poolse autoriteiten een garantie hebben verstrekt dat de opgeëiste persoon niet in deze instellingen zal worden geplaatst, is de rechtbank van oordeel dat de gevraagde overlevering kan worden toegestaan.

6 Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.[4]

Omdat de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.[5]

7 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8 Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 310, 311 en 231 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Regional Court in Szczecin, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. C. Klomp en M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 augustus 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1030, punt 47 en C-398/22, RQ (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1031, punt 32.

Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.

Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1030, punt 47 en C-398/22, RQ (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1031, punt 32.

Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.

Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).