ECLI:NL:RBAMS:2025:5845 - Rechtbank Amsterdam - 31 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-102034-25
Datum uitspraak: 31 juli 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 12 juni 2025 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 22 juli 2024 door *the District Judge (Magistrates' Court) Leake sitting at Medway Magistrates' Court,*Verenigd Koninkrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon], geboren in [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1963, inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen: [adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1 Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 31 juli 2025, in aanwezigheid van de officier van justitie mr. A.L. Wagenaar. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes, advocaat in Amsterdam. Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.
3 Grondslag en inhoud van het AB
In het AB wordt melding gemaakt van een Warrant of Arrest at First Instance issued under section 1 of Magistrates' Courts Act 1980 by Folkestone Magistrates' Courts on 4 August 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het AB.
4 Strafbaarheid
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Gelet op artikel 5 Uitvoeringswet jo. artikel 6 OLW kan haar overlevering daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo zij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74, hierna VOGP) zal kunnen worden omgezet.
Op 14 juli 2025 is on behalf of the Secretary of Statedoorde UK Central Authority inLondon de volgende garantie verstrekt:
“In accordance with the procedure under Article 604(b) of Title VII (Surrender) of the UK-EU Trade and Cooperation Agreement between the European Union and the United Kingdom you have requested that [opgeëiste persoon] (DoB: [geboortedag] 1963) be returned to Netherlands to serve any custodial sentence which is imposed by a UK court in relation to the conduct for which her surrender to the UK from Netherlands has been sought.
The UK undertakes that should [opgeëiste persoon] receive a custodial sentence in the UK, she will, in accordance with section 1530 of the Extradition Act 2003, be returned to Netherlands as soon as is reasonably practicable after the sentencing process in the UK has been completed, unless concrete grounds relating to his rights of defense or to the proper administration of justice make her presence in the UK essential pending a definitive decision on any procedural step coming within the scope of the criminal proceedings relating to the offence underlying the Trade and Cooperation Agreement. Such procedural steps may include:
a) The exhaustion of any available avenues of appeal; b) Consideration of confiscation; and c)The procedure for setting any period of imprisonment which will fall to be served in default of payment of any financial penalty.
Please note that the return of [opgeëiste persoon] to Netherlands will be facilitated under the Additional Protocol to the 1983 Council of Europe Convention on the Transfer of Sentenced Persons. Full details of any sentence imposed on [opgeëiste persoon] will be provided when she is returned to Netherlands.”
Standpunt raadsvrouw De raadsvrouw heeft bepleit dat geen gevolg moet worden gegeven aan het AB, omdat de verstrekte garantie niet voldoende is. Uit de garantie blijkt niet dat wordt gegarandeerd dat de aan de opgeëiste persoon eventueel opgelegde straf kan worden omgezet naar Nederlandse maatstaven. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw om nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is met de raadsvrouw van mening dat de verstrekte garantie niet voldoende is. Gelet op de beslistermijn kan een tussenuitspraak worden gewezen of de zaak worden aangehouden om het antwoord op de reeds door het openbaar ministerie gestelde nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit af te wachten.
Oordeel van de rechtbank
Bij tussenuitspraak van 15 april 2025 heeft de rechtbank in een andere overleveringsprocedure geoordeeld dat de in die procedure verstrekte garantie, die (op de gegevens van de opgeëiste persoon na) identiek is aan de in deze zaak verstrekte garantie, niet voldoende was.
Gelet op het voorgaande is ook de in de zaak van de opgeëiste persoon gegeven en hiervoor reeds vermelde garantie naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende.
De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen en schorsen om de officier van justitie te verzoeken de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
Is gegarandeerd dat Nederland de straf mag omzetten naar Nederlandse maatstaven?
6 Detentieomstandigheden – artikel 604, aanhef en onder c, HSO
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat voor gedetineerden in de penitentiaire inrichtingen HMP Bedford
De Britse autoriteiten hebben bij brief van 17 juli 2025 op verzoek van de officier van justitie meegedeeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in HMP Bronzefield.
Het ten aanzien van de Penitentiaire Inrichtingen HMP Bedford, HMP Wandsworth en HMP Winchester vastgestelde reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling staat daarom niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.
Gelet op de voorzienbare situatie van de opgeëiste persoon in geval van overlevering bestaat er voor haar geen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De detentieomstandigheden in HMP Bronzefield zijn dus geen beletsel voor het toestaan van de verzochte overlevering van de opgeëiste persoon.
7 Levenslange gevangenisstraf – artikel 604, aanhef en onder a, HSO
Uit onderdeel c) van het AB blijkt dat ten aanzien van het feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, naar het recht van het Verenigd Koninkrijk een levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd.
Standpunt raadsvrouw De raadsvrouw heeft bepleit dat, op het moment dat de garantie als bedoeld in artikel 5 Uitvoeringswet jo. artikel 6, eerste lid, OLW wordt aangevuld met een omzettingsgarantie die in lijn is met artikel 11 VOGP, de straf kan worden omgezet naar Nederlandse maatstaven.
Standpunt officier van justitie Volgens de officier van justitie is het ambtshalve bekend dat in het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid bestaat tot vervroegde invrijheidsstelling bij veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf, op verzoek of ten minste na twintig jaar.
Oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit over de mogelijkheid tot vervroegde invrijheidsstelling bij veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf, op verzoek of ten minste na twintig jaar, in onderdeel h) van het AB geen informatie heeft opgenomen. Ook is er vanuit de uitvaardigende justitiële autoriteit geen aanvullende informatie ontvangen op dit punt. Gelet hierop kan de rechtbank op dit moment niet beoordelen of in deze zaak in het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid bestaat tot herziening bij veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf.
De rechtbank zal daarom de officier van justitie verzoeken om ook de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
Is gegarandeerd dat er een wettelijke mogelijkheid bestaat tot vervroegde invrijheidsstelling bij veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf? Zo ja, kan onderdeel h) van het AB alsnog worden ingevuld?
8 Beslissing
HEROPENT het onderzoek ter zitting onder gelijktijdige SCHORSING tot aan de zitting van 28 augustus 2025 om 13:30 uur, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit nader te bevragen zoals hiervoor onder 5 en 7 is overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, mrs. A.R.P.J. Davids en E.M. de Bie, rechters, in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier. en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 juli 2025.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353
ECLI:NL:RBAMS:2025:2433.
ECLI:NL:RBAMS:2025:5525.
ECLI:NL:RBAMS:2023:5418.
ECLI:NL:RBAMS:2023:7327.
ECLI:NL:RBAMS:2023:8722.