Uitspraak inhoud

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht Kantonrechter

Zaaknummer: 11289390 \ CV EXPL 24-11373

Vonnis van 17 juli 2025

in de zaak van

1 [eiser 1] (H.O.D.N. [handelsnaam] ),

wonende te [woonplaats] ,2. [eiser 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eisende partijen, hierna samen te noemen: eisers, gemachtigde: mr. N.L. Verbraak,

tegen

JE ACCOUNTANT B.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde partij, hierna te noemen: JE Accountant, procederend in persoon.

1 De procedure

1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 27 maart 2025;- de akte van eisers.

1.2. Hoewel JE Accountant daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft hij geen antwoordakte genomen.

1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1. De kantonrechter blijft bij wat hij in het tussenvonnis van 27 maart 2025 (hierna: het tussenvonnis) heeft geoordeeld. Dit eindvonnis bouwt voort op het tussenvonnis. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter vastgesteld dat er in deze zaak drie aparte vragen zijn die ieder afzonderlijk beantwoord dienen te worden. In dit eindvonnis worden deze vragen beantwoord.

Aangifte inkomstenbelasting [eiser 1] 2020

2.2. De eerste vraag in dit geschil luidt als volgt: omvat de opdracht uit 2021 tussen JE Accountant en [eiser 1] ook de aangifte inkomstenbelasting van [eiser 1] over het jaar 2020? In het kader van deze vraag heeft de kantonrechter in het tussenvonnis [eiser 1] in de gelegenheid gesteld om het onder overweging 4.3 van het tussenvonnis genoemde stuk in het geding te brengen.

2.3. [eiser 1] heeft in zijn akte de volgende e-mail, gedateerd op 28 maart 2023, in het geding gebracht: “Salam [naam] , Zou mijn aangifte IB voor het jaar 2020 gedaan kunnen worden aub? Heb in excel de kosten verwerkt. Mvg, [eiser 1]” [eiser 1] legt daarbij een Excel-overzicht over en stelt onbetwist dat dit stuk is meegestuurd met bovenstaande e-mail.

2.4. Op basis van de voorgaande e-mailcorrespondentie oordeelt de kantonrechter dat voldoende is komen vast te staan dat [eiser 1] aan JE Accountant opdracht heeft gegeven tot het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2020. Hoewel uit de betreffende e-mail niet blijkt dat de Excel-bijlage met dezelfde e-mail is meegestuurd, heeft JE Accountant de ontvangst van de e-mail en de bijlage niet weersproken. Bovendien blijkt uit de inhoud van de e-mail dat [eiser 1] JE Accountant expliciet verzoekt – dus opdracht geeft – de werkzaamheden met betrekking tot de aangifte over 2020 uit te voeren. Het verweer van JE Accountant dat de aangifte over 2020 niet onder de opdracht viel, omdat de opdracht in 2021 is gesloten, wordt dan ook verworpen. De vraag of de opdracht uit 2021 ook het jaar 2020 omvat, is in dit kader niet meer van doorslaggevend belang. Doorslaggevend is dat uit de e-mail van 28 maart 2023 blijkt dat [eiser 1] JE Accountant op dat moment om uitvoering van de werkzaamheden over 2020 heeft verzocht, als onderdeel van de tussen partijen gesloten overeenkomst om – kort gezegd – de administratie van [eiser 1] te doen. Nu is vastgesteld dat ook de opdracht voor het jaar 2020 is gegeven, en JE Accountant deze opdracht niet heeft uitgevoerd dan wel heeft weersproken dat zij deze opdracht heeft aangenomen, is sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door JE Accountant. Als gevolg hiervan heeft [eiser 1] schade geleden. De door de Belastingdienst aan [eiser 1] opgelegde boete van € 5.899,00 is daarom toewijsbaar.

Aangifte vennootschapsbelasting [eiser 2] 2022

2.5. De tweede vraag in dit geschil luidt als volgt: omvat de opdracht tussen JE Accountant en [eiser 2] ook de aangifte vennootschapsbelasting van [eiser 2] over het jaar 2022.

2.6. JE Accountant betwist dat er door [eiser 2] een opdracht is verstrekt aan haar voor de aangifte van de vennootschapsbelasting over het jaar 2022. Hier zijn geen documenten van. Er is door [eiser 2] enkel een opdracht voor de btw-aangifte verstrekt. [eiser 2] heeft op de zitting nader toegelicht dat er wel degelijk een opdracht is verstrekt voor de aangifte vennootschapsbelasting. Dit blijkt uit het maandelijkse abonnementsgeld wat [eiser 2] heeft betaald, de facturen en de correspondentie tussen partijen. Specifiek blijkt uit de omschrijving van de factuur welke werkzaamheden onder het abonnement vielen: “1/12 deel van het vaste jaarbedrag voor de werkzaamheden die onder ‘pakket’ vallen. Zie ook prijsopgaaf die je eerder hebt ontvangen. De werkzaamheden omvatten: verzorgen van de boekhouding, aangifte omzetbelasting, aangifte inkomstenbelasting, aangifte vennootschapsbelasting, samenstellen van de jaarcijfers en het bespreken daarvan. (…)” Daarnaast wijst [eiser 2] op e-mailcorrespondentie tussen partijen. Op 25 juli 2023 heeft [eiser 1] de volgende e-mail gestuurd aan JE Accountant: “Ik heb het helaas nog steeds niet ontvangen. zou ik het aub zsm kunnen ontvangen? Graag ook de aangiftes van de andere bedrijven indienen.” Waarna JE Accountant op 26 juli 2023 het volgende heeft geantwoord: “Ik heb ze op dit moment allemaal bij [naam] liggen. Ik verwacht dat je hier een deze dagen wel bericht over zal krijgen.” Op basis van deze correspondentie blijkt dat er een opdracht was. Subsidiair stelt [eiser 2] dat zij op basis van deze “geruststellende” reactie van JE Accountant er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het werk onder de opdracht viel, aldus [eiser 2] .

2.7. Bij de tweede vraag geldt tevens dat partijen erkennen dat er een overeenkomst tussen hen bestaat, maar er geen getekende overeenkomsten of opdrachtbevestigingen zijn die de precieze omvang van de opdracht beschrijft. Bij de uitleg van wat onder de overeenkomst valt is de factuur waarop de werkzaamheden staan beschreven een belangrijke indicatie dat ook de aangifte vennootschapsbelasting onder de opdracht valt. Los van de vraag wat er concreet is afgesproken, is de kantonrechter het met [eiser 2] eens dat JE Accountant in ieder geval het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt bij [eiser 2] dat zij de aangifte van de inkomstenbelasting over het jaar 2022 zou uitvoeren door geruststellend te antwoorden op de vraag van [eiser 1] . Het had op de weg van JE Accountant gelegen om dit moment aan te grijpen om duidelijk te maken dat de aangifte vennootschapsbelasting over 2022 voor [eiser 2] niet onder de opdracht viel, als dit volgens haar zo was. Dit, samen bezien met de beschrijving bij de factuur, maakt dat partijen over en weer de opdracht redelijkerwijs zo hebben kunnen begrijpen, althans behoorde te begrijpen, dat de aangifte van de vennootschapsbelasting over het jaar 2022 voor [eiser 2] onder de opdracht viel. Vaststaat daarmee ook dat JE Accountant deze opdracht niet heeft uitgevoerd, wat maakt dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door JE Accountant. Als gevolg hiervan heeft [eiser 2] schade geleden. De door de Belastingdienst aan [eiser 2] opgelegde boete van € 2.757,00 is ook hier toewijsbaar.

Aangifte inkomstenbelasting [eiser 1] 2022

2.8. De derde vraag in dit geschil luidt als volgt: mocht JE Accountant de aangifte inkomstenbelasting 2022 van [eiser 1] opschorten?

2.9. [eiser 1] stelt dat JE Accountant ten onrechte de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2022 niet heeft uitgevoerd. JE Accountant erkent dat zij opdracht voor deze aangifte heeft ontvangen, maar heeft de werkzaamheden volgens haar moeten opschorten, omdat er signalen waren van mogelijke fraude. Hierom is aanvullende informatie en toelichting van [eiser 1] opgevraagd, waarop [eiser 1] nooit heeft geantwoord, aldus JE Accountant. [eiser 1] betwist dit laatste.

2.10. Het verweer van JE Accountant slaagt niet. Nergens uit blijkt dat JE Accountant [eiser 1] heeft geïnformeerd over mogelijke fraude of dat JE Accountant [eiser 1] heeft verzocht om aanvullende informatie en toelichting te verstrekken. Op de zitting heeft JE Accountant daarbij desgevraagd verklaard dat hier ook geen schriftelijke correspondentie van bestaat. Hoewel de destijds betrokken collega de stelling van JE Accountant heeft bevestigt aan JE Accountant, blijkt dit niet uit het dossier. Het had op de weg van JE Accountant gelegen om een verklaring van deze oud-collega over te leggen. Omdat het enkel blijft bij een niet onderbouwd verweer, is de conclusie dat JE Accountant de stelling van [eiser 1] onvoldoende heeft betwist. Hiermee staat vast dat JE Accountant is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor [eiser 1] schade heeft geleden. De door de Belastingdienst aan [eiser 1] opgelegde boete van € 385,00 is dan ook hier toewijsbaar.

Rente

2.11. Naast de boetes heeft de belastingdienst bij eisers ook een bedrag aan belastingrente in rekening gebracht. In totaal bedraagt dit een bedrag van € 2.490,00. Eisers stellen dat JE Accountant dit moet betalen, omdat de rente een gevolg is van het tekortschieten in de overeenkomst door JE Accountant. JE Accountant betwist dat de belastingrente als schade kan worden beschouwd. De rente wordt namelijk berekend over een belastingbedrag dat ter beschikking stond van de heer [eiser 1] , waarmee hij als werkkapitaal heeft kunnen werken of mogelijk rendement heeft behaald.

2.12. De kantonrechter is van oordeel dat eisers schade hebben geleden als gevolg van de handelwijze van JE Accountant. De belastingrente is door de Belastingdienst in rekening gebracht wegens het later betalen van belasting die – achteraf bezien – eerder verschuldigd was. Deze vertraging is het gevolg van het niet (tijdig) nakomen van de overeenkomst door JE Accountant. Indien JE Accountant haar verplichtingen uit de overeenkomst tijdig en correct was nagekomen, was er geen belastingrente verschuldigd geweest. Daarmee staat het causaal verband tussen de tekortkoming van JE Accountant en de door eisers geleden schade vast.

2.13. Voor zover JE Accountant heeft aangevoerd dat eisers mogelijk voordeel hebben genoten doordat zij tijdelijk de beschikking hadden over het bedrag dat aan de Belastingdienst had moeten worden afgedragen, wordt dat verweer verworpen. Het is niet gebleken dat eisers daadwerkelijk voordeel hebben genoten; JE Accountant heeft ook geen concrete berekening of onderbouwing van dat gestelde voordeel overgelegd. Het blijft daarmee bij een hypothetische stelling. Nu het uitgangspunt in het schadevergoedingsrecht is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de vermogenspositie moet worden gebracht als waarin hij zou hebben verkeerd zonder de tekortkoming, geldt dat de belastingrente moet worden aangemerkt als schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering ter zake van de belastingrente wordt dan ook toegewezen.

Buitengerechtelijke incassokosten

2.14. Eisers vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Het door eisers gevorderde bedrag een buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan toewijsbaar is op grond van het Besluit. Daarom zal een bedrag van € 886,46 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen. Omdat eisers niet hebben gesteld dat de schade (de buitengerechtelijke incassokosten) al eerder dan op de datum van de dagvaarding is geleden, zal de gevorderde rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.

Beslagkosten

2.15. Eisers vorderen JE Accountant te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 233,28 voor kosten deurwaardersexploten, € 688,00 voor griffierecht en € 406,00 voor salaris gemachtigde (1,0 punt(en) × € 406,00), totaal € 1.327,28

De proceskosten

2.16. JE Accountant is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisers worden begroot op:

3 De beslissing

De kantonrechter

3.1. veroordeelt JE Accountant om te betalen:

3.2. veroordeelt JE Accountant om aan eisers te betalen een bedrag van € 886,46 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,

3.3. veroordeelt JE Accountant in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.327,28,

3.4. veroordeelt JE Accountant in de proceskosten van € 1.062,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als JE Accountant niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

3.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025, in aanwezigheid van de griffier mr. S.H.I. Hoestra.