Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13/051380-25

Datum uitspraak: 9 juli 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 21 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 7 februari 2025 door the Public Prosecutor's Office at the Court of Appeal of Athens, Griekenland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] , geboren te [geboorteland] (Albanië) op [geboortedag] 1976, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijfadres: [adres] , nu gedetineerd in de [detentieadres] , locatie [naam] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

Zitting 16 april 2025 De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 april 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Albanese taal.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.[2]

Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen.

Vervolgens heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vierde en vijfde lid, OLW nog eens met dertig dagen verlengd en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

Zitting 28 mei 2025 De behandeling van het EAB is - met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling

  • voortgezet op de zitting van 28 mei 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier

van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk in de Albanese taal.

Tussenuitspraak 11 juni 2025 De rechtbank heeft op 11 juni 2025 een tussenuitspraak gewezen,[3] waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak opgenomen vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vierde en vijfde lid, OLW nog eens met dertig dagen verlengd en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

Zitting 25 juni 2025 De behandeling van het EAB is - met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling

  • voortgezet op de zitting van 25 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk in de Albanese taal.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3 Tussenuitspraak 11 juni 2025

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 11 juni 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, over de naleving van de verdedigingsrechten zoals bedoeld in artikel 12 OLW, de strafbaarheid van de feiten en, in het kader van artikel 11 OLW, over de veiligheid van de opgeëiste persoon in detentie in Griekenland. Hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4 Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB, omdat sprake is van een algemeen gevaar en een individueel gevaar voor de opgeëiste persoon vanwege de detentieomstandigheden in de gevangenis in Patras en omdat zich niet binnen een redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden zal voordoen. De berekening van de afmetingen van de cellen genoemd in de aanvullende informatie van 21 mei 2025 in combinatie met het gegeven dat sprake is van structurele overbevolking spreekt de informatie van 20 juni 2025 tegen dat de persoonlijke ruimte van opgeëiste persoon in de gevangenis in Patras niet onder de grens van 3 m2 komt. Dit levert een sterk vermoeden op dat cliënt daar onder onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden zal verblijven, wat niet kan worden weerlegd.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de aanvullende informatie van 20 juni 2025 de detentieomstandigheden geen beletsel vormen voor de overleveringsdetentie.

De rechtbank verwijst als eerst naar haar overwegingen in de tussenuitspraak van 11 juni 2025 ten aanzien van de detentieomstandigheden, die hier als herhaald en ingelast worden beschouwd en naar de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen voor de uitvaardigende autoriteit.

Op 20 juni 2025 heeft the Director of the Department of the Ministry of Citizen Protection Patras Detention Facility op de vragen van de rechtbank als volgt geantwoord:

• 08:00 – 12:00: Physical exercise, work, education, participation in programs, free time • 12:00: Meal distribution • 12:15: Midday cell and ward lockdown – Detainee count • 12:30 – 15:00: Midday rest • 15:00: Afternoon opening of the facility • 15:00 until half an hour before sunset: Physical exercise, work, education, participation in programs, free time

a. On December 31st until 00:30 of January 1st.

b. During official religious, national, and local holidays in the midday hours.

c. On heatwave days, when the temperature exceeds 36°C during midday hours.

d. During midday hours and for 1–2 hours beyond the designated night lockdown time when special heatwave measures are implemented by the State.

Op grond van het hiervoor gegeven antwoord stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon een persoonlijke ruimte zal hebben van minimaal 3 m2 en dat ook in geval van overbevolking de persoonlijke ruimte niet onder die grens zal komen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit het antwoord onder 6 volgt dat geen sprake is van verzwarende omstandigheden waardoor alsnog een algemeen gevaar zou moeten worden aangenomen bij 3 m2 persoonlijke ruimte. De detentieomstandigheden in de gevangenis in Patras vormen dus geen beletsel voor de overlevering.

5 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6 Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Public Prosecutor's Office at the Court of Appeal of Athens (Griekenland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Biçer, voorzitter, mrs. J.G. Vegter en A.L. op ‘t Hoog, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. C.W. van der Hoek en G.S. Haas, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 juli 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

ECLI:NL:RBAMS:2025:3939.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

ECLI:NL:RBAMS:2025:3939.