Uitspraak inhoud

vonnis

Afdeling Privaatrecht

verzoek tot homologatie van een akkoord

rekestnummer: C/13/752498 FT RK 24.601

uitspraakdatum: 19 juli 2024

Vonnis op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 383 lid 1 Faillissementswet (Fw) in de besloten akkoordprocedure buiten faillissement, van:

de besloten vennootschap [verzoekster] B.V., statutair gevestigd te Amsterdam, ingeschreven bij de kamer van Koophandel onder nummer [KVK nummer] , hierna te noemen: [verzoekster] , advocaten: mrs. E.C. Bos en G.J.C. Wessels.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:

  • de startverklaring ex artikel 370 lid 3 Fw, gedeponeerd op 1 november 2023 bij de rechtbank Amsterdam;

  • het stemverslag ex artikel 382 Fw, gedeponeerd bij de rechtbank Amsterdam op 6 juni 2024;

  • het verzoekschrift met bijlagen van 17 juni 2024 van [verzoekster] ex artikel 383 lid 1 Fw;

  • de beschikking van 27 juni 2024, dagbepaling behandeling homologatie en aanstelling observator;

  • een brief van 28 juni 2024 van mr. G.J.C. Wessels met aanvullende producties;

  • een e-mail van 28 juni 2024 van mr. E. Bos met bijlage;

  • de zienswijze van de observator van 2 juli 2024;

  • de spreekaantekeningen van mr. E. Bos zijdens [verzoekster] .

1.2. [verzoekster] heeft deze rechtbank verzocht kennis te nemen van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek van [KVK nummer] B.V. (hierna: [KVK nummer] ) en deze verzoeken ex artikel 369 lid 8 gezamenlijk te behandelen, gelet op het feit dat [verzoekster] en [KVK nummer] een groep vormen in de zin van artikel 2:24b BW.

1.3. De belanghebbenden zijn opgeroepen voor de zitting.

1.4. Het verzoek is op 5 juli 2024 middels een online videoverbinding in raadkamer behandeld en nader toegelicht. Daarbij zijn via een online videoverbinding verschenen:

  • mrs. G.J.C. Wessels en E.C. Bos voornoemd;

  • de heren [naam 1] en [naam 2] , bestuurders van [verzoekster] ;

  • de heren [naam 3] en [naam 4] , namens [naam 9] ;

  • de heer [naam 5] , namens [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] );

  • mevrouw [naam 6] , namens [bedrijf 2] B.V. (Hierna: [bedrijf 2] )

  • de heren [naam 7] en [naam 8] , namens [bedrijf 3] U.A. (hierna: [bedrijf 3] ).

1.5. De rechtbank merkt allereerst het volgende op. Hoewel de keuze om de onderhavige akkoorden, gelet op de nauwe samenhang en verbondenheid, in één verzoek in te dienen een begrijpelijke is, maakt de onoverzichtelijke wijze waarop het verzoek is ingericht dat de beoordeling voor de rechtbank meer complex en minder overzichtelijk wordt. De rechtbank geeft de voorkeur aan indiening van een afzonderlijk verzoek per aangeboden akkoord waarin per entiteit onder andere wordt uiteengezet wat de schuldenlast is en wat aan de betreffende schuldeisers wordt uitgekeerd. Gelet op de voornoemde samenhang en de toelichting ter zitting zal de rechtbank hier – voor nu – geen consequenties aan verbinden.

1.6. De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2 De feiten

2.1. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten.

2.2. [verzoekster] maakt deel uit van de [KVK nummer] groep (hierna: de groep) die actief is in de groothandel, import en verkoop van [goederen] en aanverwante artikelen aan hoofdzakelijk consumenten. [verzoekster] is de topholding van deze groep. [verzoekster] houdt 100% van de aandelen in [bedrijf 4] B.V. [bedrijf 4] B.V. is op haar beurt 100% aandeelhouder van 22 werkmaatschappijen, waaronder [KVK nummer] .

2.3. [verzoekster] is door (i) een sterk gedaald consumentenvertrouwen en daling van de koopkracht, (ii) prijsdruk als gevolg van voorraadtoename in de markt geraakt; terwijl (iii) [KVK nummer] beschikt over een (te) grote voorraad en (iv) een te hoge schuldenlast geconfronteerd met liquiditeitsproblemen. Het (indirect) bestuur van [verzoekster] heeft deze situatie onderkend en heeft maatregelen getroffen, onder andere door inschakeling van financieel adviseur [naam 9] (hierna: [naam 9] ). Daarnaast heeft [verzoekster] commerciële wijzigingen doorgevoerd en is zij diverse herstructureringsmaatregelen gestart. Zo is de verkoopprijs aangepast naar het lagere prijsniveau in de markt, is getracht de hoge voorraadpositie hiermee te laten afnemen en is de openstaande portfolio met de belangrijkste leverancier heronderhandeld. Daarnaast zijn diverse kostenbesparende maatregelen genomen en is het personeelsbestand teruggebracht met circa 20%. Van de thans 19 verkooplocaties sluiten in de eerste helft van 2024 nog vier filialen hun deuren. Desondanks heeft de groep een dermate hoge schuldenlast dat voor de continuïteit een drastische schuldreductie noodzakelijk is. Uit de door [naam 9] gemaakte analyse van de groep is gebleken dat de groep in de kern levensvatbaar is en een WHOA-akkoord het meest opportuun om een benodigde herstructurering tot stand te brengen.

2.4. Indien niet tot een succesvolle sanering binnen [verzoekster] wordt gekomen, zal dat op korte termijn onvermijdelijk tot het faillissement van de groep leiden. Een faillissement van de groep leidt tot aanzienlijke schade voor alle stakeholders. Voor de concurrente schuldeisers in het bijzonder betekent een faillissement vanwege de zekerhedenpositie van [de bank] en [de bank] en het wettelijke voorrecht van de Belastingdienst met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat er geen enkele betaling op uitstaande vorderingen zal plaatsvinden. De schuldeisers ontvangen in de WHOA een hogere uitkering dan zij in een faillissement zouden ontvangen.

2.5. [verzoekster] , [KVK nummer] en [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ) zijn elk overgegaan tot het aanbieden van een akkoord, welke akkoorden zijn samengevoegd in een gezamenlijk document. Uit het stemverslag van [bedrijf 5] volgt dat alle schuldeisers in dat akkoord hebben ingestemd met het akkoord. Om die reden hoeft voor [bedrijf 5] geen homologatieverzoek ingediend te worden.

2.6. [KVK nummer] biedt voorts een groepsakkoord aan ten behoeve van [verzoekster] , [bedrijf 5] en de volgende entiteiten: [bedrijf 4] B.V., [bedrijf 6] B.V., [KVK nummer] I B.V., [KVK nummer] II B.V., [KVK nummer] III B.V., [KVK nummer] IV B.V., [KVK nummer] V B.V., [KVK nummer] VI B.V., [KVK nummer] VII B.V., [KVK nummer] VIII B.V., [KVK nummer] IX B.V., [KVK nummer] X B.V., [KVK nummer] XI B.V., [KVK nummer] XII B.V., [KVK nummer] XIII B.V., [KVK nummer] XIV B.V., [KVK nummer] XV B.V., [KVK nummer] XVI B.V., [KVK nummer] XVII B.V., [KVK nummer] XVIII B.V. en [KVK nummer] XIX B.V. (hierna tezamen met [verzoekster] en [bedrijf 5] : de [KVK nummer] Groepsentiteiten), vanwege hun hoofdelijke verbondenheid voor de financiering van [de bank] en [de bank] , en voor fiscale schulden (vanuit een fiscale eenheid VPB en/of BTW).

3 Het verzoek

3.1. [verzoekster] heeft – nadat zij een conceptakkoord heeft voorgelegd aan de schuldeisers - op 16 mei 2024 het definitieve akkoord aangeboden.

3.2. [verzoekster] heeft de (vorderingen van de) stemgerechtigden ingedeeld in de volgende klassen: Klasse I: schuldeiser met een bijzonder wettelijk voorrecht (Belastingdienst); Klasse II: concurrente schuldeisers. Deze klasse bestaat uit de concurrente schuldeisers [bedrijf 1] en [bedrijf 2] die op grond van de [naam lening 1] leningen hebben verstrekt. Deze leningen zijn achtergesteld bij de vorderingen van de [de bank] en [de bank] (hierna: [naam lening 1] ) maar in rang gelijk aan de andere concurrente schuldeisers. Tot zekerheid tot nakoming van hetgeen [verzoekster] aan [de bank] verschuldigd is, zijn de vorderingen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] op [verzoekster] uit hoofde van de [naam lening 1] openbaar aan [de bank] verpand. [de bank] is als economisch gerechtigde pandhouder bevoegd om over het aanbod te stemmen; Klasse III: (niet verpande) vorderingen van aandeelhouders. [bedrijf 3] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] hebben alle drie een [naam lening 2] loan (hierna [naam lening 2] ) vertrekt aan [verzoekster] Klasse IV: aandeelhouders.

Het aangeboden akkoord houdt het volgende in:

  • Klasse I: De Belastingdienst ontvangt van haar totale vordering op [verzoekster] uit hoofde van loonheffingen van € 11.554,= een uitkering in geld ter hoogte van 10% op de openstaande vordering.

  • Klasse II: Het aanbod bestaat uit een gezamenlijke uitkering in geld ter hoogte van € 400.000,= op de openstaande vorderingen inclusief PIK-rente op die vorderingen. Voorgaande betekent dat [de bank] € 400.000,= ontvangt tegen kwijting van de [naam lening 1] .

  • Klasse III: Het aanbod uit hoofde van de [naam lening 2] ’s is een uitkering in geld ter hoogte van 10% op de openstaande vordering.

  • Klasse IV: De huidige aandelen zijn gezien de vereffeningswaarde van de groep waardeloos. Het aanbod aan elke huidige aandeelhouder van [verzoekster] is dat de aandelen die door de betrokken aandeelhouder worden gehouden, op grond van het akkoord en in samenhang met artikel 2:208 lid 2 slotzin BW worden ingetrokken.

3.3. De stemgerechtigden konden van donderdag 16 mei 2024 tot en met zondag 2 juni 2024 te 23.59 uur stemmen.

3.4. [verzoekster] heeft het stemverslag op 6 juni 2024 op de griffie van de rechtbank gedeponeerd.

3.5. De uitslag van de stemming is als volgt.

  • Alle klassen hebben voorgestemd, waarbij in de klasse van aandeelhouders één aandeelhouder ( [bedrijf 1] ) tegen heeft gestemd en één aandeelhouder ( [bedrijf 2] ) heeft gestemd buiten de stemtermijn.

3.6. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] (hierna gezamenlijk: de Minderheidsaandeelhouders) hebben in het geval van faillissement geen enkele positie. Ten aanzien van de Minderheidsaandeelhouders geldt bovendien dat zij los van de wettelijke rangorde, ook structureel zijn achtergesteld doordat zij in een faillissement pas aanspraak kunnen maken op een uitkering in het geval uit de faillissementen van de dochtervennootschappen en [bedrijf 4] BV een uitkering zou volgen. Dit scenario is hoogst onwaarschijnlijk.

[verzoekster] stelt dat de bescherming van de afwijzingsgronden van de WHOA haar doel voorbij zou schieten wanneer in een situatie als de onderhavige, waarin het overgrote gedeelte van de crediteuren voor het akkoord heeft gestemd, de Minderheidsaandeelhouders een succesvolle herstructurering zouden kunnen blokkeren zonder een positie te hebben. Gelet op het voorgaande dient de rechtbank naar de mening van [verzoekster] terughoudend te zijn in te toetsing van de algemene afwijzingsgronden.

3.7. In het geval de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de stem van [bedrijf 2] wel meegenomen dient te worden, is sprake van een tegenstemmende klasse in het akkoord van [verzoekster] en dient een observator benoemd te worden ex artikel 383 lid 4 Fw.

3.8. [verzoekster] verkeert in de in artikel 370 lid 1 Fw bedoelde toestand. Uit de doorrekening van [naam 9] blijkt dat na een succesvolle herstructurering door middel van het akkoord [verzoekster] weer levensvatbaar is en ook richting de toekomst in staat zal zijn om haar schulden weer te voldoen. Wanneer de herstructurering echter niet succesvol zal zijn, zal [verzoekster] niet in staat zijn om aan haar oude lopende verplichtingen te voldoen, bestaat geen realistisch toekomstperspectief en zal dat op korte termijn onvermijdelijk tot het faillissement van [verzoekster] leiden. Om deze redenen bevindt [verzoekster] zich bij uitstek in de pre-insolventietoestand. [verzoekster] heeft in het verleden aangetoond een groeiende onderneming met toekomstperspectief te zijn en kan dit na herstructurering weer zijn, maar zij gaat op dit moment gebukt onder een in het verleden ontstane schuldenlast als gevolg van (grotendeels) buiten haar liggende omstandigheden.

3.9. Bij het akkoord heeft [verzoekster] alle benodigde informatie op grond van artikel 375 Fw gevoegd, zijn de klassen ingedeeld op basis van de wettelijke rangorde en de rechten die elk van de schuldeisers zou hebben in geval van faillissement. Verder is ook met de stemtermijn van 18 dagen ruimschoots voldaan aan het bepaalde in artikel 381 Fw. Met geen van de schuldeisers bestaat discussie over de hoogte van de vordering waarvoor zij zijn meegenomen in het akkoord.

3.10. [verzoekster] heeft met het oog op het uitbetalen van de verschillende uitkeringen onder het akkoord aandeelhouder [bedrijf 3] bereid gevonden om in de financiering hiervan te voorzien. Gebleken is dat de door [naam 9] berekende (geconsolideerde) reorganisatiewaarde niet realiseerbaar is. Geen partij bleek bereid deze reorganisatiewaarde te betalen. De akkoordfinanciering (hierna: de financiering) bedraagt in totaal tussen € 2.300.000,= en € 2.400,000,= en is door [bedrijf 3] al voor een deel, namelijk € 1.400.000,=, ter beschikking gesteld zodat de groep in staat was om aan haar lopende verplichtingen te blijven voldoen gedurende het WHOA-traject. De financiering wordt overgedragen door [bedrijf 3] aan [bedrijf 7] B.V. (hierna: [bedrijf 7] ), een nieuw door [bedrijf 3] op te richten vennootschap, en wordt daarna voor 80% omgezet in een achtergestelde financiering verstrekt door [bedrijf 7] aan [verzoekster] . Voor de overige 20% wordt de financiering omgezet in aandelenkapitaal. Naast deze financiering heeft [bedrijf 3] op 26 januari 2024 aan [verzoekster] nogmaals een storting van € 200.000,= gedaan en heeft zij op 21 februari 2024 nog een keer € 100.000,= gestort. Deze gelden zijn inmiddels terugbetaald. Op het moment dat het akkoord wordt gehomologeerd zal de financiering beschikbaar komen voor [verzoekster] , waarna tot uitbetaling zal worden overgegaan. [verzoekster] is in het kader van de financiering van het akkoord niet voornemens een financiering of transactie aan te gaan welke niet noodzakelijk is voor het akkoord of waardoor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers worden geschaad. Slechts in het geval van totstandkoming van het akkoord zal een nieuwe financiering tot stand komen met [bedrijf 3] .

3.11. Zowel de voorschotnota als de einddeclaratie van de observator is reeds voor de behandeling volledig voldaan.

3.12. [verzoekster] verzoekt de rechtbank het akkoord te homologeren. Zij stelt dat geen van de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw zich voordoet.

4 Zienswijze Observator

4.1. De observator heeft – na gesproken te hebben met (de gemachtigden van) [verzoekster] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] - schriftelijk haar zienswijze uitgebracht. Deze zienswijze komt – samengevat en voor zover relevant – op het volgende neer. De deadline van de stemtermijn van 2 juni 2024 te 23.59 uur was voor iedereen duidelijk. [verzoekster] heeft deze deadline meermaals gecommuniceerd en er is – voorafgaand aan deze deadline – op geen enkele wijze de suggestie gewekt dat er een andere, latere deadline zou zijn dan 2 juni 2024. Tegelijkertijd was óók voor alle partijen duidelijk dat mevrouw [naam 6] het [verzoekster] -akkoord namens [bedrijf 2] afwees. De vraag is of [verzoekster] – die ook haar eigen belang mag behartigen – actief mevrouw [naam 6] had moeten wijzen op de mogelijke gevolgen van het niet volgen van de juiste vormvoorschriften en/of het te laat indienen van een stem. De observator geeft de rechtbank in overweging [verzoekster] een actieve(re) informatieverplichting op te leggen, met als gevolg dat het na de stemtermijn indienen van de schriftelijke stem door mevrouw [naam 6] voor rekening en risico van [verzoekster] komt. Dit levert naar het zich laat aanzien geen bezwaar op richting de andere schuldeisers nu [verzoekster] – steeds de zorgvuldigheid in acht nemend – in het stemverslag aan alle schuldeisers de mogelijke tegenstem van [bedrijf 2] reeds heeft genoemd.

5 Zienswijze [bedrijf 1] en [bedrijf 2]

5.1. De heer [naam 5] en mevrouw [naam 6] hebben via een e-mail van 5 juli 2024 schriftelijk hun zienswijze uitgebracht. Deze zienswijze komt – samengevat en voor zover relevant – op het volgende neer. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn het niet eens met het onderhavige WHOA-verzoek. Het perspectief van de [KVK nummer] -groep wordt bewust pessimistisch geschetst en een WHOA-procedure is niet noodzakelijk. Het WHOA-traject wordt door en in het belang van de meerderheidsaandeelhouder ingezet, om af te komen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] als minderheidsaandeelhouders en de door hen verstrekte (achtergestelde) leningen. Hier is de WHOA niet voor bedoeld. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] verzoeken de rechtbank dan ook om het WHOA-verzoek af te wijzen, danwel toe te wijzen, met de toevoeging van een anti-speculatiebeding. Ter zitting hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 2] aangegeven dat het hier gaat om een zienswijze en niet een verzoek tot afwijzing in de zin van artikel 384 lid 3 of lid 4 Fw.

6 De beoordeling

6.1. [verzoekster] heeft op de voet van artikel 369 lid 8 Fw aan deze rechtbank verzocht om kennis te nemen van zowel het onderhavige verzoek als het homologatieverzoek van [KVK nummer] . [verzoekster] en [KVK nummer] stellen in dat verband dat zij onderdeel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW.

6.2. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 369 lid 8 Fw eerst haar bevoegdheid vaststellen ten aanzien van het verzoek van [verzoekster] . [verzoekster] is statutair gevestigd te Amsterdam. Daarmee is de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en de relatieve bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam om haar verzoek te behandelen gegeven.

6.3. Zoals blijkt uit de gedeponeerde startverklaring en het verzoekschrift tot homologatie van het akkoord kiest [verzoekster] voor een besloten akkoordprocedure. Deze keuze ligt hiermee voor de gehele duur van de akkoordprocedure vast.

Ontvankelijkheid

6.4. Volgens artikel 383 lid 1 Fw kan de schuldenaar de rechtbank schriftelijk verzoeken om homologatie van het akkoord als tenminste één klasse van schuldeisers met het akkoord heeft ingestemd. Als het akkoord een wijziging omvat van rechten van schuldeisers met een vordering die bij een vereffening van het vermogen van de schuldenaar in faillissement naar verwachting geheel of tenminste gedeeltelijk kan worden voldaan, dient die ene klasse te bestaan uit schuldeisers die vallen binnen deze categorie schuldeiser. Aan dit vereiste is voldaan, zodat [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek tot homologatie.

Tussen [verzoekster] en [bedrijf 2] is discussie ontstaan of de door [bedrijf 2] na het verstrijken van de stemtermijn uitgebrachte (tegen)stem tijdig is uitgebracht. Indien deze stem toch als een tijdig uitgebrachte stem is aan te merken, zou sprake zijn van een tegenstemmende klasse. Teneinde hier duidelijkheid over te verkrijgen heeft de rechtbank bij beschikking van 27 juni 2024 een observator aangesteld om haar hierover te adviseren. In haar advies heeft de observator geconcludeerd dat de stemtermijn van 2 juni 2024 te 23:59 uur voor alle stemgerechtigde schuldeisers duidelijk was.

De rechtbank is van oordeel dat de stem van [bedrijf 2] te laat is uitgebracht en dus niet mee telt voor het akkoord. De stemming geschiedt per klasse en op een wijze zoals bepaald door de schuldenaar (art. 381 lid 6 Fw). Bij het bepalen van de stemuitslag na het verloop van de termijn wordt alleen rekening gehouden met daadwerkelijk uitgebrachte stemmen. In gevolge het bepaalde in artikel 382 Fw dient de schuldenaar hiervan een verslag op te stellen en dit ter kennis te brengen van de stemgerechtigde schuldeisers en aandeelhouders. Op basis van dit verslag kunnen schuldeisers hun positie bepalen met betrekking tot de homologatie. Gelet op deze doelstelling van het verslag, namelijk het geven van inzicht, laat de wet het niet toe dat na sluiting van de stemming daarna uitgebrachte stemmen, zowel voor- als tegenstemmen, worden meegenomen bij het bepalen van de vereiste meerderheid voor de aanname van het akkoord. Dat na het verloop van deze deadline nog contact is geweest tussen [bedrijf 2] en de bestuurder van [verzoekster] betekent niet dat [bedrijf 2] er op mocht vertrouwen dat de stemtermijn was verlengd. Ook het feit dat zij in een eerder stadium mondeling al te kennen had gegeven waarschijnlijk tegen het akkoord te zullen stemmen, betekent evenmin dat de te laat uitgebrachte tegenstem daarom als nog als tijdig uitgebracht kan worden beschouwd. Dit betekent dat alle klassen voor aanneming van het akkoord hebben gestemd en derhalve geen sprake is van een tegenstemmende klasse ex artikel 383 lid 4 Fw.

Algemene afwijzingsgronden

6.5. Ingevolge artikel 384 lid 1 Fw wijst de rechtbank een verzoek tot homologatie toe, tenzij zich één of meer van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 384 lid 2 tot en met 4 Fw voordoet.

6.6. Omdat er geen stemgerechtigden zijn die op grond van lid 3 of lid 4 van artikel 384 Fw een verzoek tot afwijzing hebben gedaan, zal de rechtbank het akkoord alleen toetsen aan de algemene afwijzingsgronden van artikel 384 lid 2 Fw.

6.7. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van [verzoekster] sprake is van een toestand van dreigende insolventie. [verzoekster] heeft haar toestand toegelicht en onderbouwd, onder meer door overlegging van het rapport van [naam 9] en een actuele staat van baten en lasten, waarin onder andere verslag wordt gedaan van de huidige financiële positie van [verzoekster] en van haar huidige geprognosticeerde liquiditeit. De rechtbank concludeert op basis van deze gegevens dat [verzoekster] in de toestand verkeert waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan. [verzoekster] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij financieel niet in staat is om haar schulden te voldoen indien de beoogde herstructurering niet tot stand komt.

6.8. Ook voor het overige zijn er geen algemene afwijzingsgronden. Het akkoord met bijlagen en de toelichting daarop bevat de in de wet voorgeschreven informatie en bevat voorts de informatie die de stemgerechtigden nodig hebben om zich daarover een geïnformeerd oordeel te kunnen vormen. De stemgerechtigden zijn in de gelegenheid gesteld hun commentaar op het concept akkoord kenbaar te maken. De stemgerechtigden zijn op de juiste wijze in kennis gesteld van het akkoord en de beschikking dagbepaling behandeling homologatieverzoek en aanstelling observator. De stemgerechtigden hebben voldoende bedenktijd gehad. De in het akkoord gehanteerde klassenindeling voldoet aan de vereisten van artikel 374 Fw. De stemgerechtigden zijn voor de juiste bedragen toegelaten tot de stemming, althans geen van de stemgerechtigden heeft daartegen bezwaar gemaakt. Ten aanzien van de nakoming van het akkoord overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel uit de stukken op voorhand niet helemaal duidelijk is geworden hoe de nakoming van het akkoord per entiteit wordt vormgegeven, is de rechtbank na een toelichting ter zitting voldoende overtuigd geraakt dat er voldoende financiering beschikbaar is om de uitkeringen zoals aangeboden onder het akkoord te kunnen verrichten. Gebleken is dat [bedrijf 3] bereid is het akkoord te financieren in de vorm van een achtergestelde financiering en omzetting in aandelenkapitaal.

6.9. Van de nieuwe financiering die [verzoekster] in het kader van het WHOA-traject heeft aangetrokken bij [bedrijf 3] is een bedrag van circa € 1.000.000,= noodzakelijk voor de uitvoering van het akkoord. Dit deel van de financiering is aan te merken als financiering in de zin van artikel 384 lid 2 f onder 1 van de Faillissementswet. Redelijkerwijs aannemelijk is dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierdoor niet wezenlijk worden geschaad, nu deze financiering deels als achtergestelde lening wordt verstrekt en deels wordt omgezet in aandelenkapitaal. Bovendien is [verzoekster] zonder deze financiering niet in staat een akkoord aan te bieden en zullen de gezamenlijke schuldeisers in geval van een akkoord meer ontvangen dan ingeval van een faillissement. De nieuwe financiering is derhalve noodzakelijk voor de uitvoering van het akkoord en niet te beschouwen als een nieuwe financiering ten nadele van de schuldeisers.

6.10. Er zijn voorts geen redenen om aan te nemen dat het akkoord door bedrog, door begunstiging van één of meer stemgerechtigden of met behulp van andere oneerlijke middelen tot stand is gekomen. Tot slot zijn er ook geen andere redenen die zich tegen goedkeuring van de akkoorden verzetten.

6.11. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de rechtbank het homologatieverzoek zal toewijzen.

6.12. Het salaris van de observator is reeds volledig voldaan.

7 De beslissing

De rechtbank:

  • homologeert het door [verzoekster] aangeboden akkoord.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. de Vos, voorzitter, mr. C.A.M. de Bruijn en mr. C.G.E. Prenger, rechters, en in aanwezigheid van F.T.M. Bruning, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.