Arrest inhoud

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer25/02474 Zitting 26 september 2025

CONCLUSIE

B.J. Drijber

In de zaak van

[betrokkene], hierna: betrokkene, advocaat: G.E.M. Later,

tegen

de officier van justitie in het arrondissementsparket Oost-Nederland, hierna: de officier van justitie, niet verschenen.

1 Inleiding en samenvatting

1.1 In deze Wvggz-zaak heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. De bijgevoegde medische verklaring vermeldt dat de onafhankelijk psychiater betrokkene heeft gesproken met behulp van een Somalisch sprekende tolk. Betrokkene stelt zich echter op het standpunt dat hij die taal niet machtig is: hij komt uit Afghanistan en spreekt Dari.

1.2 Mijns inziens kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. De behandeling van de zaak ter zitting gaf alle aanleiding om te twijfelen aan de bruikbaarheid van de medische verklaring, nu zowel de medische verklaring als de mondelinge behandeling de vraag doet rijzen of het onderzoek van betrokkene door de onafhankelijk psychiater wel heeft plaatsgevonden in een voor betrokkene begrijpelijke taal. Ook als de wens van betrokkene om gebruik te maken van een tolk in de Somalische taal te wijten zou zijn aan gedesorganiseerd denken van betrokkene, zegt dat niets over de vraag of de onafhankelijk psychiater en betrokkene in staat waren om op zodanige wijze met elkaar te communiceren dat de psychiater een goed beeld van de betrokkene kon krijgen. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is het oordeel van de rechtbank onvoldoende begrijpelijk.

1.3 Voorts klaagt betrokkene – eveneens terecht – dat de rechtbank niet een zorgmachtiging kon verlenen voor een langere duur dan zes maanden, omdat de lopende machtiging reeds was vervallen en aldus geen sprake was van een aansluitende zorgmachtiging.

2 Feiten en procesverloop

2.1 Ten aanzien van betrokkene zijn sinds 2020 diverse crisismaatregelen getroffen en zorgmachtigingen verleend. De huidige en thans bestreden beschikking tot verlening van een zorgmachtiging is voorafgegaan door een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, afgegeven op 14 november 2024.

2.2 Bij verzoekschrift, binnengekomen op 4 april 2025, heeft de officier van justitie de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de rechtbank) verzocht om ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging te verlenen, voor de duur van twaalf maanden voor verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder insluiten en opnemen in een accommodatie.

2.3 Bij het verzoekschrift zijn onder meer overgelegd:

  • het zorgplan van 24 maart 2025;
  • de zorgkaart van 24 maart 2025;
  • de medische verklaring van 28 maart 2025, opgesteld door een onafhankelijk psychiater; en
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 28 maart 2025.

2.4 De medische verklaring vermeldt onder meer:

4. Psychiatrisch onderzoek

a. Datum en tijdstip van het onderzoek van betrokkene: 25-3-2025 om 16.35 uur met een Somalisch sprekende tolk.

b. Wat zijn uw bevindingen inzake de actuele psychische gezondheidstoestand van betrokkene? (Vermeld ook evt. andere bronnen) Betrokkene zegt dat het nu redelijk gaat. Hij vertelt stress te hebben, veel gedachten in zijn hoofd, negatieve gedachten, over zijn toekomst. Hij heeft geen last van stemmen. Hij heeft de afgelopen 3 dagen iedere dag 2 biertjes gedronken. Hij wil terugkeren naar Somalie. Hij is alleen in Nederland. Zijn vader en moeder wonen in Somalie. Hij heeft ze gisteren nog gesproken. Betrokkene gaf bij aanvang van het gesprek aan een Somalisch sprekende tolk te willen, terwijl hij een half jaar geleden bij een eerdere beoordeling met ondergetekende met een Dari-sprekende tolk is gesproken. Het lijkt erop dat betrokkene zaken door elkaar haalt in het kader van gedesorganiseerd denken.

Alles bij elkaar is er sprake van gedesorganiseerd denken bij een jongeman, die bekend is met schizofrenie en recent alcoholgebruik.

c. Welke hulpvraag formuleert betrokkene? Betrokkene zegt dat hij wil terugkeren naar Somalie.”

2.5 De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 7 mei 2025 bij de accommodatie waar betrokkene verblijft, te weten [verblijfplaats]. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.[1] Gehoord zijn betrokkene (door tussenkomst van een tolk in de taal Dari), zijn advocaat en een GZ-psycholoog (die ook als (waarnemend) zorgverantwoordelijke het zorgplan en de zorgkaart heeft ondertekend).

2.6 Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank uitspraak gedaan. De rechtbank heeft ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging voor alle verzochte vormen van verplichte zorg verleend voor de duur van twaalf maanden minus twaalf dagen, geldend tot en met uiterlijk 25 april 2026. De mondelinge uitspraak van 7 mei 2025 is schriftelijk uitgewerkt op 9 mei 2025 (hierna: de bestreden beschikking).[2]

2.7 In de bestreden beschikking overweegt de rechtbank onder meer als volgt (mijn onderstrepingen, ook in citaten hierna):

“2.3 (…) De advocaat van betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische verklaring mogelijk ondeugdelijk is. In de medische verklaring staat vermeld dat de onafhankelijke psychiater betrokkene op 25 maart 2025 om 16:35 uur heeft gesproken met een Somalisch sprekende tolk. En onder punt 4.b staat vermeld dat betrokkene terug wil naar Somalië, waar zijn ouders ook wonen. Dit is onlogisch, omdat betrokkene niet uit Somalië komt en geen Somalisch spreekt. Ook kan hij zich geen gesprek met de onafhankelijke psychiater herinneren. Primair verzoekt de advocaat om de zorgmachtiging af te wijzen, omdat de medische verklaring niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Betrokkene wil terug naar het AZC en vindt de zorgmachtiging niet nodig. Subsidiair stelt de advocaat dat sprake is van termijnoverschrijding. Tussen de datum van ontvangst van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling zit meer dan drie weken. Daarom verzoekt de advocaat het aantal overschreden dagen in mindering te brengen op de duur van de zorgmachtiging. Tevens voert de advocaat verweer tegen een aantal vormen van verplichte zorg.

De GZ-psycholoog heeft desgevraagd toegelicht dat uit de medische verklaring blijkt dat de onafhankelijke psychiater op verzoek van betrokkene een Somalische tolk heeft geregeld. Op de afdeling wordt Dari met betrokkene gesproken. De gestelde diagnose en wilsonbekwaamheid worden door de GZ-psycholoog bevestigd en erkend. Betrokkene is meerdere keren gedwongen opgenomen geweest bij [verblijfplaats]. Bij een decompensatie is betrokkene gedesorganiseerd in zijn denken en onnavolgbaar in gesprek. Hij verkeert onder meer in de veronderstelling dat hij voor de NASA en de CIA werkt en een kind in Amerika te hebben.

De rechtbank heeft, anders dan de advocaat van betrokkene, geen redenen gevonden om te veronderstellen dat de medische verklaring niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen of anderszins ondeugdelijk zou zijn. De onafhankelijke psychiater heeft met betrokkene gesproken en op diens verzoek een tolk in de taal Somalisch geregeld. Het verzoek om een Somalische tolk (terwijl betrokkene een half jaar eerder met dezelfde psychiater heeft gesproken met behulp van een Dari-tolk), evenals de wens om terug te keren naar Somalië, wijdt de psychiater aan gedesorganiseerd denken, waardoor betrokkene vermoedelijk zaken door elkaar haalt.

Betrokkene heeft, blijkens de medische verklaring, een beperkte concentratieboog en denkcapaciteit. Bij een gesprek langer dan tien minuten wordt het teveel voor het denkvermogen, stagneert het denken en kan betrokkene niet echt meer goed antwoord geven. Betrokkene raakt snel overprikkeld en verliest dan het overzicht. Dat betrokkene zich de gang van zaken tijdens het gesprek met de psychiater niet kan herinneren acht de rechtbank, gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden, zeer wel voorstelbaar. De rechtbank ziet in de inhoud van de medische verklaring geen reden om het verzoek af te wijzen.

De GZ-psycholoog heeft ter zitting de in de medische verklaring gestelde diagnose, de wilsonbekwaamheid en het ernstig nadeel onderschreven.

(…)

2.9 Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De Officier van justitie heeft op 4 april 2025 een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging ingediend. De zitting en beslissing hebben niet plaatsgevonden binnen de in artikel 6:2 lid 1 aanhef en onder e van de Wvggz genoemde termijn. Gelet hierop zal de rechtbank, conform het verzoek van de advocaat, de duur van de machtiging verkorten met 12 dagen. De zorgmachtiging zal, in tegenstelling tot de verzochte duur van twaalf maanden, worden verleend voor de duur van twaalf maanden minus twaalf dagen, en geldt aldus tot en met 25 april 2026.”

2.8 Namens betrokkene is op 9 juli 2025 – tijdig – cassatieberoep ingesteld.

2.9 De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.

3 Bespreking van het cassatiemiddel

3.1 Het cassatiemiddel van betrokkene valt uiteen in twee onderdelen. Onderdeel I heeft betrekking op de duur van de verleende zorgmachtiging en strekt ten betoge dat de rechtbank geen zorgmachtiging kon verlenen voor een langere duur dan zes maanden. Onderdeel II stelt de bruikbaarheid van de medische verklaring aan de orde.

3.2 Ik zie aanleiding om eerst de klachten van onderdeel II te bespreken, nu dat onderdeel de meest vergaande strekking heeft.

Onderdeel II

3.3 Betrokkene klaagt dat rov. 2.3 van de bestreden beschikking onjuist althans onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd is. Volgens het onderdeel had de rechtbank het verzoek tot verlening van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene niet mogen toewijzen omdat de medische verklaring in dit geval niet aan de wettelijke vereiste voldoet, althans had de rechtbank nader onderzoek moeten doen naar de totstandkoming van de medische verklaring. Betrokkene heeft – zo hij al onderzocht is; hij herinnert zich dat niet – gelet op art. 5 lid 2 EVRM recht op een tolk in de taal die hij verstaat, namelijk het Dari. Een onderzoek gebaseerd op een gesprek met betrokkene in een taal die hij niet verstaat of spreekt, kan niet gebruikt worden voor een beslissing tot vrijheidsbeneming.

3.4 Mijns inziens slaagt het onderdeel, gelet op het volgende.

3.5 Het belang van de medische verklaring van een onafhankelijk psychiater in de procedure tot verlening van een zorgmachtiging, valt moeilijk te overschatten: ontbreekt een rechtsgeldige medische verklaring, dan kan de rechter geen zorgmachtiging verlenen.[3] Als uitgangspunt dient de onafhankelijk psychiater zijn onderzoek zó te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact (dus: in diens fysieke aanwezigheid) spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is, waarbij het bijvoorbeeld kan gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken.[4]

3.6 Art. 1:8 lid 1 Wvggz bepaalt dat een betrokkene bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg in een voor hem begrijpelijke taal wordt geïnformeerd. Art. 1:8 lid 2 Wvggz bepaalt dat een betrokkene, indien hij de Nederlandse taal niet beheerst, recht heeft op bijstand van een tolk voor zover de uitvoering van de verplichte zorg leidt tot vrijheidsbeneming. Deze bepalingen zijn ingevoerd naar aanleiding van onder andere art. 5 EVRM.[5]

3.7 In 2017 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of een recht bestaat op (kosteloze) bijstand van een tolk tijdens het psychiatrisch onderzoek voorafgaand aan het indienen van het verzoekschrift op grond van de Wet Bopz. De Hoge Raad overwoog:[6]

“3.4.1 Art. 5 lid 1 Wet Bopz bepaalt dat bij het verzoek aan de rechtbank om een voorlopige machtiging te verlenen, een verklaring wordt overgelegd van een niet bij de behandeling betrokken psychiater die de betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Indien de betrokkene reeds in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, moet worden overgelegd een verklaring van de geneesheer-directeur van dat ziekenhuis, waaruit blijkt dat hij de betrokkene kort tevoren heeft onderzocht of heeft doen onderzoeken. Noch art. 5 lid 1 Wet Bopz, noch enig ander voorschrift van de Wet Bopz bepaalt dat de betrokkene die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, recht heeft op bijstand van een tolk tijdens dit onderzoek.

3.4.2 In HR 20 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1495, NJ 2014/334, rov. 3.4, is overwogen dat uit art. 5 EVRM, dat mede betrekking heeft op vrijheidsbeneming op grond van de Wet Bopz, volgt dat de betrokkene in de zin van de Wet Bopz recht heeft op kosteloze bijstand van een tolk ter zitting, indien hij de taal waarin de mondelinge behandeling wordt gehouden, niet of onvoldoende beheerst. Deze uitspraak heeft geen betrekking op de fase van het onderzoek als bedoeld in art. 5 lid 1 Wet Bopz.

3.4.3 Gelet op het belang dat in het stelsel van de Wet Bopz toekomt aan het in art. 5 lid 1 Wet Bopz bedoelde onderzoek, dat wordt verricht met het oog op een voorgenomen vrijheidsbeneming, geldt dat ook dit onderzoek zoveel mogelijk dient plaats te vinden in een voor de betrokkene begrijpelijke taal. Voor de uitkomst van dit onderzoek is immers van belang dat de psychiater en de betrokkene in staat zijn op zodanige wijze met elkaar te communiceren dat de psychiater een goed beeld van de betrokkene kan krijgen. Het is aan de psychiater om daarop toe te zien. Dit kan onder omstandigheden meebrengen dat de psychiater zijn onderzoek dient te verrichten met bijstand van een tolk.

De psychiater die van oordeel is dat hij zijn onderzoek slechts kan verrichten met bijstand van een tolk, dient erop toe te zien dat een tolk wordt ingeschakeld.

Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden met bijstand van een tolk dan wel in een andere taal dan het Nederlands, dient daarvan melding te worden gemaakt in de geneeskundige verklaring.

3.4.4 Indien de geneeskundige verklaring dan wel de behandeling van de zaak ter zitting daartoe aanleiding geeft, dient de rechtbank, alvorens de verzochte machtiging te verlenen – zo nodig ambtshalve – vast te stellen dat het onderzoek als bedoeld in art. 5 lid 1 Wet Bopz heeft plaatsgevonden met inachtneming van de hiervoor in 3.4.3 bedoelde eisen.

3.8 Dat betekent overigens niet dat elk taalprobleem noopt tot het inschakelen van een tolk.[7] Zo werd het cassatieberoep in die zaak verworpen, omdat de rechtbank haar oordeel dat niet was vereist dat betrokkene tijdens het onderzoek werd bijgestaan door een tolk in de Poolse taal, mede kon doen steunen op de opmerking in de geneeskundige verklaring dat betrokkene tijdens het onderzoek is teruggevallen op haar moedertaal Pools en op de verklaring van de verpleegkundige ter zitting dat betrokkene de Nederlandse taal in enige mate beheerst.[8]

3.9 De waarborgen die de Hoge Raad in deze Bopz-zaak tot uitdrukking heeft gebracht, gelden onverkort onder Wvggz, zo meen ik.[9] Ook onder het stelsel van de Wvggz komt immers groot belang toe aan de medische verklaring die is opgesteld door de onafhankelijke psychiater.

3.10 Tegen deze achtergrond kan de bestreden beschikking niet in stand blijven. De behandeling van de zaak ter zitting gaf immers alle aanleiding om te betwijfelen of het onderzoek van betrokkene door de onafhankelijk psychiater wel heeft plaatsgevonden in een voor betrokkene begrijpelijke taal. De onafhankelijk psychiater vermeldt in de medische verklaring dat gesproken is met een Somalisch sprekende tolk,[10] en tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van betrokkene erop gewezen dat betrokkene niet uit Somalië komt en geen Somalisch spreekt,[11] wat strookt met de uitlating van de onafhankelijk psychiater in de medische verklaring dat zij elkaar een half jaar eerder nog spraken met een Dari sprekende tolk.[12] Ter zitting heeft ook de GZ-psycholoog verklaard dat zij altijd met een tolk Dari met betrokkene spreekt.[13] Dat lijkt mij voldoende aanleiding om de bruikbaarheid van de medische verklaring van de onafhankelijk psychiater in twijfel te trekken.

3.11 De rechtbank overweegt aan het slot van rov. 2.3 dat zij, anders dan de advocaat van betrokkene, geen redenen heeft gevonden om te veronderstellen dat de medische verklaring niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen of anderszins ondeugdelijk zou zijn. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt:

“De onafhankelijke psychiater heeft met betrokkene gesproken en op diens verzoek een tolk in de taal Somalisch geregeld. Het verzoek om een Somalische tolk (terwijl betrokkene een half jaar eerder met dezelfde psychiater heeft gesproken met behulp van een Dari-tolk), evenals de wens om terug te keren naar Somalië, wijdt de psychiater aan gedesorganiseerd denken, waardoor betrokkene vermoedelijk zaken door elkaar haalt.”

3.12 Mijns inziens kon de rechtbank hiermee in dit geval niet volstaan. De onafhankelijk psychiater heeft kennelijk aanleiding gezien om het onderzoek te verrichten met bijstand van een tolk. Op verzoek van betrokkene is gebruik gemaakt van een tolk in de Somalische taal, waarmee de onafhankelijk psychiater gehoor heeft gegeven aan een nogal wonderlijk verzoek: als gezegd blijkt uit niets dat betrokkene deze taal beheerst, terwijl de onafhankelijk psychiater eerder contact had met betrokkene via een Dari sprekende tolk (wat ook op de afdeling gebruikelijk is). Het moge zo zijn dat de wens van betrokkene om gebruik te maken van een tolk in de Somalische taal te wijten zou zijn aan gedesorganiseerd denken van betrokkene, maar dat zegt niets over de vraag of de onafhankelijk psychiater en betrokkene in staat waren om op zodanige wijze met elkaar te communiceren dat de psychiater een goed beeld van de betrokkene kon krijgen. Dat de rechtbank geen redenen ziet om te veronderstellen dat de medische verklaring op onzorgvuldige wijze tot stand zou zijn gekomen is daarom zonder nadere motivering, die ontbreekt, onvoldoende begrijpelijk.

3.13 De gang van zaken bij het psychiatrisch onderzoek roept bij mij wel enkele vragen op. Zo worden in de medische verklaring uitlatingen van betrokkene weergegeven. Dit wijst erop dat er bij het medisch onderzoek verbale communicatie met betrokkene heeft plaatsgevonden, al dan niet met behulp van de aanwezige tolk. Of betrokkene wellicht (enig) Nederlands (of Engels) begrijpt, is niet door de rechtbank vastgesteld.[14] In dat opzicht verschilt deze zaak feitelijk van de in 3.7 aangehaalde Bopz-zaak. Daar verklaarde de verpleegkundige ter zitting dat betrokkene de Nederlandse taal in enige mate beheerst, op welke verklaring de rechtbank zijn oordeel in die zaak mede kon doen steunen (zie 3.8).

3.14 Het voorgaande betekent dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. Het motiveringsgebrek laat zich niet herstellen na vernietiging en terugwijzing; inzicht in de actuele gezondheidssituatie van betrokkene vereist een nieuwe medische verklaring.

Onderdeel I

3.15 Onderdeel I stelt de duur van de verleende zorgmachtiging aan de orde. Geklaagd wordt dat rov. 2.9 onjuist althans onbegrijpelijk althans onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd is.

3.16 De motiveringsklachten worden in het geheel niet toegelicht en voldoen niet aan de eisen van art. 426a lid 2 Rv.

3.17 De rechtsklacht slaagt. Betrokkene wijst terecht erop dat ten tijde van de bestreden beschikking de daaraan voorafgaande zorgmachtiging reeds was vervallen,[15] zodat geen sprake is van een aansluitende zorgmachtiging (in de zin van art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz). De rechtbank kon zodoende geen zorgmachtiging verlenen voor een langere duur dan zes maanden (art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz).[16] Dat de advocaat van betrokkene in feitelijke instantie dit niet naar voren heeft gebracht maar daarentegen heeft verzocht om de termijn van twaalf maanden te verkorten met de duur van de overschrijding van de beslistermijn (te weten: twaalf dagen), waarbij de rechtbank aansluiting heeft gezocht, maakt dit niet anders.[17]

3.18 In dit geval kan de Hoge Raad de zaak niet zelf afdoen door de duur van de verleende zorgmachtiging alsnog te beperken tot zes maanden,[18] gelet op het slagen van onderdeel II.

4 Conclusie

De conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking van 7 mei 2025 van de rechtbank Overijssel, zp. Zwolle, en tot terugwijzing van de zaak naar die rechtbank.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden

A-G

Van het proces-verbaal ontbreekt p. 4 in het procesdossier dat in cassatie is overgelegd.

Rb. Overijssel, zp. Zwolle 7 mei 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5322. Bij herstelbeschikking van 8 juli 2025 is de bestreden beschikking verbeterd, daar waar het verschrijvingen betreft in de voornamen van betrokkene.

Zie bijv. HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546, NJ2024/324.

Zie bijv. HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:663, NJ2023/262, m.nt. J. Legemaate, rov. 3.2.

Aldus HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:520, NJ2024/138, rov. 3.2, onder verwijzing naar Kamerstukken II2009/10, 32 399, nr. 3, p. 32-33.

HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165, NJ2017/100, JVggz 2017/14, m.nt. W.J.A.M Dijkers.

Aldus ook W.J.A.M Dijkers in punt 3 van zijn noot in JVggz2017/14 bij HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165.

HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165, NJ2017/100, rov. 3.2.2 en 3.5.

Zie ook R.B.M. Keurentjes, De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Handleiding voor de praktijk, Den Haag: Sdu 2023, par. 5.9.1, p. 64, en de redactionele noot in JGZ2023/13 bij Rb. Haarlem 21 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11641.

Medische verklaring, p. 1-2, rubriek 4.a.

Proces-verbaal, p. 2.

Medische verklaring, p. 2, rubriek 4.b.

Proces-verbaal, p. 2.

Op de zorgkaart (productie 7) staan enkele handgeschreven zinnen in het Engels.

Het verzoek van de officier van justitie dateert van 4 april 2025; op grond van art. 6:6 lid 2 jo. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz verviel drie weken later de lopende zorgmachtiging (die voor zes maanden was verleend). Dat betekent dat de lopende zorgmachtiging reeds was vervallen ten tijde van de bestreden beschikking.

Zie bijv. HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1811, RvdW2025/58.

Vgl. ook HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:86, JGz2025/17, m.nt. R.B.M. Keurentjes (referteverklaring van betrokkene ter zitting, na verstrijken beslistermijn), en HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1811, RvdW2025/58 (verzoek tijdig in behandeling genomen, aanhouding op uitdrukkelijk verzoek betrokkene die niet in belangen is geschaad). Zie bijv. ook HR 8 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1724, NJ2024/7, JGz2024/5, m.nt. W.J.A.M. Dijkers, over de korte beslistermijn van drie dagen uit art. 7:8 lid 3 Wvggz bij een verzoek om een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel.

Zoals bijv. is gebeurd in HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:86, JGz2025/17, m.nt. R.B.M. Keurentjes en nog recenter in HR 19 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1321.


Voetnoten

Van het proces-verbaal ontbreekt p. 4 in het procesdossier dat in cassatie is overgelegd.

Rb. Overijssel, zp. Zwolle 7 mei 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:5322. Bij herstelbeschikking van 8 juli 2025 is de bestreden beschikking verbeterd, daar waar het verschrijvingen betreft in de voornamen van betrokkene.

Zie bijv. HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1546, NJ2024/324.

Zie bijv. HR 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:663, NJ2023/262, m.nt. J. Legemaate, rov. 3.2.

Aldus HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:520, NJ2024/138, rov. 3.2, onder verwijzing naar Kamerstukken II2009/10, 32 399, nr. 3, p. 32-33.

HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165, NJ2017/100, JVggz 2017/14, m.nt. W.J.A.M Dijkers.

Aldus ook W.J.A.M Dijkers in punt 3 van zijn noot in JVggz2017/14 bij HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165.

HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:165, NJ2017/100, rov. 3.2.2 en 3.5.

Zie ook R.B.M. Keurentjes, De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Handleiding voor de praktijk, Den Haag: Sdu 2023, par. 5.9.1, p. 64, en de redactionele noot in JGZ2023/13 bij Rb. Haarlem 21 december 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11641.

Medische verklaring, p. 1-2, rubriek 4.a.

Proces-verbaal, p. 2.

Medische verklaring, p. 2, rubriek 4.b.

Proces-verbaal, p. 2.

Op de zorgkaart (productie 7) staan enkele handgeschreven zinnen in het Engels.

Het verzoek van de officier van justitie dateert van 4 april 2025; op grond van art. 6:6 lid 2 jo. 6:2 lid 1, aanhef en onder e, Wvggz verviel drie weken later de lopende zorgmachtiging (die voor zes maanden was verleend). Dat betekent dat de lopende zorgmachtiging reeds was vervallen ten tijde van de bestreden beschikking.

Zie bijv. HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1811, RvdW2025/58.

Vgl. ook HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:86, JGz2025/17, m.nt. R.B.M. Keurentjes (referteverklaring van betrokkene ter zitting, na verstrijken beslistermijn), en HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1811, RvdW2025/58 (verzoek tijdig in behandeling genomen, aanhouding op uitdrukkelijk verzoek betrokkene die niet in belangen is geschaad). Zie bijv. ook HR 8 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1724, NJ2024/7, JGz2024/5, m.nt. W.J.A.M. Dijkers, over de korte beslistermijn van drie dagen uit art. 7:8 lid 3 Wvggz bij een verzoek om een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel.

Zoals bijv. is gebeurd in HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:86, JGz2025/17, m.nt. R.B.M. Keurentjes en nog recenter in HR 19 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1321.