ECLI:NL:PHR:2024:1112 - Parket bij de Hoge Raad - 4 november 2024
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04782 Zitting 5 november 2024
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, hierna: de verdachte.
1 Inleiding
1.1 De verdachte is bij arrest van 16 december 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens “medeplegen van opzetheling” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden, met aftrek van voorarrest.
1.2 Er bestaat samenhang met de zaken 22/04772, 22/04774, 22/04781 en 22/04945. In de zaak 22/04774 is de verdachte op 7 november 2023 door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard in het beroep in cassatie. In de overige zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3 Namens de verdachte heeft M. Berndsen, advocaat in Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
2 De zaak
Deze zaak is één van vijf samenhangende zaken waarin Roemeense verdachten zijn vervolgd naar aanleiding van een ladingdiefstal uit een op de A73 rijdende vrachtwagen op 24 juli 2017. De daders van die diefstal hebben op de snelweg het slot en de zegel van deze vrachtwagen doorgezaagd. Vervolgens hebben zij 960 iPhones uit de vrachtwagen gehaald. Deze vorm van mobiel banditisme staat wel bekend als de “Roemeense methode”. De verdachten zijn op 29 juli 2017 aangehouden in een woning in een vakantiepark, waar ook de 960 gestolen iPhones werden aangetroffen. Het hof heeft de verdachten vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal van de 960 iPhones en hen telkens veroordeeld voor het medeplegen van opzetheling van de telefoons.
3 Het middel
3.1 Het middel klaagt over de bewijsmotivering en bevat twee deelklachten. Ten eerste wordt geklaagd dat het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging strekkende tot vrijspraak wegens het ontbreken van voldoende bewijs voor het (al dan niet tezamen en in vereniging) voorhanden hebben van 960 iPhones ontoereikend gemotiveerd, althans ten onrechte, heeft verworpen. Ten tweede bevat het middel de klacht dat het hof het bewezenverklaarde voorhanden hebben niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed. Beide klachten steunen op de in de toelichting op het middel neergelegde stelling dat het (kennelijke) oordeel van het hof dat de verdachte moet hebben geweten van de aanwezigheid van de telefoons niet zonder meer begrijpelijk is. De klachten lenen zich daarom voor een gezamenlijke bespreking.
3.2 Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“subsidiair hij in de periode van 24 juli 2017 tot en met 29 juli 2017 te te Otterlo, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met anderen, 960 Apple iPhones (met een geschatte waarde van euro 550.000,--) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”
3.3 De op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2022 overgelegde en voorgedragen pleitnota van de raadsman houdt, voor zover hier van belang, het volgende in (de voetnoot laat ik weg):
“Subsidiaire feit: heling
4. Ook met betrekking tot het subsidiaire feit blijft de verdediging, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, zich op het standpunt stellen dat ook hiervoor het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt. Om tot een bewezenverklaring voor een heling te kunnen komen zal op zijn minst moeten kunnen worden vastgesteld dat cliënt wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de gestolen i-phones.
5. Dat een verdachte zich heeft bevonden in de buurt van gestolen goederen is hier uiteraard voor onvoldoende De gestolen telefoons zijn (op één na )aangetroffen in verhuisdozen in een wit Hyundai bestelbusje die naast de recreatiewoning stond. De andere telefoon is aantroffen in een lade van een televisiemeubel in de woning. De telefoons lagen dus niet in het zicht.
6. De rechtbank heeft in haar vonnis echter overwogen dat cliënt de weggnomen i-phones zou hebben moeten opgemerkt en dat hij daarmee de beschikkingsmacht over de telefoons zou hebben gehad. Dat laatste dat kan de verdediging nog wel enigszins volgen alleen de eerste stap namelijk dat cliënt de telefoons zou moeten hebben opgemerkt is een conclusie die wat betreft de verdediging niet kan worden getrokken op basis van de bewijsmiddelen.
7. Vast staat dat cliënt de woning niet heeft gehuurd en ook de bus waar de telefoons zijn aangetroffen stond niet op zijn naam. Cliënt is ook tijdens de observaties niet gezien in de buurt van bus. Ook hier geen DNA of andere sporen, telefoongesprekken of iets van dien aard waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat cliënt op enige moment heeft geweten dat er gestolen telefoons in de bus aanwezig waren. De gestolen telefoons lagen niet in het zicht en louter het feit dat cliënt in de woning verbleef is onvoldoende om die wetenschap te kunnen staven. De telefoons zijn immers (op 1 na) ook helemaal niet in de woning aangetroffen. In de kamer waar cliënt zou hebben geslapen is weliswaar tape en zijn er wat verhuisdozen aangetroffen maar ook op basis van deze bevindingen kan wetenschap niet worden vastgesteld.
8. Dit zelfde geldt voor de overweging van de rechtbank dat cliënt zijn verklaring, omtrent zijn aanwezigheid aldaar, niet toereikend is geweest. Allereerst heeft de rechtbank in het vonnis niet aangegeven waarop zij dit überhaupt heeft gebaseerd. Maar zelfs indien Uw hof zou aannemen dat cliënt zijn verklaring op een aantal punten minder geloofwaardig is geweest dan is dat op zichzelf nog steeds onvoldoende om hiermee tot een bewezenverklaring van de heling van de gestolen telefoons zou kunnen komen. Uiteindelijk zal buiten gerede twijfel vast moeten kunnen worden gesteld dat cliënt hiervan heeft geweten. Dit bewijs is wat betreft de verdediging, onder meer verwijzend naar punten 26 t/m 31 van mijn pleitnota in eerste aanleg niet geleverd. Cliënt dient dan ook integraal te worden vrijgesproken.”
3.4 Het bestreden arrest bevat de volgende (promis)bewijsoverwegingen (de voetnoten laat ik weg):
“Overwegingen met betrekking tot bewijs
[…]
Standpunt raadsman […]
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman eveneens aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman voert daartoe aan dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de gestolen iPhones.
Oordeel van het hof Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verbalisanten kregen op 24 juli 2017 de melding dat een vrachtautochauffeur beroofd zou worden, terwijl hij nog aan het rijden was. Toen verbalisanten de vrachtauto zagen rijden, hebben zij kenbaar gemaakt dat ze van de politie waren. De chauffeur heeft daarop de vrachtauto gestopt. Vervolgens hebben verbalisanten een onderzoek ingesteld. Daarbij bleken de deuren van de laadruimte gesloten, maar het slot en het aangebrachte zegel waren doorgezaagd/geslepen. De laadruimte van de vrachtauto werd gecontroleerd en zichtbaar was dat twee pallets leeg waren. [aangever] (hierna: ‘[aangever]’), die namens Apple Distribution Intern aangifte deed, heeft verklaard dat 960 Apple iPhones uit de vrachtauto zijn weggenomen en hij schatte de (winkel)waarde van deze telefoons op € 550.000,00. Ook heeft [aangever] een lijst overgelegd, waarop de IMEI-nummers van de weggenomen iPhones staan vermeld.
Op 28 juli 2017 zijn verbalisanten naar aanleiding van ontvangen informatie naar [vakantiepark] in Otterlo gegaan. De receptioniste van dit park vertelde dat [medeverdachte] de vakantiewoning aan het [pad] had gehuurd. Verbalisanten zagen drie voertuigen, waaronder een Hyundai bus met het [kenteken], op de parkeerplaats voor de betreffende vakantiewoning staan. Op de veranda van de vakantiewoning zaten zes mannen, waaronder [medeverdachte]. In de nacht van 28 op 29 juli 2017 zag verbalisant dat de gehele bodem van de Hyundai bus was bedekt met witte dozen.
Op 29 juli 2017 is de politie overgegaan tot de aanhouding van verdachte en medeverdachten. Zij bevonden zich, ten tijde van de aanhouding, allemaal in of rond de vakantiewoning aan het [pad].
De politie heeft de vakantiewoning doorzocht. Een verbalisant trof in het televisiemeubel in de woonkamer één iPhone in een doos aan. Tijdens de doorzoeking zag een verbalisant dat voor de vakantiewoning de Hyundai bus met het [kenteken] geparkeerd stond. In de laadruimte van deze bus lagen over de gehele bodem witte verhuisdozen van de Gamma verspreid. Alle dozen waren dichtgetaped met bruine roltape en ze waren volledig omwikkeld in doorzichtig plasticfolie. Toen één doos uit de bus werd geopend, zag een verbalisant dat de doos was gevuld met 35 doosjes met iPhones. In elk van de andere elf verhuisdozen van de Gamma zaten 84 doosjes met iPhones. Op de doosjes van de aangetroffen telefoons staat een IMEI-nummer. Uit een vergelijking van de IMEInummers op de doosjes met de via DB Schenker ontvangen lijst van weggenomen iPhones bleek dat de ene in de vakantiewoning en de 35 in de Hyundai-bus aangetroffen iPhones afkomstig waren van de partij op 24 juli 2017 weggenomen telefoons.
Ook lagen in de badkamer van de vakantiewoning vijf vuilniszakken gevuld met versneden kartonnen dozen en piepschuim. Onder de trap stond een stapel soortgelijke versneden kartonnen dozen, omwikkeld met bruine tape. Naast de dozen lag een rol plasticfolie. Deze rol was soortgelijk aan het plasticfolie waarmee de dozen in de bus waren omwikkeld. In de hal en in de slaapkamer van verdachte lagen drie respectievelijk twee rollen bruine tape. Zij waren soortgelijk aan de tape waarmee de dozen in de bus waren dichtgetaped. In de slaapkamer van verdachte lagen daarnaast verhuisdozen, gelijk aan die in de bus, en plasticfolie, soortgelijk aan de folie waarmee de dozen in de bus waren omwikkeld.
Verbalisanten hebben het telefoontoestel van een van de aangehouden verdachten afgeluisterd. Op 28 juli 2017 omstreeks 11:52 uur is er met dit toestel een gesprek is gevoerd naar een nummer in Roemenië. De mastlocatie straalde op dat moment aan op [zendmast]. Op dit adres is [vakantiepark] gelegen. De persoon die belt met de telefoon van een van de aangehouden verdachten vraagt aan zijn gesprekspartner in Roemenië hoe de wielen moeten worden ingepakt en of ze weer in kartonendozen moeten worden gepakt, zodat de auto niet vies wordt. De persoon die belt met het nummer in Roemenië antwoordt hierop ‘Ja’. In de woning en de bus zijn geen banden en velgen aangetroffen.
In de vakantiewoning is tevens een portemonnee aangetroffen. In deze portemonnee bevonden zich documenten op naam van [medeverdachte] en een kassabon van de Gamma die dateerde van 28 juli 2017 te 14:18 uur. Op die kassabon stond vermeld dat er - onder andere - vijftien Gamma verhuisdozen, driemaal bruine verpakkingstape en tweemaal transparant krimpfolie waren gekocht.
De technisch beheerder van [vakantiepark] heeft verklaard dat de personen die in de vakantiewoning verbleven, op 26 juli 2017 zijn aangekomen. De reservering stond op naam van [medeverdachte] en bij het maken van de reservering lijkt het e-mailadres van de verdachte te zijn gebruikt. Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie op 30 juli 2017 verklaard dat hij sinds één week in Nederland is en dat hij al die tijd met die andere jongens (het hof begrijpt medeverdachten) in de vakantiewoning waar hij is aangehouden heeft verbleven.
[…]
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens opzetheling in de zin van artikel 416, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dient bewezen te worden verklaard dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de iPhones wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Het hof overweegt dat uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt dat op 28 juli 2017 vanaf het vakantiepark wordt gebeld en dat er wordt besproken dat de iPhones in kartonnen dozen moeten worden verpakt. Nog dezelfde dag - binnen een tijdsbestek van enkele uren - worden er verhuisdozen en ander verpakkingsmateriaal door [medeverdachte] bij de Gamma gekocht. Vervolgens wordt er één dag later in het vakantiehuisje de vermoedelijke resten van de originele dozen van de iPhones, enkele verhuisdozen van de Gamma en overig verpakkingsmateriaal aangetroffen. Die verhuisdozen en verpakkingsmaterialen betroffen dezelfde verhuisdozen en verpakkingsmaterialen als waarmee de iPhones in de bus waren verpakt. Gelet op hierop is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat de iPhones die uit de vrachtwagen zijn weggenomen, nadat zij van hun originele verpakking waren ontdaan, tussen 28 juli 2017 en 29 juli 2017 in de vakantiewoning opnieuw zijn verpakt in de verhuisdozen van de Gamma.
Uit de omstandigheid dat verdachte en medeverdachten voordat zij op 29 juli 2017 werden aangehouden al enkele dagen in de vakantiewoning verbleven en dus ook op het moment dat de grote hoeveelheid iPhones opnieuw verpakt werden in de vakantiewoning aanwezig waren en het versneden originele verpakkingsmateriaal, de bruine tape en het folie in diverse (ook gemeenschappelijke) ruimtes is aangetroffen, leidt het hof af dat de verdachte en medeverdachte tezamen en in vereniging de beschikkingsmacht over de iPhones hebben gehad en daarmee de iPhones voorhanden hebben gehad.
Het hof is tevens van oordeel dat verdachte gelet op de aard van de verkregen goederen, te weten een hoeveelheid van 960 iPhones, ten tijde van het voorhanden krijgen van de iPhones moet hebben geweten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat verdachte geen aannemelijke verklaring met betrekking tot het voorhanden hebben van de 960 iPhones heeft gegeven, is het oordeel van het hof dat het niet anders kan dan dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de iPhones wist dat de iPhones van misdrijf afkomstig waren.
Het hof acht dan ook, evenals de rechtbank, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit.”
3.5 De Hoge Raad heeft in een arrest van 21 maart 2000 over het bestanddeel ‘voorhanden hebben’ in art. 416 Sr het volgende vooropgesteld:
“4.2 […] De wetgever is uitgegaan van een ruim begrip 'voorhanden hebben'. In dit verband is in de Memorie van Toelichting bij het voorstel dat heeft geleid tot de Wet van 9 oktober 1991, Stb. 1991, 520, opgemerkt:
“”Voorhanden hebben” — ter vervanging van “vervoeren”, “bewaren” en “verbergen” uit de huidige delictsomschrijvingen strekt zich uit tot ieder feitelijk voorhanden hebben, met welk doel of krachtens welke titel dan ook. Dus ook het gebruiken van een misdrijfgoed valt hier onder. Voor “voorhanden hebben” is overigens niet nodig dat men te allen tijde onverwijld over het goed kan beschikken. Het omvat ook het kunnen beschikken over een goed dat elders is opgeslagen. Deze betekenis heeft deze term ook in de artikelen 214, 223 en 234 van het Wetboek van Strafrecht. Tenslotte moet over het “voorhanden hebben” worden opgemerkt dat niet iedereen die een goed voorhanden heeft, het goed ook heeft verworven. Zo heeft de vervoerder een goed niet verworven, maar wel voorhanden. (Kamerstukken II 1989–1990, 21 565, nr. 3, blz. 4).”
3.6 Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot strafbaarstelling van verschillende vormen van witwassen heeft geleid, volgt dat het bestanddeel “voorhanden hebben” in het kader van de witwasbepalingen dezelfde betekenis heeft als bij heling.
“2.4.1 Voor het – als pleger – ‘voorhanden hebben’ van een voorwerp in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is vereist dat de verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dat houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de precieze eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp (waaronder begrepen de omvang van een geldbedrag) of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. (Vgl. HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:570.)
2.4.2 Als het medeplegen van het voorhanden hebben van een voorwerp in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is tenlastegelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van zo’n voorwerp. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp (waaronder begrepen de omvang van een geldbedrag) of tot de exacte locatie daarvan. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het voorwerp heeft kunnen uitoefenen in de hiervoor onder 2.4.1 weergegeven zin. (Vgl. over het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen of munitie, HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1938.)”
3.7 De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de iPhones. Daartoe heeft hij, kort gezegd, aangevoerd dat de telefoons niet in het zicht lagen, toen zij door de politie werden aangetroffen en dat ook overigens geen bewijs is voor die wetenschap. De verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat hij heeft geweten van de heling, zo concludeert de raadsman (naar ik begrijp).
3.8 Het hof heeft dat wat de raadsman heeft aangevoerd kennelijk aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt en heeft daarop gereageerd met de weergegeven bewijsoverwegingen. Uit die overwegingen blijkt dat het hof de volgende feiten heeft vastgesteld of afgeleid uit de bewijsmiddelen: i. Op 24 juli 2017 zijn 960 iPhones uit een rijdende vrachtwagen gestolen. ii. De verdachte en de medeverdachten verbleven vanaf 26 juli 2017 in een vakantiewoning van [vakantiepark]. Op 29 juli 2017 zijn zij daar aangehouden. iii. Op 28 juli 2017 is door een van de verdachten vanaf het vakantiepark gebeld (naar een nummer in Roemenië), waarbij is besproken dat de iPhones in kartonnen dozen moeten worden verpakt. Nog dezelfde dag – binnen een tijdsbestek van enkele uren – heeft de [medeverdachte] verhuisdozen en ander verpakkingsmateriaal bij de Gamma gekocht. iv. Bij de doorzoeking van de woning op 29 juli 2017 is één van de uit de vrachtwagen weggenomen iPhones gevonden in een televisiemeubel en zijn de overige gestolen iPhones aangetroffen in een bus die voor de woning stond. De telefoons zaten verpakt in witte Gamma verhuisdozen, die waren dicht getapet met bruine tape en omwikkeld met doorzichtige plastic folie. v. Op 29 juli 2017 zijn in de badkamer en onder de trap in de vakantiewoning de vermoedelijke resten van de originele dozen van de iPhones aangetroffen en zijn in gemeenschappelijke ruimten alsook in de slaapkamer van de verdachte bruine tape en folie gevonden, soortgelijk aan het materiaal dat was gebruikt voor het opnieuw verpakken van de iPhones. Ook zijn er verhuisdozen in de woning gevonden, gelijk aan die in de bus.
3.9 Aan deze feiten heeft het hof de gevolgtrekking verbonden dat de uit de vrachtwagen weggenomen iPhones, nadat zij van hun originele verpakking waren ontdaan, tussen 28 juli 2017 en 29 juli 2017 in de vakantiewoning opnieuw zijn verpakt in verhuisdozen van de Gamma. Gezien het feit dat de verdachte en de medeverdachten op dat moment al enkele dagen in de woning verbleven, alsmede dat verschillende aan deze handeling gerelateerde voorwerpen in verschillende (gemeenschappelijke) ruimtes van de woning zijn aangetroffen, heeft het hof geconcludeerd dat de verdachte en de medeverdachten in vereniging beschikkingsmacht over de iPhones hebben gehad. Hierin ligt als oordeel van het hof besloten dat de verdachte samen met de andere in de woning verblijvende medeverdachten verantwoordelijk was voor het (her)verpakken van de iPhones in de woning en dat hij dus moet hebben geweten van de aanwezigheid van alle iPhones. Dat vind ik zeker geen onbegrijpelijke uitleg van de hiervoor genoemde feiten. Het bewezenverklaarde ‘voorhanden hebben’ is daarmee voor wat betreft de wetenschap van de verdachte toereikend en niet onbegrijpelijk gemotiveerd. Ook heeft het hof voldoende gerespondeerd op dat wat de raadsman hierover heeft aangevoerd.
3.10 Dat betekent dat beide deelklachten falen.
4 Slotsom
4.1 Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
4.2 Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
4.3 Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
HR 21 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1754, NJ 2000/736 m.nt. T.M. Schalken.
Kamerstukken II1999/00, 27 159, nr. 3, p. 15.
HR 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:112, NJ2024/123 m.nt. N. Jörg.