Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Misdrijven
Titel X. Valsheid in muntspeciën en munt- en bankbiljetten
Artikel 214

Artikel 214 (Bezit materialen valsheid munten bankbiljetten)

Laatste versie

Hij die stoffen, voorwerpen of gegevens vervaardigt, ontvangt, zich verschaft of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het namaken of vervalsen van muntspeciën of van munt- of bankbiljetten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Uitleg in duidelijke taal

Hij die stoffen, voorwerpen of gegevens vervaardigt, ontvangt, zich verschaft of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het namaken of vervalsen van muntspeciën of van munt- of bankbiljetten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Dit artikel stelt strafbaar degene die stoffen, voorwerpen of gegevens vervaardigt, ontvangt, zich verschaft of voorhanden heeft, en waarvan hij weet dat deze bestemd zijn voor het namaken of vervalsen van muntspeciën of van munt- of bankbiljetten. De straf die hierop staat, is een gevangenisstraf van maximaal vier jaar of een geldboete van de vierde categorie.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:ZD1754 - Hoge Raad - 20 maart 2000

ECLI:NL:HR:2000:ZD175420 maart 2000Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:407 - Parket bij de Hoge Raad - 15 april 2024

ECLI:NL:PHR:2024:40715 april 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:402 - Parket bij de Hoge Raad - 15 april 2024

ECLI:NL:PHR:2024:40215 april 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:354 - Motiveringsplicht rechter: geen verkort vonnis bij bepleite vrijspraak - 17 februari 2014

ECLI:NL:HR:2014:35417 februari 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een gerechtshof niet kan volstaan met een opgave van bewijsmiddelen (een verkort vonnis) als de verdediging ter zitting vrijspraak heeft bepleit. Dit volgt dwingend uit de tekst van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Parket bij de Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:PHR:2023:1101 - Parket bij de Hoge Raad - 4 december 2023

ECLI:NL:PHR:2023:11014 december 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:1112 - Parket bij de Hoge Raad - 4 november 2024

ECLI:NL:PHR:2024:11124 november 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2024:1224 - Hoge Raad - 7 oktober 2024

ECLI:NL:HR:2024:12247 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Parket bij de Hoge Raad

ECLI:NL:PHR:2024:1021 - Parket bij de Hoge Raad - 24 juni 2024

ECLI:NL:PHR:2024:102124 juni 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2023:6790 - Rechtbank Midden-Nederland - 14 december 2023

ECLI:NL:RBMNE:2023:679014 december 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad

ECLI:NL:HR:1996:ZC9539 - Hoge Raad - 25 november 1996

ECLI:NL:HR:1996:ZC953925 november 1996Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak