Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer22/01883 Datum8 oktober 2024

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 mei 2022, nummer 21-003463-20, in de strafzaak

tegen

[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999, hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2024.