Artikel 140 (Deelneming aan criminele organisatie)
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. De voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk Wetboek is afgegeven, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie.
3. Indien een organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, wordt het in het eerste lid bedoelde feit gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
4. Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.
5. Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.
Uitleg in duidelijke taal
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Dit lid stelt dat deelneming
aan een organisatie
die als oogmerk
heeft het plegen van misdrijven
, wordt gestraft
met een gevangenisstraf
van ten hoogste zes jaren of een geldboete
van de vijfde categorie.
2. De voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard of van rechtswege is verboden of ten aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk Wetboek is afgegeven, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie.
voortzetten van de werkzaamheid
van een organisatie
die:
- bij
onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard
, of van rechtswege is verboden
, often aanzien waarvan een onherroepelijke verklaring als bedoeld in artikel 122, eerste lid, van Boek 10 Burgerlijk Wetboek is afgegeven
,wordt gestraft
met eengevangenisstraf
van ten hoogste twee jaar of eengeldboete
van de vierde categorie.
3. Indien een organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, wordt het in het eerste lid bedoelde feit gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Dit lid specificeert dat indien een organisatie
als oogmerk
heeft het plegen van misdrijven
waarop volgens de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf
van twaalf jaar of meer staat, het feit zoals omschreven in het eerste lid (deelneming) wordt gestraft
met een gevangenisstraf
van ten hoogste tien jaren of een geldboete
van de vijfde categorie.
4. Ten aanzien van de oprichters, leiders of bestuurders kunnen de gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.
Dit lid stelt dat ten aanzien van
de oprichters, leiders of bestuurders
van de organisatie, de gevangenisstraffen
met een derde kunnen worden verhoogd.
5. Onder deelneming als omschreven in het eerste lid wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.
deelneming
zoals omschreven in het eerste lid, ook wordt verstaan (mede begrepen):
- het
verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan
de in het eerste lid genoemde organisatie, alsmede - het
werven van gelden of personen ten behoeve van
die organisatie.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2006:AU9130 - Hoge Raad - 10 april 2006
ECLI:NL:HR:2007:BA0502 - Hoge Raad - 14 mei 2007
ECLI:NL:HR:2015:264 - Hoge Raad - 9 februari 2015
ECLI:NL:HR:2017:413 - Financiële steun aan terroristische organisatie: wanneer is sprake van deelneming? - 13 maart 2017
De Hoge Raad oordeelt dat voor 'deelneming' aan een terroristische organisatie (art. 140a Sr) méér nodig is dan alleen financiële steun. Naast het verrichten van een ondersteunende handeling moet ook bewezen worden dat de verdachte daadwerkelijk 'behoort tot het samenwerkingsverband' van de organisatie.
ECLI:NL:HR:2010:BK6148 - Feitelijk leidinggeven en de criminele organisatie binnen een legale onderneming - 14 juni 2010
Voor een veroordeling wegens deelname aan een criminele organisatie (art. 140 Sr) is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. Ook binnen een hoofdzakelijk legale onderneming kan een organisatie bestaan met het oogmerk misdrijven te plegen.
ECLI:NL:HR:2008:BB7134 - Hoge Raad - 21 januari 2008
ECLI:NL:GHARL:2024:4643 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 11 juli 2024
ECLI:NL:HR:2010:BM0787 - Bewijs van criminele herkomst bij witwassen: een alternatieve legale herkomst - 12 juli 2010
Indien een verdachte van witwassen een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van geld geeft, rust op het OM een onderzoeksplicht. Blijft een legale herkomst mogelijk, dan is niet bewezen dat het geld 'uit enig misdrijf' afkomstig is.
ECLI:NL:HR:2002:AE5651 - Hoge Raad - 7 oktober 2002
ECLI:NL:HR:2018:378 - Geen criminele organisatie bij vereenzelviging van persoon met eigen B.V. - 19 maart 2018
Een natuurlijk persoon kan niet deelnemen aan een criminele organisatie met een rechtspersoon waarmee hij moet worden vereenzelvigd, zoals een B.V. waarvan hij de enige bestuurder, aandeelhouder en werknemer is. Er is dan geen sprake van het vereiste 'samenwerkingsverband' ex art. 140 Sr.