Terug naar bibliotheek
Derde Boek. Rechtsmiddelen
A. Gewone rechtsmiddelen
Titel III. Beroep in cassatie van uitspraken
Artikel 437

Artikel 437 (Termijnen indiening schriftuur cassatiemiddelen)

Laatste versie

1. Indien het openbaar ministerie beroep in cassatie heeft ingesteld, is het op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen een maand nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging aan het openbaar ministerie is verzonden bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen, houdende zijn middelen van cassatie.

2. De verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen twee maanden nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman een schriftuur te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.

3. De benadeelde partij is bevoegd binnen een maand nadat de in het tweede lid van artikel 435 bedoelde kennisgeving is verzonden, harerzijds bij de Hoge Raad door een advocaat een schriftuur te doen indienen, houdende haar middelen over een rechtspunt hetwelk uitsluitend haar vordering betreft. Gedurende die tijd is zij bevoegd tot kennisneming van de processtukken.

Uitleg in duidelijke taal

1. Indien het openbaar ministerie beroep in cassatie heeft ingesteld, is het op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen een maand nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging aan het openbaar ministerie is verzonden bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen, houdende zijn middelen van cassatie.

Dit betekent letterlijk: Indien het openbaar ministerie beroep in cassatie heeft ingesteld, is het verplicht om bij de Hoge Raad een schriftuur in te dienen die zijn middelen van cassatie bevat. Dit moet gebeuren binnen een maand nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging aan het openbaar ministerie is verzonden. De consequentie van het niet voldoen aan deze verplichting is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard (op straffe van niet-ontvankelijkheid).

2. De verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen twee maanden nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman een schriftuur te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.

Dit betekent letterlijk: De verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, is verplicht om via zijn raadsman bij de Hoge Raad een schriftuur te doen indienen die zijn middelen van cassatie bevat. Dit moet gebeuren binnen twee maanden nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging aan de verdachte is betekend. De consequentie van het niet voldoen aan deze verplichting is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard (op straffe van niet-ontvankelijkheid).

3. De benadeelde partij is bevoegd binnen een maand nadat de in het tweede lid van artikel 435 bedoelde kennisgeving is verzonden, harerzijds bij de Hoge Raad door een advocaat een schriftuur te doen indienen, houdende haar middelen over een rechtspunt hetwelk uitsluitend haar vordering betreft. Gedurende die tijd is zij bevoegd tot kennisneming van de processtukken.

Dit betekent letterlijk: De benadeelde partij is bevoegd om harerzijds (van haar kant) binnen een maand nadat de in het tweede lid van artikel 435 bedoelde kennisgeving is verzonden, bij de Hoge Raad door een advocaat een schriftuur te doen indienen. Deze schriftuur moet haar middelen bevatten over een rechtspunt dat uitsluitend haar vordering betreft. Gedurende die tijd is zij ook bevoegd tot kennisneming van de processtukken.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad194x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:413 - Financiële steun aan terroristische organisatie: wanneer is sprake van deelneming? - 13 maart 2017

ECLI:NL:HR:2017:41313 maart 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat voor 'deelneming' aan een terroristische organisatie (art. 140a Sr) méér nodig is dan alleen financiële steun. Naast het verrichten van een ondersteunende handeling moet ook bewezen worden dat de verdachte daadwerkelijk 'behoort tot het samenwerkingsverband' van de organisatie.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad151x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BX0146 - Overzichtsarrest artikel 80a RO: Selectie aan de poort in cassatie - 10 september 2012

ECLI:NL:HR:2012:BX014610 september 2012Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad introduceert de niet-ontvankelijkverklaring op grond van artikel 80a RO. Dit maakt versnelde afdoening mogelijk als een partij klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij cassatie of als de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden, om de Hoge Raad op zijn kerntaken te concentreren.

StrafrechtStrafprocesrecht
Hoge Raad80x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2017:416 - Voorbereiding terroristisch misdrijf: oogmerk volstaat, concrete plannen niet vereist - 13 maart 2017

ECLI:NL:HR:2017:41613 maart 2017Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Voor voorbereiding van een terroristisch misdrijf (art. 96 lid 2 Sr) is het oogmerk van de verdachte voldoende. Het is niet vereist dat het misdrijf naar tijd, plaats en wijze van uitvoering concreet vaststaat. Ook wordt 'werven van gelden' (art. 140 lid 4 Sr) uitgelegd.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad73x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BK4788 - Aanval in plaats van verdediging sluit beroep op noodweer uit - 7 juni 2010

ECLI:NL:HR:2010:BK47887 juni 2010Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een beroep op noodweer, noodweerexces of putatief noodweer kan niet slagen als de gedraging van de verdachte naar de kern bezien niet als verdedigend, maar als aanvallend moet worden aangemerkt. Het inzetten van een (tegen)aanval getuigt niet van een wil tot verdediging.

StrafrechtMaterieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad72x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:1413 - Motiveringsplicht hof bij verwerping betrouwbaarheidsverweer getuigenverklaring - 4 oktober 2021

ECLI:NL:HR:2021:14134 oktober 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad oordeelt dat een hof niet tot een nadere motivering gehouden is als het een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt over de onbetrouwbaarheid van een getuige verwerpt, indien de bewijsvoering zelf al een afdoende weerlegging van dat standpunt inhoudt.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Hoge Raad70x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2014:714 - Kwalificatie-eis witwassen: overdragen en gebruik maken van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen - 24 maart 2014

ECLI:NL:HR:2014:71424 maart 2014Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Hoge Raad stelt dat voor het witwassen van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen, via 'overdragen' of 'gebruik maken', in beginsel niet de extra eis geldt dat de handeling gericht moet zijn op verbergen of verhullen, tenzij sprake is van een uitzonderlijk geval.

StrafrechtFinancieel Economisch Strafrecht, Materieel Strafrecht, Strafprocesrecht
Hoge Raad66x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:BZ1890 - Unus testis-regel: Steunbewijs in zedenzaak moet meer dan betrouwbaarheid bevestigen - 11 februari 2013

ECLI:NL:HR:2013:BZ189011 februari 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

In een zedenzaak kan een bewezenverklaring niet uitsluitend rusten op één getuigenverklaring. Steunbewijs, zoals verklaringen van horen zeggen, moet voldoende inhoudelijke ondersteuning bieden voor de verklaring van de aangever en mag niet enkel de betrouwbaarheid van die aangever bevestigen. Dit volgt uit de bewijsminimumregel van artikel 342, lid 2 Sv.

StrafrechtStrafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Civiel RechtLetselschaderecht
Hoge Raad63x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2006:AV2654 - Hoge Raad - 14 september 2006

ECLI:NL:HR:2006:AV265414 september 2006Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad49x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AE5288 - Hoge Raad - 7 juli 2003

ECLI:NL:HR:2003:AE52887 juli 2003Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtInternationaal Strafrecht, Strafprocesrecht, Materieel Strafrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Hoge Raad51x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2013:1430 - Hoge Raad - 25 november 2013

ECLI:NL:HR:2013:143025 november 2013Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak