ECLI:NL:HR:2025:467 - Toezeggingen aan Gemeente: instemming gemeenteraad vereist voor binding - 27 maart 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Essentie
Toezeggingen door wethouders of ambtenaren kunnen de gemeenteraad alleen binden als de raad hiermee heeft ingestemd. Dit is cruciaal om de democratische besluitvorming en de eigen belangenafweging van de raad te beschermen. Enkel niet-distantiëren is onvoldoende.
Samenvatting feiten
Exploitanten van een recreatiepark ([verweersters]) treden in overleg met de Gemeente over de huisvesting van arbeidsmigranten, wat in strijd is met het bestemmingsplan. Na overleggen met wethouders en ambtenaren menen [verweersters] dat er een toezegging is gedaan voor de huisvesting van een specifiek aantal arbeidsmigranten. De gemeenteraad stelt echter een bestemmingsplan vast met een lager maximum. [Verweersters] vorderen schadevergoeding wegens het niet nakomen van de gestelde toezeggingen door de Gemeente.
Cassatieberoep door
De Gemeente Leudal heeft beroep in cassatie ingesteld. Yadido en [verweersters] hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Rechtsvraag
Kan een toezegging gedaan door onbevoegde organen van een gemeente, zoals wethouders of ambtenaren, worden toegerekend aan het bevoegde orgaan, de gemeenteraad, als het een exclusieve bevoegdheid van de raad betreft (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan)? Meer specifiek, is voor een dergelijke toerekening actieve instemming van de gemeenteraad vereist, of is het voldoende dat de raad geen afstand heeft genomen van de toezegging?
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de klacht van de Gemeente slaagt. Het hof had de instemming van de gemeenteraad niet mogen afleiden uit het feit dat de Gemeente geen afstand heeft genomen van de toezeggingen van de wethouders en ambtenaren. Voor toerekening aan de gemeenteraad is actieve instemming van de raad vereist. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak voor verdere behandeling.
Rechtsregel
Handelingen of toezeggingen van het college van B&W of van gemeenteambtenaren kunnen alleen worden toegerekend aan de gemeenteraad, wanneer de raad het bevoegde orgaan is, indien de gemeenteraad blijk heeft gegeven van instemming met die handelingen. Deze eis van actieve instemming is noodzakelijk om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de zelfstandige en democratisch gelegitimeerde bevoegdheid van de gemeenteraad om een eigen belangenafweging te maken.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad
Deze rechtsoverweging is cruciaal omdat zij de strenge voorwaarden voor het binden van de gemeenteraad aan toezeggingen van andere bestuursorganen (zoals het college van B&W) verduidelijkt. Voor studenten is het belangrijk om de 'instemmingseis' te begrijpen: passiviteit of het niet-distantiëren van de raad is onvoldoende. Dit beschermt de scheiding van bevoegdheden binnen de gemeente en de autonome, democratisch gelegitimeerde beslissingsruimte van de gemeenteraad, met name bij exclusieve bevoegdheden zoals de vaststelling van een bestemmingsplan.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 23/04247 Datum 28 maart 2025
ARREST
In de zaak van
GEMEENTE LEUDAL, zetelende te Heythuysen, gemeente Leudal, EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep, hierna: de Gemeente, advocaat: T.T. van Zanten,
tegen
1. YADIDO B.V.,
gevestigd te Haelen, hierna: Yadido,
2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna: [verweerster 2] ,
3. [verweerster 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna: [verweerster 3] ,
4. FLEXHOTELS B.V.,
gevestigd te Haelen, hierna: FlexHotels, VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidentele cassatieberoep, verweersters 2-4 hierna gezamenlijk: [verweersters] , advocaat: P.A. Fruytier.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. het vonnis in de zaak C/03/286467 / HA ZA 20-636 van de rechtbank Limburg van 19 januari 2022; b. het arrest in de zaak 200.312.096 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 augustus 2023. De Gemeente heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Yadido en [verweersters] hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de Gemeente mede door E.E. Neele en voor Yadido en [verweersters] mede door J.P. Jas. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van zowel het principale cassatieberoep als het incidentele cassatieberoep. De advocaat van de Gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) Yadido is bestuurder en enig aandeelhouder van [verweerster 2] . De gezamenlijk bevoegde bestuurders van Yadido zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 1] respectievelijk [betrokkene 2] ). (ii) [verweerster 2] houdt zich onder meer bezig met het beheer en de exploitatie van onroerend goed en chalets op het recreatiepark Landgoed Leudal (hierna: het park). (iii) De verhuur van de chalets vindt plaats vanuit twee vennootschappen, te weten [verweerster 3] (verhuur aan de recreatieve doelgroep) en FlexHotels (verhuur voor huisvesting van arbeidsmigranten). [verweerster 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van [verweerster 3] en FlexHotels. (iv) In januari 2011 hebben [verweersters] het park overgenomen van de vorige eigenaar. Zij zijn toen met de Gemeente in overleg getreden over hun plannen om het park te vernieuwen en de daarvoor benodigde planologische besluitvorming. [verweersters] wensten op het park nieuwe chalets te bouwen en chalets te verhuren aan arbeidsmigranten, naast de verhuur van chalets aan recreanten. Verhuur aan arbeidsmigranten was onder het destijds geldende bestemmingsplan niet toegestaan (behoudens ontheffing). (v) De vernieuwing van het park wordt uitgevoerd in verschillende fasen, namelijk 1A, 1B, 2 en 3. De chalets van fasen 1A en 1B, die (mede) bestemd zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten, zijn ruimtelijk gescheiden van het parkgedeelte waarop de fasen 2 en 3, bestemd voor recreanten, worden gerealiseerd. (vi) Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente (hierna: het college) heeft op 5 april 2011 een omgevingsvergunning verleend om op het park 25 chalets te bouwen (fase 1A). (vii) Op 19 oktober 2012 heeft naar aanleiding van de vergunningaanvraag voor fase 1B een gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en twee wethouders en twee ambtenaren van de Gemeente. In het ambtelijk verslag van dit gesprek staat onder meer:
“Toelichting stand van zaken (...) Fase 1A is (m.u.v. de daken) gereed, maar zonder deel 1B niet te gebruiken voor de beoogde doelgroep. Om toch inkomsten te genereren is fase 1A in gebruik door arbeidsmigranten. Dit is echter een tijdelijke situatie, tot 1B gereed is. (...)
Afspraken: 1. Fase 1B kan in procedure worden gebracht, een voorstel hiertoe wordt zo spoedig als mogelijk ter besluitvorming aan het college aangeboden; 2. de gebouwen van fase 1A mogen tot het afronden van dit plandeel gebruikt worden voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Dit gebruik is en blijft ook daarna (conform gemeentelijke beleid) binnen de recreatieve bestemming in vergelijkbare omvang als ondergeschikte activiteit mogelijk; 3. fase 1A wordt gelijktijdig afgerond met fase 1B (...).” (viii) Het college heeft op 5 februari 2013 een omgevingsvergunning verleend om op het park 15 vrijstaande chalets en 3 groepenchalets te bouwen (fase 1B). (ix) [betrokkene 2] heeft naar aanleiding van de hiervoor onder (viii) genoemde omgevingsvergunning bij brief van 6 maart 2013 een vraag gesteld aan het college over de uitleg van de term ‘enkel recreatief gebruik’ in het licht van het voornemen om ook arbeidsmigranten te huisvesten. In antwoord daarop heeft het college bij brief van 11 maart 2013 in de eerste plaats verwezen naar het hiervoor onder (vii) genoemde ambtelijke verslag en daaraan het volgende toegevoegd:
“(...) Hoewel dit niet uitdrukkelijk is opgenomen kan wat bij afspraakpunt 2 staat geschreven worden geacht ook te gelden voor fase 1B. Huisvesting van arbeidsmigranten is als ondergeschikte activiteit mogelijk. (...)” (x) De chalets van de fasen 1A en 1B zijn in de loop van 2013 gereed gekomen en vanaf dat moment verhuurd ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. (xi) In de loop van 2013 is besloten dat specifiek voor het park een nieuw bestemmingsplan zal worden gemaakt. (xii) Het college heeft op 17 december 2013 besloten om het (eerste) ontwerpbestemmingsplan in procedure te brengen. (xiii) Het college heeft bij raadsvoorstel van 24 juni 2014 aan de gemeenteraad voorgesteld om in de regels bij het ontwerpbestemmingsplan op te nemen dat op het gebied van de fasen 1A en 1B maximaal 225 arbeidsmigranten mogen verblijven. (xiv) Op 3 september 2014 heeft een driepartijenoverleg plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de actiegroep Houd Haelen Leefbaar (hierna: de actiegroep), [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en twee wethouders en twee ambtenaren van de Gemeente. Van dat overleg is een ambtelijk verslag opgemaakt. Daarin is onder andere opgenomen dat van de zijde van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] als volgt is geantwoord op de namens de actiegroep gestelde vraag wat de uiteindelijke plannen van Landgoed Leudal zijn:
“(...) Vrij snel kwam men tot het inzicht dat de transformatie langer zou gaan duren dan gedacht. Om toch inkomsten te kunnen genereren is de campinghouder in overleg getreden met de gemeente inzake de huisvesting van arbeidsmigranten. De gemeente heeft besloten om aan de huisvesting mee te werken. In fase la en fase lb mogen maximaal 375 arbeidsmigranten gehuisvest worden. Waarbij wordt opgemerkt dat fase 2 en 3 nog gerealiseerd moeten worden. Fase 2 en 3 zijn uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van recreanten. Tijdens de transitiefase worden de chalets uit fase la en lb volledig ingezet voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Na de transitiefase wil de campinghouder de mogelijkheid behouden tot huisvesting van arbeidsmigranten als ondergeschikte nevenactiviteit, zodat inkomsten kunnen worden gegenereerd om ook de rest van de camping (fase 2 en 3) te kunnen transformeren naar een hoogwaardige recreatieve 5 sterren-voorziening. (...)” Onder de kop “Duidelijkheden” staat vervolgens vermeld:
“Partijen zijn het eens over het volgende:
• Transitiefase loopt momenteel;
(...)
• Of de transitiefase 5 of 7 jaar duurt maakt weinig verschil
(…)
• De arbeidsmigranten mogen gedurende de transitiefase gehuisvest worden op het Landgoed -> daarna afbouw tot ondergeschikte nevenactiviteit.
(...)”
(xv) Bij besluiten van 9 september 2014 en 11 november 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld, waarbij het aantal arbeidsmigranten dat mag worden gehuisvest op het gebied van fase 1A en 1B is gemaximeerd op 225.
(xvi) [verweerster 2] en [verweerster 3] hebben tegen de hiervoor onder (xv) genoemde besluiten van de gemeenteraad beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Daarin hebben zij aangevoerd dat in het vastgestelde bestemmingsplan, in afwijking van het met de Gemeente afgesproken aantal van 375, ten onrechte is bepaald dat slechts 225 arbeidsmigranten mogen worden gehuisvest. De Afdeling heeft, voor zover hier van belang, bij uitspraak van 18 november 2015
2.2 [verweersters] vorderen in deze procedure (kort samengevat en voor zover in cassatie van belang) een verklaring voor recht dat de Gemeente is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken dan wel de door de Gemeente gedane toezeggingen ter zake van de huisvesting van arbeidsmigranten, en/of onrechtmatig heeft gehandeld door de besluiten van 9 september 2014 en 11 november 2014 en van 12 juli 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan en door beperking van het maximaal aantal te huisvesten arbeidsmigranten. Voorts vorderen [verweersters] veroordeling van de Gemeente tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
2.3 Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.
3 Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1 Voor zover het beroep is ingesteld tegen Yadido heeft de Gemeente daarbij geen belang, nu het hof Yadido niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep op de grond dat zij haar vorderingen hangende het hoger beroep heeft ingetrokken (zie hiervoor in 2.3). In zoverre moet het beroep van de Gemeente worden verworpen.
3.2.1 De onderdelen 2.7 en 2.8 van het middel bestrijden het oordeel van het hof in rov. 6.6, 6.11 en 6.15 over de toerekening van de toezeggingen die – naar het oordeel van het hof in rov. 6.8-6.11 – zijn gedaan door de wethouder(s) en casemanager(s) van de Gemeente, alsmede de hierop voortbouwende oordelen van het hof in rov. 6.16 en 6.17. De onderdelen klagen onder meer dat het hof heeft miskend dat een onbevoegd gedane toezegging niet kan worden toegerekend aan het bevoegde orgaan indien met die toerekening de wettelijke bevoegdheidsverdeling binnen een gemeente wordt doorkruist, dat de gemeenteraad exclusief bevoegd was om te besluiten de huisvesting van arbeidsmigranten in de chalets van fasen 1A en 1B mogelijk te maken door middel van de vaststelling van een bestemmingsplan, en dat, om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de ruimte van de democratisch gekozen gemeenteraad om een eigen belangenafweging te maken, handelingen van het college, individuele wethouders en gemeenteambtenaren de gemeenteraad – en via deze de gemeente – alleen kunnen binden indien de gemeenteraad daarmee instemt. Het hof heeft niet vastgesteld dat de gemeenteraad met de toezeggingen door de betrokken wethouder(s) en casemanager(s) heeft ingestemd, en het enkele feit dat niet is gebleken dat de Gemeente, nadat een en ander binnen het college en de raad was besproken, afstand heeft genomen van de toezeggingen, is in dit verband onvoldoende, aldus de klacht.
3.2.2 Het hof heeft in rov. 6.5-6.7 tot uitgangspunt genomen dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een toezegging die de Gemeente dient na te komen, moet worden uitgegaan van de maatstaf die de Afdeling heeft ontwikkeld in haar uitspraak van 29 mei 2019,
3.2.3 In rov. 6.15 heeft het hof – onder het kopje “toerekening aan het bevoegd bestuursorgaan”– geoordeeld dat [verweersters] op goede gronden hebben mogen veronderstellen dat de toezeggingen van de betrokken wethouder(s) en casemanager(s) de opvatting van de Gemeente vertolkten. Hiermee heeft het hof kennelijk bedoeld (mede) te beoordelen of de gedane toezeggingen zijn toe te rekenen aan de gemeenteraad, het bestuursorgaan dat bevoegd was te besluiten om de huisvesting van arbeidsmigranten in de chalets van fasen 1A en 1B mogelijk te maken door middel van de vaststelling van een bestemmingsplan.
3.2.4 Uit de rechtspraak van de Hoge Raad
3.3 De onderdelen 2.9 tot en met 2.11 behoeven geen behandeling.
3.4 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
4.1 Yadido komt niet op tegen de beslissing van het hof om haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Zij is dan ook niet ontvankelijk in haar incidentele beroep in cassatie.
4.2 De klachten van het door [verweersters] aangevoerde middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
5 Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep voor zover dit is gericht tegen Yadido;
- vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 1 augustus 2023 voor zover dit is gewezen tussen de Gemeente en [verweersters] ;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt [verweersters] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 999,26 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweersters] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;
in het incidentele beroep:
- verklaart Yadido niet-ontvankelijk in haar beroep;
- verwerpt het beroep voor het overige;
- veroordeelt [verweersters] en Yadido in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweersters] en Yadido deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 28 maart 2025.
ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3507.
ABRvS 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1195.
ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3324.
ABRvS 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4349.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 1 augustus 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2515.
ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694 (Dakterras).
HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1737, rov. 3.7.2.
Zie onder meer ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694; ABRvS 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1639, rov. 4.4; ABRvS 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1175, rov. 27.2; ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2227, rov. 5.3.