ECLI:NL:HR:2025:1530 - Hoge Raad - 10 oktober 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 25/02570 Datum 10 oktober 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene] , wonende te [plaats] , VERZOEKER tot cassatie, hierna: betrokkene, advocaat: D. Rijpma,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM, VERWEERDER in cassatie, hierna: de officier van justitie, niet verschenen.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naarde beschikking in de zaak C/10/696688 / FA RK 25-2312 van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2025. Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2025 en tot afdoening van de zaak op de wijze als vermeld in 3.10 van de conclusie.
2 Uitgangspunten en feiten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) Bij beschikking van 29 oktober 2024 heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met 29 april 2025. (ii) Bij verzoekschrift van 26 maart 2025 heeft de officier van justitie verzocht ten aanzien van betrokkene een aansluitende zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden. (iii) Bij beschikking van 24 april 2025, schriftelijk vastgelegd op 8 mei 2025, heeft de rechtbank aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 24 april 2026.
3 Beoordeling van het middel
3.1 Het middel klaagt dat de op 29 oktober 2024 gegeven zorgmachtiging op grond van art. 6:6 lid 2 Wvggz van rechtswege is vervallen op 20 april 2025, doordat de rechtbank niet uiterlijk drie weken na ontvangst van het verzoekschrift op 26 maart 2025 op dat verzoekschrift heeft beslist. Omdat de zorgmachtiging van 24 april 2025 daardoor niet aansloot op de eerdere zorgmachtiging, kon de rechtbank deze niet verlenen voor de duur van twaalf maanden, maar slechts voor de duur van maximaal zes maanden.
3.2 Deze klacht slaagt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3.
3.3 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Omdat de verzochte zorgmachtiging niet aansloot op een eerdere zorgmachtiging in de zin van art. 6:5, aanhef en onder b, Wvggz, kon de rechtbank slechts een zorgmachtiging verlenen voor de duur van maximaal zes maanden, op de voet van art. 6:5, aanhef en onder a, Wvggz. De Hoge Raad zal daarom de duur van de verleende zorgmachtiging beperken tot zes maanden, dus tot en met 24 oktober 2025.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 april 2025, maar uitsluitend voor zover daarin is bepaald dat de zorgmachtiging geldt tot en met 24 april 2026;
- bepaalt dat de zorgmachtiging geldt tot en met 24 oktober 2025.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, F.J.P. Lock en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 10 oktober 2025.
Zie HR 19 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1321.