Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 24/03698 Datum 3 oktober 2025

ARREST

In de zaak van

  1. [eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiseres 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiser 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiseres 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiser 5] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiseres 6] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiser 7] ,

wonende te [woonplaats] ,

  1. [eiseres 8] ,

wonende te [woonplaats] , EISERS tot cassatie, hierna: [eisers] , advocaten: M.J. van Basten Batenburg en M. van Tiel,

tegen

  1. [verweerster 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

  1. [verweerster 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats], VERWEERSTERS in cassatie, hierna: [verweersters], advocaat: J.P. van den Berg.

1 Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. de vonnissen in de zaak C/02/396895/ HA ZA 22-203 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 juni 2022 en 8 februari 2023; b. het arrest in de zaak 200.327.415/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 juli 2024. [eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweersters] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend. De zaak is voor [verweersters] toegelicht door haar advocaat. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaten van [eisers] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweersters] begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op 3 oktober 2025.