Aansprakelijkheid voor schade bij risicovolle bouwwerken ondanks zorgvuldig handelen
Arrest
Rechtsgebieden
Essentie
Zelfs bij zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van risicovolle bouwwerkzaamheden kan de veroorzaker aansprakelijk zijn voor de ontstane schade. Het enkele feit dat zorgvuldig is gehandeld, sluit onrechtmatigheid niet uit wanneer het risico op schade aan derden zich verwezenlijkt.
Samenvatting feiten
Aannemer Multi bouwt in opdracht van [verweerder 2] een kelder naast het pand van [eiseressen]. Tijdens de werkzaamheden raakt Multi een obstakel, waarna scheurvorming en een gesprongen etalageruit ontstaan in het pand van [eiseressen]. Ondanks sommaties worden de werkzaamheden voortgezet. De schade verergert, wat leidt tot een bouwstop en ontruiming op last van de gemeente. [eiseressen] stellen Multi en [verweerder 2] aansprakelijk voor de geleden schade.
Cassatieberoep door
Het cassatieberoep is ingesteld door [eiseressen], zijnde de eigenaar, exploitant en bewoners van het pand dat schade heeft opgelopen.
Rechtsvraag
Is een aannemer (Multi) die risicovolle bouwwerkzaamheden uitvoert, aansprakelijk voor de zaakschade die een derde ([eiseressen]) hierdoor lijdt, ook als de aannemer alle redelijke voorzorgsmaatregelen heeft getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig heeft uitgevoerd? Met andere woorden, kan het veroorzaken van schade onder deze omstandigheden toch een onrechtmatige daad opleveren die tot schadevergoeding verplicht?
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelt dat het hof heeft miskend dat een aannemer ook aansprakelijk kan zijn voor schade door bouwwerkzaamheden als deze zorgvuldig zijn voorbereid en uitgevoerd. Omdat het oordeel over de aannemer (Multi) sneuvelt, kan ook het oordeel over de aansprakelijkheid van de opdrachtgever ([verweerder 2]) niet in stand blijven. De zaak wordt verwezen voor nieuwe behandeling.
Rechtsregel
Indien aan bouwwerkzaamheden een aanmerkelijk risico op schade voor derden is verbonden, zelfs bij zorgvuldige uitvoering, kan het verwezenlijken van dat risico een onrechtmatige daad opleveren. De benadeelde hoeft die schade niet zonder meer te dragen. Relevant is dat de werkzaamheden in het belang van de uitvoerder (en diens opdrachtgever) zijn, geen voordeel voor de benadeelde opleveren en de uitvoerder zich tegen de aansprakelijkheid kan verzekeren.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Uit hetgeen het hof in rov. 2.6.3 van zijn arrest heeft vastgesteld (zie hiervoor in 2.4) volgt dat aan de bouwwerkzaamheden van Multi een aanmerkelijk risico verbonden was dat aan het pand van [eiseres 1] schade zou worden toegebracht, ook indien maatregelen ter voorkoming van schade werden getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig werden uitgevoerd. Waar dit risico zich vervolgens heeft verwezenlijkt, kan niet zonder meer worden aanvaard dat [eiseressen] de daardoor veroorzaakte schade dienen te dragen. Hierbij is van belang dat de werkzaamheden in het belang van (de opdrachtgever van) Multi werden uitgevoerd en voor [eiseressen] geen voordeel opleverden, dat de schade van [eiseressen] niet zonder meer behoort tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander, en dat het veeleer op de weg van Multi lag om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren. Het uitvoeren van deze werkzaamheden door Multi met schade aan het pand van [eiseres 1] tot gevolg, kan daarom een onrechtmatige daad opleveren die verplicht tot vergoeding van de schade die daarvan het gevolg is.
Deze rechtsoverweging is cruciaal omdat de Hoge Raad hier de grenzen van de zorgvuldigheidsnorm bij risicovolle activiteiten oprekt. Het laat zien dat 'zorgvuldig handelen' niet altijd een vrijbrief is om schade bij derden te veroorzaken. De Hoge Raad weegt de belangen af en concludeert dat het risico van voorzienbare schade niet primair bij de onschuldige, gelaedeerde partij hoort te liggen, maar bij degene die de risicovolle, voordeel-opleverende activiteit ontplooit en zich daartegen kan verzekeren. Dit introduceert een risico-element in de onrechtmatigheidstoets.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/01886 Datum 12 januari 2024
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V. (hierna: [eiseres 1]),
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2] B.V. (hierna: [eiseres 2]),
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiser 3] (hierna: [eiser 3]),
wonende te [woonplaats],
4. [eiseres 4] (hierna: [eiseres 4]),
wonende te [woonplaats], EISERS tot cassatie, hierna gezamenlijk: [eiseressen], advocaten: M. Littooij en M.B.A. Alkema,
tegen
MULTI-BOUWSYSTEMEN B.V., gevestigd te Soest, VERWEERSTER in cassatie, hierna: Multi, advocaat: R.T. Wiegerink,
en tegen
[verweerder 2], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, hierna: [verweerder 2], advocaat: M.S. van der Keur.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar: a. de vonnissen in de zaak C/01/320627 / HA ZA 17-310 van de rechtbank Oost-Brabant van 9 augustus 2017, 29 november 2017 en 19 september 2018; b. de arresten in de zaak 200.254.542/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 april 2019, 21 april 2020 en 22 februari 2022. [eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof van 22 februari 2022 beroep in cassatie ingesteld. Multi en [verweerder 2] hebben ieder afzonderlijk een verweerschrift tot verwerping ingediend. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaten van [eiseressen] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [eiseres 1] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: het pand). [eiseres 2] exploiteert in het pand een groot- en detailhandel in wijnen. [eiser 3] en [eiseres 4] bewonen de bovenwoning in het pand. (ii) [verweerder 2] is sinds 2012 eigenaar van de naast het pand gelegen onroerende zaak ([adres 2] te [plaats]). (iii) Op 22 juni 2015 is aan [verweerder 2] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een winkel met appartementen en een kelder op het perceel [adres 2]. [verweerder 2] heeft met Multi een aannemingsovereenkomst gesloten voor het plaatsen van een zogenoemde afzinkkelder. (iv) Multi is op 12 juli 2016 gestart met het afzinken van de kelder. (v) Op 15 juli 2016 is tijdens deze werkzaamheden een deel van de kelderwand gescheurd als gevolg van het raken van een obstakel in de bodem en zijn de werkzaamheden stilgelegd. (vi) Multi heeft vervolgens contact opgenomen met haar CAR-verzekeraar. De CAR-verzekeraar heeft laten weten dat de ontstane situatie moest worden besproken met alle betrokkenen, waaronder de eigenaar van het pand ([eiseres 1]) en dat indien niet aan deze eis werd voldaan, de verdere werkzaamheden niet gedekt zouden zijn. (vii) Hierna heeft [verweerder 2] Multi geïnstrueerd de werkzaamheden voort te zetten voor rekening en risico van [verweerder 2] en zonder overleg met [eiseres 1]. (viii) Multi heeft het obstakel gedeeltelijk verwijderd en twee zogenoemde groutinjecties in de grond gedaan ter stabilisatie. Het afzinkproces is vervolgens op 18 juli 2016 hervat. (ix) Op 22 juli 2016 heeft de advocaat van [eiseressen] bij Multi en [verweerder 2] gemeld dat die dag een etalageruit in het pand van [eiseres 1] is gesprongen en dat sprake is van ernstige scheurvorming in het pand, en hen gesommeerd de werkzaamheden te staken. Multi heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven en de werkzaamheden voortgezet. (x) Op 27 juli 2016 heeft de advocaat van [eiseressen] de gemeente [plaats] (hierna: de gemeente) over het voorgaande geïnformeerd. De gemeente heeft op 28 juli 2016 een inspectie uitgevoerd waarbij afspraken zijn gemaakt. De afspraken houden onder andere in dat dagelijks deformatiemetingen moeten plaatsvinden, dat meting van de scheurvorming moet plaatsvinden en dat er direct nadat de kelder op diepte is, beton moet worden gestort tussen de kelderwand en de fundering. (xi) De werkzaamheden in verband met het afzinken van de kelder zijn op 29 juli 2016 afgerond. (xii) Omdat uit de deformatiemetingen bleek dat het pand verder verzakte, heeft de gemeente op verzoek van [eiseressen] op 12 augustus 2016 spoedeisende bestuursdwang toegepast, onder andere inhoudende een bouwstop en ontruiming en verzegeling van het pand. (xiii) Nadat Multi in overleg bepaalde maatregelen had getroffen, is de bouwstop op 18 augustus 2018 opgeheven en is de kelder afgebouwd.
2.2 [eiseressen] vorderen in deze procedure onder meer een verklaring voor recht dat Multi en [verweerder 2] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiseressen] en veroordeling van Multi en [verweerder 2] om de door [eiseressen] geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat.
2.3 De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseressen] afgewezen.
2.4 Het hof
3 Beoordeling van het middel
3.1.1 Onderdeel 1 van het middel richt zich tegen het oordeel van het hof in rov. 2.6.1 dat een gedraging niet reeds onrechtmatig is vanwege het enkele feit dat zaaksbeschadiging zich voordoet en een (voorzienbaar) gevolg is van die gedraging. Volgens het onderdeel getuigt dit oordeel van een onjuiste rechtsopvatting omdat in het algemeen, althans in gevallen waarin als gevolg van bouwwerkzaamheden (zaak)schade ontstaat in de omgeving, reeds de enkele beschadiging van het eigendom van een ander onzorgvuldig en dus onrechtmatig is, nu daarmee inbreuk wordt gemaakt op het recht op het volle en onaangetaste genot van het eigendom.
3.1.2 Deze klacht faalt. Uit de wetsgeschiedenis van art. 6:162 BW blijkt dat van een inbreuk op een recht als bedoeld in art. 6:162 lid 2 BW niet reeds sprake is op grond van de enkele omstandigheid dat een gedraging letsel of zaaksbeschadiging als voorzienbaar gevolg heeft; een zodanige gedraging is in het algemeen alleen onrechtmatig als zij in strijd was met een norm van geschreven of ongeschreven recht die ertoe strekt letsel of zaaksbeschadiging te voorkomen.
3.2.1 Onderdeel 2 richt zich tegen het oordeel van het hof dat Multi bij de voorbereiding en uitvoering van de bouwwerkzaamheden niet in strijd heeft gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De onderdelen 2.1, 2.2 en 2.4 klagen in de kern dat het hof heeft miskend dat Multi bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden dient te voorkomen dat aan eigendommen van derden schade ontstaat. Deze (overkoepelende) zorgvuldigheidsverplichting brengt volgens de onderdelen mee dat wanneer bij de bouwwerkzaamheden van Multi, ondanks een zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van die werkzaamheden, toch schade ontstaat aan de eigendommen van derden, Multi voor die schade aansprakelijk is.
3.2.2 Uit hetgeen het hof in rov. 2.6.3 van zijn arrest heeft vastgesteld (zie hiervoor in 2.4) volgt dat aan de bouwwerkzaamheden van Multi een aanmerkelijk risico verbonden was dat aan het pand van [eiseres 1] schade zou worden toegebracht, ook indien maatregelen ter voorkoming van schade werden getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig werden uitgevoerd. Waar dit risico zich vervolgens heeft verwezenlijkt, kan niet zonder meer worden aanvaard dat [eiseressen] de daardoor veroorzaakte schade dienen te dragen. Hierbij is van belang dat de werkzaamheden in het belang van (de opdrachtgever van) Multi werden uitgevoerd en voor [eiseressen] geen voordeel opleverden, dat de schade van [eiseressen] niet zonder meer behoort tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander, en dat het veeleer op de weg van Multi lag om zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren. Het uitvoeren van deze werkzaamheden door Multi met schade aan het pand van [eiseres 1] tot gevolg, kan daarom een onrechtmatige daad opleveren die verplicht tot vergoeding van de schade die daarvan het gevolg is.
3.2.3 De onderdelen slagen dan ook voor zover zij klagen dat het hof heeft miskend dat ook wanneer Multi bij de voorbereiding en uitvoering van de bouwwerkzaamheden voldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van schade aan zaken van derden en de werkzaamheden op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd, zij aansprakelijk kan zijn voor de schade die [eiseressen] door de bouwwerkzaamheden hebben geleden.
3.3 Het door onderdeel 3 bestreden oordeel van het hof (in rov. 2.7.1-2.7.3) dat [verweerder 2] als opdrachtgever niet aansprakelijk is jegens [eiseressen] kan niet in stand blijven nu dit oordeel mede berust op het door de onderdelen 2.1, 2.2 en 2.4 met succes bestreden oordeel dat Multi niet onrechtmatig jegens [eiseressen] heeft gehandeld. De klachten van onderdeel 3 behoeven daarom geen behandeling.
3.4 Het slagen van de onderdelen 2.1, 2.2 en 2.4 brengt voorts mee dat rov. 2.9.1 en het dictum van het arrest niet in stand kunnen blijven. Ook onderdeel 4 is dus gegrond.
3.5 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 februari 2022;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt Multi en [verweerder 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseressen] begroot op € 7.328,72 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 12 januari 2024.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 februari 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:525.
Parl. Gesch. Boek 6, p. 614.
Vgl. HR 3 april 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5569, rov. 3.