Vernietiging onbevoegdverklaring scheidsgerecht op grond van art. 1065 Rv uitgesloten
Arrest
Rechtsgebieden
Essentie
Een beslissing van een scheidsgerecht waarin het zich onbevoegd verklaart wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst, kan niet worden vernietigd op grond van art. 1065 lid 1 Rv. In dat geval herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter.
Samenvatting feiten
[eisers] zijn aandeelhouders met zowel de Venezolaanse als de Spaanse nationaliteit van een familiebedrijf in Venezuela. In 2010 heeft Venezuela hun eigendommen onteigend zonder compensatie. Op basis van een bilateraal investeringsverdrag uit 1995 tussen Spanje en Venezuela hebben [eisers] een arbitrageprocedure gestart. Het scheidsgerecht verklaarde zich echter onbevoegd wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst, waarna [eisers] bij de Nederlandse rechter vernietiging van dit arbitrale vonnis vorderden.
Cassatieberoep door
[eisers] hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag.
Rechtsvraag
De centrale rechtsvraag in deze zaak is of een arbitraal vonnis, waarin het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op grond van het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, vatbaar is voor vernietiging door de overheidsrechter op de voet van artikel 1065 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat een beslissing van een scheidsgerecht waarbij het zich onbevoegd verklaart wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst, niet kan worden vernietigd op grond van art. 1065 lid 1 Rv. De wetgever heeft beoogd dat in een dergelijk geval de bevoegdheid van de gewone rechter herleeft (art. 1052 lid 5 Rv), wat een vordering tot vernietiging uitsluit. De Hoge Raad verwerpt daarom het cassatieberoep.
Rechtsregel
Een beslissing van een scheidsgerecht waarbij het zich onbevoegd verklaart omdat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, is niet vatbaar voor vernietiging op grond van art. 1065 lid 1 Rv. Op grond van art. 1052 lid 5 Rv is de consequentie van een dergelijke onbevoegdverklaring dat de gewone rechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen. Dit geldt zowel voor nationale als voor internationale (investerings)arbitrages die in Nederland plaatsvinden.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Uit de hiervoor in 3.2.3 en 3.2.4 aangehaalde toelichting bij art. 1052 lid 5 (oud) Rv en art. 1065 lid 1 (oud) Rv blijkt dat de onbevoegdverklaring wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage door een scheidsgerecht betekent dat de gewone rechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen en dat dit (een vordering tot) vernietiging van die beslissing uitsluit. Deze benadering strookt met die van de Uncitral Model Law on International Commercial Arbitration.
In de wetsgeschiedenis van art. 1052 lid 5, eerste volzin, Rv zijn geen aanwijzingen te vinden voor de opvatting dat de in die volzin bedoelde bevoegdheid van de overheidsrechter alsnog kan wegvallen doordat de onbevoegdverklaring van het scheidsgerecht wordt vernietigd op de voet van art. 1065 lid 1 Rv. Wel bepaalt het in 2015 ingevoerde art. 1052 lid 6 Rv dat een onbevoegdverklaring als bedoeld in art 1052 lid 5 Rv geldt als een arbitraal vonnis waarop de eerste afdeling B tot en met de vijfde afdeling van de eerste titel van het Vierde Boek Rv van toepassing is, maar in de wetsgeschiedenis is over deze regel slechts opgemerkt dat het aldus mogelijk wordt gemaakt dat, als de eiser in een vonnis als bedoeld in art. 1052 lid 5 Rv wordt veroordeeld in de kosten van de verweerder voor het voeren van verweer, de verweerder de eventueel door hem gemaakte kosten kan verhalen op grond van art. 1062 Rv.
Deze overwegingen zijn cruciaal omdat de Hoge Raad hier de systematiek van het arbitragerecht uiteenzet. Hij baseert zijn oordeel op de wetsgeschiedenis van zowel de oude (vóór 2015) als de huidige wet, en benadrukt de continuïteit in de bedoeling van de wetgever. De kern is de wisselwerking tussen art. 1052 lid 5 Rv (bevoegdheid gewone rechter) en art. 1065 Rv (vernietiging). Een onbevoegdverklaring activeert de eerste en sluit de tweede uit. De verwijzing naar de UNCITRAL Model Law toont het belang van een internationaal conforme uitleg van het Nederlandse arbitragerecht.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/01710 Datum 21 april 2023
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats], Spanje,
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
6. [eiser 6],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
7. De gezamenlijke erfgenamen van [erflater],
a. [erfgenaam 1], b. [erfgenaam 2], c. [erfgenaam 3], d. [erfgenaam 4], allen wonende te [woonplaats], Venezuela,
8. [eiser 8],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika, EISERS tot cassatie, hierna gezamenlijk: [eisers], advocaat: F.E. Vermeulen,
tegen
DE BOLIVARIAANSE REPUBLIEK VENEZUELA, zetelende te Caracas, Venezuela, VERWEERSTER in cassatie, hierna: Venezuela, advocaat: D.M. de Knijff.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het arrest in de zaak 200.280.055/01 van het gerechtshof Den Haag van 19 januari 2021. [eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Venezuela heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In deze uitspraak gaat het om de vraag of op de voet van art. 1065 Rv vernietiging kan worden gevorderd van de beslissing van een scheidsgerecht waarbij het zich onbevoegd acht wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage.
2.2 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [eisers] behoren tot een familie die afkomstig is van de Canarische eilanden. Een aantal familieleden is halverwege de twintigste eeuw verhuisd naar Venezuela en heeft een voedseldistributiebedrijf overgenomen. [eisers] zijn allen aandeelhouder van dit familiebedrijf. (ii) [eisers] hebben zowel de Venezolaanse als de Spaanse nationaliteit. Een aantal van hen is in Venezuela geboren, anderen hebben in de loop der tijd de Venezolaanse nationaliteit aangenomen. Zij hebben de Spaanse nationaliteit behouden. (iii) Venezuela heeft in 2010 eigendommen van [eisers] onteigend zonder daarvoor een vergoeding te betalen. (iv) Venezuela en Spanje hebben in 1995 een bilateraal investeringsverdrag gesloten (hierna: Verdrag). Art. I lid 1 Verdrag definieert het begrip “investor” onder meer (onder a) als:
“Any physical person who possesses the nationality of one Contracting Party pursuant to its legislation and makes investments in the territory of the other Contracting Party.” Art. XI Verdrag heeft als opschrift “Disputes between a Contracting Party and investors of the other Contracting Party” en bevat de volgende geschillenregeling:
“1. The details of any dispute which may arise between an investor of one Contracting Party and the other Contracting Party concerning the fulfilment by that Party of the obligations established in this Agreement shall be notified in writing by the investor to the Contracting Party receiving the investment. As far as possible, the parties to the dispute shall try to settle their differences by amicable agreement. 2. If a dispute cannot be settled in this way within a time limit of six months from the date of the written notification referred to in paragraph 1, it shall be submitted, at the investor's choice: (a) To the competent courts of the Contracting Party in whose territory the investment was made, or (b) To the International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) established under the Convention on the Settlement of Investment Disputes between States and Nationals of Other States (...), provided that both States parties to this Agreement have acceded to the Convention. If either Contracting Party has not acceded to the Convention, recourse shall be had to the Additional Facility for the administration of conciliation, arbitration and fact-finding procedures by the ICSID secretariat. 3. If for any reason the arbitral bodies referred to in paragraph 2(b) of this article are not available, or if the two parties so agree, the dispute shall be submitted to an ad hoccourt of arbitration established in accordance with the arbitration rules of the United Nations Commission on International Trade Law. 4. The arbitration shall be based on: (a) The provisions of this Agreement and of the other agreements concluded between the Contracting Parties; (b) The rules and principles of international Law; (c) The national law of the Contracting Party in whose territory the investment was made, including the rules relating to conflicts of law. (…)”
2.4 [eisers] vorderen in deze procedure de vernietiging van het arbitrale vonnis op de voet van art. 1065 lid 1 Rv.
2.5 Het hof heeft de vordering van [eisers] afgewezen.
3 Beoordeling van het middel
3.1 Het middel richt rechts- en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof dat de vordering tot vernietiging van de beslissing van het scheidsgerecht dat het onbevoegd is wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, moet worden afgewezen.
3.2.1 De Hoge Raad ziet aanleiding om, alvorens het middel te behandelen, het volgende voorop te stellen.
3.2.2 Het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft Arbitrage tot onderwerp. In de eerste titel is Arbitrage in Nederland geregeld, waaronder begrepen internationale arbitrage die in Nederland plaatsvindt. Het thans geldende Vierde Boek Rv is op 1 januari 2015 in werking getreden
3.2.3 Art. 1052 lid 5, eerste volzin, Rv bepaalt dat indien en voorzover het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op grond van het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage als bedoeld in art. 1052 lid 2 Rv, de gewone rechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen. Deze bepaling is in de wetsgeschiedenis niet nader toegelicht.
3.2.4 Art. 1065 lid 1 Rv bevat de gronden voor vernietiging van een arbitraal eindvonnis. Het is – afgezien van een niet inhoudelijke aanpassing van de redactie van de onder e vermelde grond – gelijkluidend aan art. 1065 lid 1 (oud) Rv.
“Grond a komt alleen dan bij de rechter aan de orde wanneer het scheidsgerecht (…) zich bevoegd oordeelt. Aanvaardt het scheidsgerecht dit beroep [op onbevoegdheid wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage, HR], dan heeft dat volgens het vijfde lid van artikel 1052 ten gevolge dat de gewone rechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen.”
3.2.5 Uit de hiervoor in 3.2.3 en 3.2.4 aangehaalde toelichting bij art. 1052 lid 5 (oud) Rv en art. 1065 lid 1 (oud) Rv blijkt dat de onbevoegdverklaring wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage door een scheidsgerecht betekent dat de gewone rechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen en dat dit (een vordering tot) vernietiging van die beslissing uitsluit. Deze benadering strookt met die van de Uncitral Model Law on International Commercial Arbitration.
3.2.6 In de wetsgeschiedenis van art. 1052 lid 5, eerste volzin, Rv zijn geen aanwijzingen te vinden voor de opvatting dat de in die volzin bedoelde bevoegdheid van de overheidsrechter alsnog kan wegvallen doordat de onbevoegdverklaring van het scheidsgerecht wordt vernietigd op de voet van art. 1065 lid 1 Rv. Wel bepaalt het in 2015 ingevoerde art. 1052 lid 6 Rv dat een onbevoegdverklaring als bedoeld in art 1052 lid 5 Rv geldt als een arbitraal vonnis waarop de eerste afdeling B tot en met de vijfde afdeling van de eerste titel van het Vierde Boek Rv van toepassing is, maar in de wetsgeschiedenis is over deze regel slechts opgemerkt dat het aldus mogelijk wordt gemaakt dat, als de eiser in een vonnis als bedoeld in art. 1052 lid 5 Rv wordt veroordeeld in de kosten van de verweerder voor het voeren van verweer, de verweerder de eventueel door hem gemaakte kosten kan verhalen op grond van art. 1062 Rv.
3.2.7 Zoals hiervoor in 3.2.2 is opgemerkt, heeft de wetgever één regeling gemaakt voor nationale en internationale arbitrages. Onder internationale arbitrages zijn internationale investeringsarbitrages begrepen.
3.3 Uit het voorgaande volgt dat het middel uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting en dus faalt.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Venezuela begroot op € 845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 21 april 2023.
Gerechtshof Den Haag 19 januari 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:14.
Besluit van 30 juni 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 2 juni 2014 tot wijziging van Boek 3, Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het Arbitragerecht, Stb. 2014, 254.
Kamerstukken II 2012/13, 33611, nr. 3, p. 2 en p. 4.
Kamerstukken II 2012/13, 33611, nr. 3, p. 29.
Kamerstukken II 1983/84, 18464, nr. 3, p. 22.
Kamerstukken II 2012/13, 33611, nr. 3, p. 39.
Kamerstukken II 1983/84, 18464, nr. 3, p. 29.
Zie de conclusie van de Advocaat-Generaal, onder 5.18.
Kamerstukken II 2012/13, 33611, nr. 3, p. 29.
Kamerstukken II 2012/13, 33611, nr. 3, p. 3.