Artikel 1052 (Bevoegdheid scheidsgerecht en onbevoegdheidsverweer)
1. Het scheidsgerecht is gerechtigd, over zijn bevoegdheid te oordelen.
2. Een partij die in het arbitraal geding is verschenen, dient een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, voor alle weren te doen, op straffe van verval van haar recht op dat ontbreken later, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen, tenzij dit beroep wordt gedaan op de grond dat het geschil volgens artikel 1020, derde lid, niet vatbaar is voor arbitrage.
3. Een partij die aan de samenstelling van het scheidsgerecht heeft medegewerkt, kan in het arbitraal geding of bij de gewone rechter geen beroep doen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat het scheidsgerecht in strijd met de daarvoor geldende regelen is samengesteld. Een partij die in het arbitraal geding is verschenen en die niet aan de samenstelling van het scheidsgerecht heeft medegewerkt, dient het beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat het scheidsgerecht in strijd met de daarvoor geldende regelen is samengesteld, voor alle weren te doen, op straffe van verval van haar recht daarop later, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen.
4. De beslissing, waarbij het scheidsgerecht zich bevoegd verklaart, kan slechts tegelijk met een daaropvolgend geheel of gedeeltelijk eindvonnis met de rechtsmiddelen, genoemd in artikel 1064, worden bestreden.
5. Indien en voorzover het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op grond van het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage als bedoeld in het tweede lid, is de gewone rechter bevoegd van de zaak kennis te nemen. Indien en voorzover het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op een andere grond, blijft de overeenkomst tot arbitrage van kracht, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
6. De onbevoegdverklaring als bedoeld in het vorige lid, geldt als een arbitraal vonnis waarop de eerste afdeling B tot en met de vijfde afdeling van deze titel van toepassing is.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het scheidsgerecht is gerechtigd, over zijn bevoegdheid te oordelen.
Dit lid stelt dat het scheidsgerecht het recht heeft om zelf te beslissen of het bevoegd is om een zaak te behandelen.
2. Een partij die in het arbitraal geding is verschenen, dient een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, voor alle weren te doen, op straffe van verval van haar recht op dat ontbreken later, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen, tenzij dit beroep wordt gedaan op de grond dat het geschil volgens artikel 1020, derde lid, niet vatbaar is voor arbitrage.
Dit lid bepaalt dat een partij die deelneemt aan de arbitrageprocedure (in het arbitraal geding is verschenen) een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht moet indienen voordat zij andere verweren voert (voor alle weren). Dit beroep moet gebaseerd zijn op het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage. Doet de partij dit niet tijdig, dan verliest zij het recht (verval van haar recht) om zich later, tijdens de arbitrageprocedure of bij de gewone rechter, alsnog op het ontbreken van die overeenkomst te beroepen. Een uitzondering hierop is wanneer het beroep wordt gedaan omdat het geschil volgens artikel 1020, derde lid, helemaal niet door arbitrage beslecht kan worden (niet vatbaar is voor arbitrage).
3. Een partij die aan de samenstelling van het scheidsgerecht heeft medegewerkt, kan in het arbitraal geding of bij de gewone rechter geen beroep doen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat het scheidsgerecht in strijd met de daarvoor geldende regelen is samengesteld. Een partij die in het arbitraal geding is verschenen en die niet aan de samenstelling van het scheidsgerecht heeft medegewerkt, dient het beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat het scheidsgerecht in strijd met de daarvoor geldende regelen is samengesteld, voor alle weren te doen, op straffe van verval van haar recht daarop later, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen.
Dit lid stelt dat een partij die heeft meegewerkt aan hoe het scheidsgerecht is samengesteld, later niet meer kan klagen (beroep doen op de onbevoegdheid) dat het scheidsgerecht onjuist is samengesteld volgens de daarvoor geldende regelen, noch in de arbitrageprocedure, noch bij de gewone rechter. Een partij die wel in de arbitrageprocedure is verschenen maar niet heeft meegewerkt aan de samenstelling, moet een beroep op onbevoegdheid vanwege een onjuiste samenstelling van het scheidsgerecht (in strijd met de daarvoor geldende regelen) indienen voordat zij andere verweren voert (voor alle weren). Doet deze partij dat niet tijdig, dan verliest zij het recht (verval van haar recht) om zich hierop later, tijdens de arbitrageprocedure of bij de gewone rechter, alsnog te beroepen.
4. De beslissing, waarbij het scheidsgerecht zich bevoegd verklaart, kan slechts tegelijk met een daaropvolgend geheel of gedeeltelijk eindvonnis met de rechtsmiddelen, genoemd in artikel 1064, worden bestreden.
Dit lid bepaalt dat als het scheidsgerecht beslist dat het wel bevoegd is, deze beslissing alleen kan worden aangevochten tegelijk met een later volledig (geheel) of gedeeltelijk eindvonnis. Dit aanvechten moet gebeuren via de juridische mogelijkheden (rechtsmiddelen) die in artikel 1064 worden genoemd.
5. Indien en voorzover het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op grond van het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage als bedoeld in het tweede lid, is de gewone rechter bevoegd van de zaak kennis te nemen. Indien en voorzover het scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard op een andere grond, blijft de overeenkomst tot arbitrage van kracht, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
Dit lid regelt wat er gebeurt als het scheidsgerecht zichzelf onbevoegd verklaart. Indien en voorzover dit gebeurt omdat er geen geldige overeenkomst tot arbitrage is (zoals bedoeld in het tweede lid), dan is de gewone rechter bevoegd om de zaak te behandelen. Indien en voorzover het scheidsgerecht zich onbevoegd verklaart om een andere reden, dan blijft de overeenkomst tot arbitrage geldig, tenzij de partijen samen iets anders hebben afgesproken.
6. De onbevoegdverklaring als bedoeld in het vorige lid, geldt als een arbitraal vonnis waarop de eerste afdeling B tot en met de vijfde afdeling van deze titel van toepassing is.
Dit lid stelt dat de beslissing van het scheidsgerecht om zichzelf onbevoegd te verklaren (de onbevoegdverklaring als bedoeld in het vorige lid) wordt beschouwd als een arbitraal vonnis. Hierop zijn de bepalingen van de eerste afdeling B tot en met de vijfde afdeling van deze titel (Vierde Boek, Eerste titel Arbitrage in Nederland) van toepassing.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:PHR:2024:45 - Parket bij de Hoge Raad - 11 januari 2024
ECLI:NL:HR:2014:2837 - Uitleg 'investment' in Bilateraal Investeringsverdrag (BIT) tussen vreemde staten - 25 september 2014
De rechter toetst de bevoegdheid van arbiters op basis van een Bilateraal Investeringsverdrag (BIT) tussen twee vreemde staten voluit. De uitleg van de bepalingen van zo'n BIT wordt echter als 'recht van vreemde staten' beschouwd en kan in cassatie slechts beperkt worden getoetst.
ECLI:NL:HR:2021:1645 - Hoge Raad - 4 november 2021
ECLI:NL:HR:2023:636 - Vernietiging onbevoegdverklaring scheidsgerecht op grond van art. 1065 Rv uitgesloten - 20 april 2023
Een beslissing van een scheidsgerecht waarin het zich onbevoegd verklaart wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst, kan niet worden vernietigd op grond van art. 1065 lid 1 Rv. In dat geval herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter.
ECLI:NL:HR:2009:BG6443 - Hoge Raad - 26 maart 2009
ECLI:NL:PHR:2024:22 - Parket bij de Hoge Raad - 4 januari 2024
ECLI:NL:HR:2009:BJ7834 - Hoge Raad - 3 december 2009
ECLI:NL:HR:2009:BG4003 - Hoge Raad - 26 maart 2009
ECLI:NL:HR:2024:1810 - BIT-uitleg Hoge Raad: 'territory' omvat effectieve controle, tribunaal bevoegd - 5 december 2024
De Hoge Raad oordeelt dat de term 'territory' in het investeringsverdrag (BIT) tussen Rusland en Oekraïne ook gebied omvat waarover een staat effectieve controle uitoefent. De uitleg van het hof, dat het arbitrale tribunaal bevoegd is over onteigende investeringen op de Krim, blijft in stand.
ECLI:NL:HR:2024:1812 - BIT-uitleg na annexatie Krim: Hoge Raad toetst legaliteit investeringen - 5 december 2024
De Hoge Raad vernietigt het oordeel van het hof over de onteigening van investeringen op de Krim. Hoewel de territoriale reikwijdte van het BIT 1998 wordt opgerekt, heeft het hof de betwisting van de rechtmatigheid van diverse investeringen onvoldoende of onbegrijpelijk beoordeeld.