Schuldeisersverzuim en contractueel vervalbeding bij ondeugdelijke softwarelevering
Arrest
Rechtsgebieden
Essentie
Het hof kan een beroep op schuldeisersverzuim niet passeren, zelfs als de prestatie van de schuldenaar ondeugdelijk is. Tevens moet het hof een specifiek beroep op een contractueel vervalbeding, dat verschilt van de wettelijke klachtplicht, kenbaar in zijn oordeel betrekken.
Samenvatting feiten
Equihold gaf softwareontwikkelaar Capgemini opdracht een applicatie te herontwikkelen. De overeenkomst legde de verantwoordelijkheid voor kwaliteit bij Capgemini. Equihold raakte achter met betalingen, waarop Capgemini de werkzaamheden opschortte. Later bleek uit onderzoek in opdracht van Equihold dat de door Capgemini geschreven broncode van zeer slechte kwaliteit was ('FFF' score). De vorderingen van het inmiddels failliete Equihold zijn overgedragen aan [verweerder], die Capgemini aansprakelijk stelt.
Cassatieberoep door
Het cassatieberoep is ingesteld door Capgemini Nederland B.V.
Rechtsvraag
De centrale vragen zijn of een schuldenaar (Capgemini) zich kan beroepen op schuldeisersverzuim (wanbetaling door Equihold) wanneer zijn eigen prestatie (de software) ondeugdelijk is, en of het hof verplicht is om een specifiek beroep op een contractueel vervalbeding te behandelen, los van de algemene wettelijke klachtplicht van artikel 6:89 BW. Het hof had beide verweren van Capgemini gepasseerd.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof. Het oordeel van het hof dat het beroep op schuldeisersverzuim niet opgaat als de prestatie van Capgemini ondeugdelijk was, is juridisch onjuist of onvoldoende gemotiveerd. Bovendien heeft het hof ten onrechte geen aandacht besteed aan het specifieke verweer van Capgemini gebaseerd op het contractuele vervalbeding. De zaak wordt verwezen naar een ander hof voor nieuwe behandeling.
Rechtsregel
Een beroep op schuldeisersverzuim (bijvoorbeeld wegens wanbetaling) kan niet zonder meer worden verworpen op de enkele grond dat de prestatie van de schuldenaar ondeugdelijk is, met name wanneer het verzuim van de schuldeiser voorafgaat aan de (gestelde) tekortkoming van de schuldenaar. Daarnaast dient een rechter een expliciet beroep op een contractueel vervalbeding, dat naast de wettelijke klachtplicht staat, kenbaar te behandelen in zijn uitspraak. Het negeren van een dergelijk verweer leidt tot een motiveringsgebrek.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Deze klachten slagen. [verweerder] heeft zich op het standpunt gesteld dat vanaf de eerste oplevering (juni 2006) de broncode zo gebrekkig was dat alleen een volledig herschrijven van de broncode tot een aanvaardbaar resultaat zou kunnen leiden. In hoger beroep heeft [verweerder] zich op het standpunt gesteld dat de onmogelijkheid tot nakoming er onder andere in is gelegen dat klanten zich hebben afgewend, dat Capgemini bij oplevering van iedere versie van de software definitief ondeugdelijk is nagekomen en dat in ieder geval op 15 juli 2008 sprake was van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Uit de gedingstukken blijkt dat Capgemini zich onder meer erop heeft beroepen dat Equihold reeds vanaf het begin van de samenwerking niet voldeed aan haar (vooruit)betalingsverplichtingen en reeds in januari 2006 achterstanden had laten ontstaan in het accepteren van door Capgemini aangeleverde versies. Het hof heeft deze stellingen niet verworpen, zodat daarvan in cassatie moet worden uitgegaan. Deze stellingen zien op verhinderingen door Equihold dan wel tekortkomingen aan de zijde van Equihold voorafgaande aan de door [verweerder] genoemde tijdstippen waarop Capgemini zou zijn tekortgeschoten dan wel sprake zou zijn van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming. In het licht daarvan heeft het hof met zijn oordeel dat indien komt vast te staan dat de door Capgemini geleverde prestatie ondeugdelijk was in de door [verweerder] gestelde zin, het op voornoemde stellingen gebaseerde beroep van Capgemini op verzuim aan de zijde van Equihold dient te worden verworpen, hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.
(r.o. 3.1.2)Deze klacht slaagt. Capgemini heeft zich beroepen zowel op de wettelijke klachtplicht van art. 6:89 BW als op art. 11.4 van haar algemene voorwaarden, en gewezen op verschillen tussen de wettelijke klachtplicht en de contractuele meldingsplicht. Op het beroep op art. 11.4 van de algemene voorwaarden is het hof niet kenbaar ingegaan. Daarmee heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Gelet daarop behoeven de onderdelen 3.3 en 3.4 geen behandeling.
(r.o. 3.3.2)Deze overwegingen zijn cruciaal. Rechtsoverweging 3.1.2 benadrukt dat de chronologie van tekortkomingen essentieel is. Het verzuim van de schuldeiser (Equiholds wanbetaling) kan de schuldenaar (Capgemini) een opschortingsrecht geven. Het feit dat de prestatie van de schuldenaar later ondeugdelijk blijkt, heft dit eerdere verzuim van de schuldeiser niet automatisch op. Studenten moeten leren dat deze verweren naast elkaar kunnen bestaan en zorgvuldig gewogen moeten worden.
Rechtsoverweging 3.3.2 is belangrijk omdat het de rechterlijke motiveringsplicht illustreert. Een partij die zich beroept op een specifieke contractuele bepaling (een vervalbeding) die afwijkt van een algemene wettelijke regel (de klachtplicht), heeft recht op een gemotiveerde reactie op dat specifieke punt. Het hof mag zo'n verweer niet negeren of stilzwijgend onder de noemer van de wettelijke klachtplicht schuiven.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/00199 Datum 24 maart 2023
ARREST
In de zaak van
CAPGEMINI NEDERLAND B.V., gevestigd te Utrecht, EISERES tot cassatie, hierna: Capgemini, advocaten: B.T.M. van der Wiel en L.V. van Gardingen,
tegen
[verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, hierna: [verweerder], advocaten: I.M.A. Lintel en T.T. van Zanten.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn tussenarrest in deze zaak van 22 januari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:83). De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Capgemini mede door N.M. Bilderbeek. De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaten van Capgemini hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [verweerder] houdt (indirect) ongeveer 80% van de (certificaten van) aandelen in Equihold B.V. en haar (indirecte) dochters 1-2 Focus Holding B.V. en 1-2 Focus Automation B.V. (hierna samen: Equihold). Equihold hield zich onder meer bezig met de exploitatie van softwareproducten. (ii) Capgemini ontwikkelt software. Zij verleent diverse diensten, in het bijzonder consulting-, technologie-, en outsourcingsservices. Ook biedt zij detacheringservices aan. (iii) In 2002 heeft Equihold een sportapplicatie ontwikkeld met de naam 1-2 Focus. Deze applicatie was geschreven in de programmeeromgeving en programmeertaal VB6 (hierna: de applicatie). De applicatie werd gebruikt door FC Barcelona en PSV en werd aanbevolen door diverse internationale sportorganisaties en coaches. (iv) In 2004 heeft Equihold besloten de applicatie om te werken van VB6 naar .NET. In dat verband heeft Equihold met Capgemini in 2005 een "Raamovereenkomst applicatie ontwikkeling Equihold BV" gesloten (hierna: de raamovereenkomst). (v) In de raamovereenkomst staat onder meer het volgende:
“OVERWEGENDE: (...)
- dat Opdrachtgever [HR: Equihold] het voornemen heeft capaciteit op het terrein van business consultancy en applicatieontwikkeling bij Capgemini in te huren; (...) 4.1 Capgemini zal de Diensten onder eindverantwoordelijkheid van Opdrachtgever met zorg uitvoeren, in voorkomend geval overeenkomstig de met Opdrachtgever schriftelijk vastgelegde afspraken en procedures.”
(vi) In bijlage C van de raamovereenkomst staat onder meer het volgende:
"Ten behoeve van de ondersteuning van Equihold bij de verdere ontwikkeling van het softwarepakket 1-2Focus wordt door Capgemini ten behoeve van en in nauwe samenwerking met Equihold een zogenaamde 'Rightshore Software Development Productiestraat' ingericht. Uitgangspunt hierbij is dat Equihold een meerjarig commitment aangaat voor het uitbesteden van al haar software development activiteiten aan Capgemini. (…) De Equihold Rightshore Software Development Productiestraat is een specifiek voor én in samenwerking met Equihold ingericht concept, waarbinnen zowel in Nederland (On shore, Front Office) als in India (Offshore, Back Office) al die werkzaamheden worden verricht die nodig zijn om het softwarepakket l-2Focus (verder) te ontwikkelen, gebruikmakend van de .NET C# ontwikkeltechnologie en de Rational Unified Process (RUP) ontwikkelmethodologie zoals Capgemini die wereldwijd als standaard heeft geadopteerd. De eindverantwoordelijkheid voor de functionaliteit van het softwarepakket l-2Focus ligt en blijft liggen bij Equihold, beslissingen over gewenste ontwikkelrichting van het pakket kunnen alleen door Equihold worden genomen.”
(vii) De eerste oplevering vond plaats in juni 2006 (versie 1.0). (viii) Tussen partijen zijn nadere afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een brief van 24 november 2006 (hierna: de aanvullende overeenkomst). In de aanvullende overeenkomst staat onder meer het volgende:
"De geldende overeenkomst verdient qua type een aanscherping. De discussie in de afgelopen maanden maakte dit duidelijk en tussen fixed price/fixed date project enerzijds en capaciteit anderzijds zit er een wereld van verschil.
Voor de helderheid conform de huidige overeenkomst: Capgemini heeft een inspanningsverplichting, waarbij afspraken gemaakt zijn rondom de door Capgemini op te leveren kwaliteit van de software.
Budget, planning en deadlines zijn verantwoordelijkheden van 1-2Focus, kwaliteit is een verantwoordelijkheid van Capgemini en deze [heeft] wat dat betreft een vetorecht.”
(ix) In januari 2008 had Equihold een betalingsachterstand van € 370.000,--. Bij brief van 17 januari 2008 liet Capgemini weten niet langer de broncode te zullen uitleveren. (x) Bij brief van 30 oktober 2008 heeft Capgemini al haar werkzaamheden opgeschort met ingang van 31 oktober 2008 en ten aanzien van de broncode een beroep gedaan op een retentierecht in verband met een gestelde betalingsachterstand van Equihold. (xi) In 2009 heeft Equihold feitelijk haar activiteiten gestaakt. (xii) In 2010 heeft Equihold de broncode laten onderzoeken door [betrokkene 1], één van haar voormalige medewerkers. [betrokkene 1] concludeert in zijn rapport:
“this code is so poor that full rewrite is inevitable.”
(xiii) Eveneens op verzoek van Equihold is de broncode onderzocht door Software Measurement and Improvement B.V. In haar rapport van 24 oktober 2010 concludeert zij dat de broncode scoort als 'F' in een schaal die loopt van 'AAA' (hoge kwaliteit) tot 'FFF' (lage kwaliteit). (xiv) In oktober 2010 heeft Equihold Capgemini aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. (xv) Equihold is in februari 2013 in staat van faillissement verklaard. (xvi) In december 2014 heeft de curator in het faillissement van Equihold (hierna: de curator) aan Capgemini onder verwijzing naar artikel 6:265 BW geschreven dat de overeenkomst tussen Equihold en Capgemini wordt ontbonden. (xvii) De vorderingen van Equihold op Capgemini zijn overgedragen aan [verweerder].
2.2 [verweerder] vordert onder meer een verklaring voor recht dat Capgemini wanprestatie heeft gepleegd jegens Equihold en dat (de curator van) Equihold de overeenkomst met Capgemini rechtsgeldig heeft ontbonden alsmede dat Capgemini wordt veroordeeld tot terugbetaling van betaalde facturen en tot betaling van schadevergoeding.
2.3 De rechtbank heeft de vorderingen van [verweerder] afgewezen.
2.4 Het hof heeft bij tussenarrest
3 Beoordeling van het middel
3.1.1 De onderdelen 2.1-2.3 van het middel richten zich tegen de verwerping door het hof (in rov. 3.8) van het beroep van Capgemini op verzuim aan de zijde van [verweerder]. De onderdelen voeren onder meer aan dat ook indien komt vast te staan dat de door Capgemini geleverde prestatie ondeugdelijk was, dit nog niet (zonder meer) betekent dat Capgemini zich niet op verzuim aan de kant van Equihold kan beroepen. Ook indien komt vast te staan dat de door Capgemini geleverde prestatie ondeugdelijk was in de door [verweerder] gestelde zin, staat in het licht van de stellingen van Capgemini daarmee niet vast dat Equihold niet in verzuim is geraakt. Het hof heeft miskend dat op grond van het tekortschieten en het verzuim van Equihold Capgemini zich op opschorting van haar verbintenissen kon beroepen, aldus het onderdeel.
3.1.2 Deze klachten slagen. [verweerder] heeft zich op het standpunt gesteld dat vanaf de eerste oplevering (juni 2006) de broncode zo gebrekkig was dat alleen een volledig herschrijven van de broncode tot een aanvaardbaar resultaat zou kunnen leiden. In hoger beroep heeft [verweerder] zich op het standpunt gesteld dat de onmogelijkheid tot nakoming er onder andere in is gelegen dat klanten zich hebben afgewend, dat Capgemini bij oplevering van iedere versie van de software definitief ondeugdelijk is nagekomen en dat in ieder geval op 15 juli 2008 sprake was van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Uit de gedingstukken blijkt dat Capgemini zich onder meer erop heeft beroepen dat Equihold reeds vanaf het begin van de samenwerking niet voldeed aan haar (vooruit)betalingsverplichtingen en reeds in januari 2006 achterstanden had laten ontstaan in het accepteren van door Capgemini aangeleverde versies. Het hof heeft deze stellingen niet verworpen, zodat daarvan in cassatie moet worden uitgegaan. Deze stellingen zien op verhinderingen door Equihold dan wel tekortkomingen aan de zijde van Equihold voorafgaande aan de door [verweerder] genoemde tijdstippen waarop Capgemini zou zijn tekortgeschoten dan wel sprake zou zijn van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming. In het licht daarvan heeft het hof met zijn oordeel dat indien komt vast te staan dat de door Capgemini geleverde prestatie ondeugdelijk was in de door [verweerder] gestelde zin, het op voornoemde stellingen gebaseerde beroep van Capgemini op verzuim aan de zijde van Equihold dient te worden verworpen, hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, hetzij zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.
3.1.3 De overige klachten van de onderdelen 2.1-2.3 kunnen onbehandeld blijven.
3.2.1 Onderdeel 3.1 klaagt onder meer dat onbegrijpelijk is het oordeel van het hof (in rov. 3.9) dat [verweerder] ter gelegenheid van het pleidooi onweersproken heeft verklaard dat Equihold de bevindingen van [betrokkene 1] in januari 2008 met Capgemini heeft gedeeld. Capgemini heeft dit wel degelijk weersproken, zowel ter gelegenheid van het pleidooi als voordien, aldus de klacht.
3.2.2 Deze klacht is gegrond. Capgemini heeft zich zowel in eerste aanleg als in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de bevindingen van [betrokkene 1] van januari 2008 destijds niet met haar zijn gedeeld. Blijkens haar pleitaantekeningen heeft zij ook ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep betwist dat die bevindingen met haar zijn gedeeld. Dat uit het proces-verbaal van de pleidooizitting niet blijkt dat Capgemini nog heeft gereageerd op de ter zitting afgelegde verklaring van [verweerder] dat de bevindingen van [betrokkene 1] met Capgemini zijn gedeeld, is in het licht van de reeds eerder gedane betwistingen zonder nadere motivering onvoldoende voor het oordeel dat Capgemini niet heeft weersproken dat Equihold de bevindingen van [betrokkene 1] in januari 2008 met Capgemini heeft gedeeld.
3.2.3 De klacht kan evenwel niet tot cassatie leiden. Het hof heeft de bestreden overweging ten overvloede gegeven en ook zonder deze overweging is het oordeel van het hof dat Equihold tijdig heeft geklaagd niet onbegrijpelijk. De overige tegen dat oordeel gerichte klachten van onderdeel 3.1 kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
3.3.1 Onderdeel 3.2 klaagt dat het hof niet, althans niet kenbaar, is ingegaan op het beroep van Capgemini op het in art. 11.4 van haar algemene voorwaarden overeengekomen vervalbeding, dat bepaalt dat een voorwaarde voor het ontstaan van enig recht op schadevergoeding is dat de opdrachtgever het bestaan van die schade zo spoedig mogelijk meldt bij Capgemini, en dat Equihold heeft nagelaten dat te doen.
3.3.2 Deze klacht slaagt. Capgemini heeft zich beroepen zowel op de wettelijke klachtplicht van art. 6:89 BW als op art. 11.4 van haar algemene voorwaarden, en gewezen op verschillen tussen de wettelijke klachtplicht en de contractuele meldingsplicht. Op het beroep op art. 11.4 van de algemene voorwaarden is het hof niet kenbaar ingegaan. Daarmee heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Gelet daarop behoeven de onderdelen 3.3 en 3.4 geen behandeling.
3.4 De klachten van onderdeel 4 kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
3.5 Het met onderdeel 5 bestreden oordeel van het hof (in rov. 3.14) dat, indien de stellingen van [verweerder] opgaan, er in wezen sprake is van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming, bouwt voort op het met onderdeel 2 met succes bestreden oordeel (zie hiervoor in 3.1.1-3.1.2) van het hof in rov. 3.8. Onderdeel 5 slaagt daarom eveneens. De klachten van het onderdeel behoeven geen afzonderlijke bespreking.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 oktober 2020;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Capgemini begroot op € 930,81 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 24 maart 2023.
Rechtbank Amsterdam 29 juni 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:4111.
Gerechtshof Amsterdam 20 oktober 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2749.