Hoge Raad: Motivering billijke vergoeding vereist inzichtelijke weging van omstandigheden
Arrest
Rechtsgebieden
Essentie
Een rechter moet inzichtelijk motiveren hoe de hoogte van een billijke vergoeding tot stand is gekomen. Het enkel opsommen van meegewogen omstandigheden is onvoldoende, zeker als de toegekende vergoeding aanzienlijk afwijkt van de berekende loon- en pensioenschade van de werknemer.
Samenvatting feiten
Een werknemer wordt op staande voet ontslagen na een arbeidsconflict en een periode van arbeidsongeschiktheid. Het hof oordeelt dat het ontslag onterecht was, maar ziet geen reden voor herstel van de dienstbetrekking. Het hof kent een billijke vergoeding van € 15.000,-- toe, hoewel de geschatte loonderving bijna € 35.000,-- bedroeg. De werknemer stelt cassatieberoep in tegen de hoogte en motivering van deze vergoeding.
Cassatieberoep door
De werknemer heeft beroep in cassatie ingesteld.
Rechtsvraag
De centrale vraag is of het hof zijn beslissing over de hoogte van de billijke vergoeding (art. 7:683 lid 3 BW) voldoende heeft gemotiveerd. Specifiek, heeft het hof voldoende inzichtelijk gemaakt waarom het, na het vaststellen van een loonderving van bijna € 35.000 en pensioenschade, een vergoeding van slechts € 15.000 toekent, door enkel een aantal omstandigheden op te sommen?
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de motivering van het hof ontoereikend is. Zonder nadere toelichting is het onbegrijpelijk hoe het hof, met de vastgestelde loon- en pensioenschade als uitgangspunt, uitkomt op een aanzienlijk lagere vergoeding van € 15.000. Het hof heeft niet duidelijk gemaakt hoe het de overige omstandigheden heeft gewogen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking en verwijst de zaak naar een ander hof.
Rechtsregel
Bij het vaststellen van de billijke vergoeding moet de rechter in zijn motivering inzicht geven in de omstandigheden die tot zijn beslissing over de hoogte hebben geleid. Het oordeel hierover moet begrijpelijk zijn, rekening houdend met het debat tussen partijen. Een simpele opsomming van factoren is onvoldoende; de weging ervan moet navolgbaar zijn.
Belangrijke rechtsoverwegingen
Het hof heeft in rov. 3.12.1 de loonderving van de werknemer tot uitgangspunt genomen. Het heeft in rov. 3.12.2 overwogen dat het rekening zal houden met de betekenis die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft voor de pensioenvoorziening van de werknemer. Gelet op deze uitgangspunten is zonder nadere motivering onbegrijpelijk dat het hof op grond van de overige in rov. 3.12.2 genoemde omstandigheden is uitgekomen op een billijke vergoeding van € 15.000,--. Dit klemt te meer nu uit de beschikking niet valt af te leiden hoe het hof die overige omstandigheden heeft gewaardeerd.
(r.o. 3.2.2)Deze klacht is gegrond. De duur van het dienstverband, waarop Blue Circle in dit verband een beroep heeft gedaan, is een relevant gezichtspunt. Het hof heeft het echter niet genoemd bij de omstandigheden die volgens rov. 3.12.2 zijn oordeel over de hoogte van de billijke vergoeding hebben bepaald. Ook overigens blijkt niet of en hoe het hof dit gezichtspunt in zijn afweging heeft betrokken. Het oordeel over de hoogte van de vergoeding is daarom ook in dit opzicht onvoldoende gemotiveerd.
Deze overwegingen zijn cruciaal omdat ze de motiveringsplicht van de rechter concretiseren. De eerste passage (3.2.2) laat zien dat een rechter niet kan volstaan met het benoemen van factoren; er moet een begrijpelijke en navolgbare afweging plaatsvinden, vooral wanneer de uitkomst sterk afwijkt van de becijferde schade. De tweede passage (4.2.2) benadrukt dat álle door partijen aangevoerde relevante gezichtspunten (zoals de duur van het dienstverband) kenbaar in de afweging moeten worden betrokken. Dit toont studenten de strikte eisen aan de rechterlijke motivering in het arbeidsrecht.
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 18/05362
Datum 29 mei 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[Werknemer],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: de werknemer,
advocaat: S.F. Sagel,
tegen
BLUE CIRCLE HRM B.V.,gevestigd te Roosendaal,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: Blue Circle,
advocaat: M.A.J.G. Janssen.
de beschikking in de zaak 6337947 AZ VERZ 17-77 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 januari 2018;
de beschikking in de zaak 200.237.216/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 september 2018.
De werknemer heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Blue Circle heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot vernietiging en verwijzing.
2 Uitgangspunten en feiten
2.1 Deze zaak gaat over de motiveringseisen die gelden bij een beslissing over de hoogte van een billijke vergoeding als bedoeld in art. 7:683 lid 3 BW.
2.2 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) De werknemer, geboren in 1957, is in februari 2016 in dienst getreden van Blue Circle op basis van een payroll-overeenkomst voor onbepaalde tijd. Hij was werkzaam als chauffeur voor 40 uur per week, tegen een salaris van € 13,91 bruto per uur, te vermeerderen met vakantiebijslag en toeslagen. (ii) De werknemer is op basis van de payroll-overeenkomst ter beschikking gesteld aan [A] B.V. (hierna: de transportonderneming). (iii) De werknemer heeft zich op 26 augustus 2016 ziek gemeld. (iv) De bedrijfsarts heeft in een verslag van 28 november 2016 geconcludeerd dat de werknemer niet geschikt was voor zijn eigen werk als vrachtwagenchauffeur, maar dat hij wel drie halve dagen per week aangepast werk zou kunnen doen. De werknemer heeft schoonmaakwerkzaamheden op het buitenterrein van Blue Circle verricht. (v) De bedrijfsarts heeft in een probleemanalyse van 25 januari 2017 geschreven dat de werknemer door het aangepaste werk stress ondervond. Hij heeft Blue Circle geadviseerd om in een gesprek met de werknemer tot een oplossing te komen en vermeld dat hij, indien niet voor 3 februari 2017 tot een oplossing zou zijn gekomen, de werknemer per die datum arbeidsgeschikt achtte voor diens eigen werk. (vi) Een gesprek tussen Blue Circle en de werknemer begin februari 2017 heeft niet geleid tot een oplossing. Blue Circle is op 13 februari 2017 gestopt met de betaling van het loon van de werknemer, omdat hij zijn werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur niet wilde hervatten. (vii) De werknemer heeft een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd. Hij heeft met instemming van Blue Circle vanaf 13 februari 2017 zijn vakantiedagen opgenomen. De werknemer is gewaarschuwd dat hij redelijke instructies van Blue Circle moest opvolgen, dat hij zich niet meer schuldig mocht maken aan een negatieve houding of gedrag en dat hij zijn re-integratieverplichtingen diende na te komen. (viii) Het UWV heeft in een deskundigenoordeel van 4 april 2017 geoordeeld dat de werknemer zijn eigen werk op 3 februari 2017 niet volledig kon doen. (ix) Blue Circle heeft in een brief van 13 april 2017 de werknemer opgeroepen om op 14 april 2017 zijn werkzaamheden te hervatten. Hij is voor een tweede maal gewaarschuwd. De werknemer heeft op 14 april 2017 aangepaste werkzaamheden verricht bij de transportonderneming. Blue Circle heeft de betaling van het loon vanaf 14 april 2017 hervat. (x) De werknemer heeft in de tweede helft van april 2017 gedurende drie dagen aangepaste werkzaamheden verricht bij de transportonderneming. De gemachtigde van Blue Circle heeft in een e-mail van 21 april 2017 aan de gemachtigde van de werknemer geschreven dat Blue Circle klachten van de transportonderneming bleef ontvangen en dat de werknemer ondanks de eerdere waarschuwingen zijn negatieve houding niet had verbeterd. De werknemer is voor een derde maal gewaarschuwd. (xi) De bedrijfsarts heeft in een probleemanalyse van 26 april 2017 geschreven dat hij de werknemer arbeidsgeschikt achtte voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur. Hij heeft de werknemer een time-out van twee weken geadviseerd om twee opties te overdenken: re-integratie in eigen werk, of met Blue Circle afspraken maken over hoe uit elkaar te gaan. Blue Circle heeft ingestemd met de time-out. Zij heeft de werknemer gedurende deze periode vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden met behoud van loon. De gemachtigde van Blue Circle heeft in een e-mail van 26 april 2017 aan de werknemer de twee opties van de bedrijfsarts voorgehouden, een gesprek voorgesteld en hem een vierde keer gewaarschuwd dat hij zich aan zijn verplichtingen moest houden. (xii) Blue Circle en de werknemer hebben een gesprek gevoerd, dat geen oplossing heeft gebracht. Blue Circle heeft de werknemer opgeroepen om werkzaamheden bij de transportonderneming te hervatten. (xiii) De werknemer heeft op 18 mei 2017 werkzaamheden bij de transportonderneming verricht. De gemachtigde van de werknemer heeft in een e-mail van die dag aan de gemachtigde van Blue Circle geschreven dat de werknemer was meegereden met een chauffeur van de transportonderneming, dat het hem voorkwam dat de werknemer concentratie- en geheugenproblemen had en dat hij ernstige twijfels had bij het vermogen van de werknemer om een vrachtauto te besturen. (xiv) De werknemer heeft zich op 19 mei 2017, na een afspraak bij de GGZ, ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft op 23 mei 2017 aan Blue Circle geschreven dat hij geen beperkingen zag op basis van ziekte of gebrek. Blue Circle is daarom per 19 mei 2017 voor de tweede maal gestopt met de betaling van het loon. (xv) Het UWV heeft in een deskundigenoordeel van 5 juli 2017 geoordeeld dat de werknemer zijn eigen werk op 18 mei 2017 wel kon doen. (xvi) De gemachtigde van Blue Circle heeft in een e-mail van 21 juli 2017 aan de gemachtigde van de werknemer geschreven dat de intussen gehouden mediation zonder resultaat was beëindigd en dat de werknemer op 24 juli 2017 bij de transportonderneming werd verwacht om zijn werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur te hervatten. De gemachtigde van de werknemer heeft per e-mail diezelfde dag daarop geantwoord dat de werknemer zich arbeidsongeschikt achtte, geen gevolg kon geven aan de oproep zijn werk te hervatten en dat het UWV had laten weten dat een nieuwe beoordeling zou plaatsvinden. (xvii) Blue Circle heeft de werknemer op 24 juli 2017 op non-actief gesteld. De werknemer is op 26 juli 2017 op staande voet ontslagen wegens, samengevat, het meerdere malen niet nakomen van afspraken en interne regels, het veronachtzamen van plichten op grond van de arbeidsovereenkomst, het zich niet gedragen als goed werknemer, het weigeren te voldoen aan redelijke bevelen en opdrachten en onwettig verzuim dan wel werkweigering. (xviii) Het UWV heeft in een brief van 15 augustus 2017 de uitslag van het deskundigenoordeel van 5 juli 2017 bijgesteld, omdat bij de behandeling van de aanvraag geen rekening was gehouden met informatie van de GGZ. Het UWV heeft geoordeeld dat de werknemer zijn eigen werk op 18 mei 2017 inderdaad niet kon doen. In de bijgevoegde vervolgrapportage van de verzekeringsarts van 11 augustus 2017 is geschreven:
“De aanvullende medische rapportage werpt een ander licht op de medische situatie wat betreft inzetbaarheid. Cliënt heeft op 23-05-2017 een uitgebreide intake gehad + behandeladvies. Zie de rapportage GGZ van 23-05-2017 (individueel behandelplan). Met betrekking tot suïcidaliteit is er sprake van een hoog risico (...). Met deze gegevens kan niet verwacht worden dat een werknemer beroepsmatig deelneemt aan het verkeer.”
(xix) De gemachtigde van de werknemer heeft op 22 augustus 2017 verzocht het ontslag op staande voet in te trekken en het salaris door te betalen vanaf 18 mei 2017. Blue Circle heeft volhard in het ontslag.
2.3.1 De werknemer verzoekt in dit geding, voor zover in cassatie van belang, (i) een verklaring voor recht dat sprake is van een opzegverbod en dat aan de opzegging van de arbeidsovereenkomst geen dringende reden ten grondslag ligt; en (ii) veroordeling primair tot herstel van de arbeidsovereenkomst met onder meer betaling van gederfd loon, of subsidiair tot betaling van een billijke vergoeding van € 55.000,--, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag.
2.3.2 De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet rechtsgeldig bevonden.
2.3.3 Het hof heeft geoordeeld dat de feiten en omstandigheden die Blue Circle aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, geen dringende reden opleveren en de werknemer op grond van art. 7:683 lid 3 BW een billijke vergoeding van € 15.000,-- toegekend.
3 Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1 Het middel in het principale beroep klaagt over de motivering van de beslissing over de hoogte van de billijke vergoeding. Het betoogt onder meer dat het hof, door te volstaan met de enkele opsomming van de omstandigheden die het in aanmerking heeft genomen, onvoldoende inzicht heeft gegeven in de overwegingen die ertoe hebben geleid om, uitgaande van het door het hof als vertrekpunt genomen bedrag aan loonderving (dat volgens het middel uitkomt op iets minder dan € 35.000,--), slechts een bedrag van € 15.000,-- toe te wijzen. Het middel wijst er voorts op dat de werknemer zijn schade als gevolg van gemiste pensioenopbouw heeft becijferd op € 4.479,28 en € 13.444,26.
3.2.1 In zijn beschikking van 8 juni 2018
3.2.2 De rechter dient in de motivering van zijn oordeel over de billijke vergoeding inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van die vergoeding hebben geleid.
4 Beoordeling van het middel in het voorwaardelijke incidentele beroep
4.1 Omdat het middel in het principale beroep leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking, dient het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep te worden beoordeeld.
4.2.1 Het middel in het incidentele beroep klaagt onder meer dat het hof bij zijn oordeel over de hoogte van de billijke vergoeding (in rov. 3.12.2) ten onrechte niet het door Blue Circle aangevoerde argument heeft betrokken dat het dienstverband van de werknemer ten tijde van het ontslag slechts 1,5 jaar had geduurd.
4.2.2 Deze klacht is gegrond. De duur van het dienstverband, waarop Blue Circle in dit verband een beroep heeft gedaan, is een relevant gezichtspunt. Het hof heeft het echter niet genoemd bij de omstandigheden die volgens rov. 3.12.2 zijn oordeel over de hoogte van de billijke vergoeding hebben bepaald. Ook overigens blijkt niet of en hoe het hof dit gezichtspunt in zijn afweging heeft betrokken. Het oordeel over de hoogte van de vergoeding is daarom ook in dit opzicht onvoldoende gemotiveerd.
4.3 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 Wet RO).
5 Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
- vernietigt de beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 september 2018;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing; in het principale beroep voorts:
- veroordeelt Blue Circle in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Werknemer] begroot op € 397,07 aan verschotten en € 2.200,- voor salaris; in het incidentele beroep voorts:
- veroordeelt [Werknemer] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Blue Circle begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200, - voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [Werknemer] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 29 mei 2020.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3938.
HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:857, rov. 3.4.2.
HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle), rov. 3.4.4 en 3.4.5.
Zie onder meer HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:857, rov. 3.3.3 en HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (Zinzia), rov. 3.3.2.
Vgl. HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2218 (ServiceNow), rov. 3.4.4.