ECLI:NL:HR:2020:450
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02560 Datum 24 maart 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 25 mei 2018, nummer 22/005852-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, hierna: de verdachte.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft F.T.C. Dölle, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige. De raadsvrouw heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het vierde middel
2.1 Het middel komt op tegen de verwerping van het verweer dat de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in de art. 9 en 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in de weg staan aan de strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
2.2 Op de gronden die zijn vermeld in het heden uitgesproken arrest in de zaak 18/02561 (ECLI:NL:HR:2020:447), rov. 4.4 en 4.5 kan het middel niet tot cassatie leiden.
3 Beoordeling van het vijfde middel
3.1 Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
3.2 Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van elf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
4 Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5 Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze tien maanden en twee weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2020.